vrijdag 30 augustus 2019

Daniil Charms: Drie niet eerder vertaalde verhalen (vertaling)

DANIIL  CHARMS: DRIE NIET EERDER VERTAALDE VERHALEN


In De dappere egel (Vleugels, 2019) publiceerde ik vertalingen van veertig verhalen van Daniil Charms die, op enkele na, niet eerder in Nederlandse vertaling verschenen. Nu blijft nog ruim een dozijn verhalen van Charms over dat onvertaald bleef. Het gaat hier vaak om heel fragmentarisch overgeleverde teksten die, net als de meeste teksten uit De dappere egel, ook ontbreken in de grotere Duitse, Engelse en Franse uitgaven van Charms. Drie van deze teksten heb ik hier vertaald, als aanvulling op het in de De dappere egel gepubliceerde werk.

*
[1] 

Twee mannen gingen de redactie binnen. Beiden namen hun muts af en groetten.
            De een was een krullenbol, de ander was helemaal kaal.
            ‘Wat is er van uw dienst?’ vroeg de redacteur.
            ‘Ik ben de schrijver Poezyrjov’, zei de helemaal kale.
            ‘En ik de kunstenaar Bobyrjov’, zei de krullenbol.

<1930>

 *
 [2]

Ik liep in de Zjoekovskistraat. Daar is het huis waar ik moet zijn. Hier woont mijn vriend. Ik was al lang van plan bij hem langs te gaan, maar ik stelde mijn bezoek steeds uit, omdat hij geen telefoon heeft en ik niet bij hem langs wilde gaan zonder hem thuis te treffen. Vandaag kwam ik er eindelijk toe.
            Mijn vriend heet Anton Antonovitsj Kozlov.

*

[3]

Op een keer ging Semjonov wandelen. Het was een heel warme dag en daarom besloot Semjonov te gaan baden in de rivier.
            Semjonov wandelde heel lang, werd uiteindelijk moe en ging uitrusten op het gras naast de rivier.
            Het was een warme dag en Semjonov besloot te baden in de rivier.

Vertaling: Jan Paul Hinrichs

woensdag 7 augustus 2019

Daniil Charms: De dappere egel (vertaling verschenen)

VEERTIG VERHALEN VAN DANIIL CHARMS VERSCHENEN
Daniil Charms, De dappere egel.
Vertaling Jan Paul Hinrichs
(Bleiswijk: Uitgeverij Vleugels, 2019).

Bij Uitgeverij Vleugels verscheen op 20 augustus 2019 De dappere egel van Daniil Charms. Het gaat hier om veertig verhalen die vrijwel allemaal hier voor het eerst in Nederlandse vertaling verschijnen. 


| Zie: Daniil Charms, De dappere egel. Veertig verhalen vertaald door Jan Paul Hinrichs (Bleiswijk: Vleugels, 2019). 60 pp. ISBN 978 90 7862782 1.


Zie voor drie niet eerder vertaalde verhalen van Charms die niet in dit boekje staan het blogbericht van 30 augustus 2019.

donderdag 1 augustus 2019

Emile en José Erens (Recensie)

EMILE EN JOSÉ ERENS HERDRUKT
 
Het blijft onvergetelijk, het mooiste landgoedproza in onze literatuur, dat letterlijk ruikt naar hooi en winterse haardvuren en we eerder bij Ivan Boenin of Roger Martin du Gard verwachten: de bladzijden die Frans Erens (1857-1935) in zijn herinneringsboek Vervlogen jaren wijdt aan zijn jeugd op het Schaerbeekse landgoed De Kamp. Dit landgoed was ook de geboortegrond van twee andere, nu vergeten auteurs: zijn broer Emile Erens (1865-1951) en neef José Erens (1921-2009). Stichting Os Moddersproak herdrukt nu Korte verhalen (1909) van Emile en de dichtbundel Palet & pennestreek (1960) van José. Binnen het oeuvre van Emile Erens ‘geldt deze eersteling als een buitenbeentje’, aldus uitgever Jean Frins. Het gaat om prozagedichten vol stille landschap- en stadsimpressies in de stijl van Frans Erens’ debuutboek Dansen en rhytmen (1893). Verder was Emile, die een zus van Frans trouwde en een succesvol anjerkweker in Heemstede werd, vooral actief als auteur van tot romans herschreven heiligenlevens als Kluizenaressen (1941) en Uit het leven van Marguerite Marie Alacoque (1949). Net als de gedichten van José, vol nogal fletse bespiegelingen over God, zouden ze niet zijn herdrukt zonder de verbinding met Frans Erens. Daarom zijn we blij met een toegift in Palet & pennestreek: een herinnering aan De Kamp van de ‘ongehuwd gebleven rentenier’ José Erens. Twee luttele zinnen over de plaatselijke harmonie die zijn vader bij haar parade door het dorp kwam groeten, roepen de feodale verhoudingen van weleer feilloos op: ‘Bij gelegenheid van mijn eerste Communie in 1928 bracht deze fanfare ons een aubade en ook paradeerde zij elk jaar op haar feestelijke gang door het dorp voorbij ons huis. Ik herinner me hoe we dan stonden opgesteld tussen de twee eeuwenoude waaiervormige lindebomen vóór ons huis, waarbij mijn vader het vaandel groette met een brede zwaai van zijn hoed.’ In 1971 is dit prachtige huis met luiken en poorten gesloopt. Vervlogen jaren!

Emile Erens, Korte verhalen. 2018. 98 p.  € 10 | José Erens, Palet & pennestreek. 2018. 55 p.  € 10 (Uitgaven van Os Moddersproak, te bestellen via fanmoddersproak@yahoo.com)
 
| Eerder gepubliceerd in De Parelduiker 23 (2019), nr. 4, pp. 73-74.

Hard Werken (Recensie)

HARD WERKEN GEDOCUMENTEERD
 
Valiz, ‘onafhankelijke, internationale uitgeverij op het gebied van kunst, theorie, kritiek, ontwerp en stadscultuur’, komt verrassend met een lijvig boek van Bettina Furnée en Ian Horton over Hard Werken, een Rotterdamse ontwerpstudio die opereerde in de jaren 1979-1994. Het boek bevat enorm veel afbeeldingen van omslagen, affiches, logo’s, stickers, advertenties en andere ontwerpen van dit collectief dat bestond uit Willem Kars, Kees de Gruiter, Tom van den Haspel, Gerard Hadders, Rick Vermeulen en Henk Elinga. Ons interesseert het gelijknamige tijdschrift van de studio waarvan in de jaren 1979-1982 tien nummers verschenen. Het was een Rotterdams fenomeen, met veel locaal nieuws, ook op literair gebied. De Engelstalige tekst positioneert de vormgeving van het blad in de sfeer van internationale designtrends: ‘an early example of postmodern eclectic design’. De anarchistische lay-out, geïnspireerd door Piet Schreuders’ tijdschrift Furore en Andy Warhols Interview, oogt jongensachtig en verfrissend, maar achteraf ook niet meer bijzonder verrassend. Het valt op dat Hard Werken flinke subsidies van de Rotterdamse Kunststichting ontving en toch op verlies draaide. De claim van ‘many mythologies that surround the production’ is dan ineens minder prikkelend. We horen dat het tijdschrift ‘all the qualities of a pop-legend’ heeft en ‘prey of mythical speech’ vormt. Geldt dit ook buiten Rotterdam? Legendes betekenen niets voor buitenstaanders. Op de binnenflappen staan foto’s van het collectief van toen (wakker, ambitieus) en nu (vriendelijk, sadder and wiser) die meteen doen denken aan het eigentijdse fenomeen van oude rockers die nog eenmaal de oude tijd willen laten herleven. Hierbij weigert soms de drummer of bassist een interview, zoals voor dit project  literatuurredacteur van weleer Rien Vroegindewei. De talloze boekomslagen die Hard Werken voor uitgeverij Bert Bakker ontwierp, ervaar ik achteraf  niet als uitgesproken vernieuwend of afwijkend. Geleerde verhalen over de postmoderne aanpak bij het collectief dwingen me niet er nu anders naar te kijken. Hoe dan ook: dit boek is een aantrekkelijke productie die een voorbeeldig gedocumenteerd tijdsbeeld geeft van Nederlands design in het laatste kwart van de vorige eeuw. 

Bettina Furnée & Ian Horton, Hard Werken: One for All. Graphic Art & Design 1979-1994. Amsterdam: Valiz, 2018. 480 pp. € 35,00 (Postjesweg 1, 1057 DT Amsterdam info@valiz.nl)
 
| Eerder gepubliceerd in De Parelduiker 23 (2018), nr. 4, pp.72-73.

Corrado Hoorweg over Wolfgang Frommel (Recensie)

CORRADO HOORWEG OVER WOLFGANG FROMMEL
Het gonst al geruime tijd rond Wolfgang Frommel (1902-1986), de man achter Castrum Peregrini, het Amsterdamse tijdschrift én de sekte in het teken van Stefan George. Eigenlijk waren zijn vermeende seksuele misbruikpraktijken, verkocht als ‘pedagogische eros’, al jaren geen nieuws meer. Deze rubriek besprak de memoires van Joke Haverkorn van Rijsewijk (De Parelduiker 2015/1), die Frommel portretteert als een gevaarlijke, aan seks verslaafde manipulator. In 2017 publiceerde Frank Ligtvoet in Vrij Nederland uitvoerig over zijn destructieve ervaringen in de Frommel-sekte. Aanhangers portretteren Frommel graag als een vluchteling voor het naziregime. Inmiddels heeft Harm Ede Botje in Vrij Nederland ook zijn naziconnecties gedocumenteerd. Een tegengeluid komt van Corrado Hoorweg, pseudoniem van archeoloog Conrad Stibbe (1925), de laatste overlevende van de jongeren die Frommel in de Tweede Wereldoorlog rond zich verzamelde in het Amsterdamse pand Herengracht 401. In In de schaduw van Pan Saturnius beschrijft Hoorweg zijn vriendschap met ‘humanist’ Frommel tot diens dood in 1986. 
    Hoorweg hecht veel belang aan voortekenen. Hij werd geboren in september 1925, dezelfde maand dat Frommel voor het eerst in Nederland was. Zonder ironie concludeert hij: ‘Het is toch zonneklaar dat dat geen toeval […] kan zijn: ik wilde toen al naar hem toe.’ Hoorweg ziet hun verhouding als die ‘van een vader en een zoon’. Na hun eerste ontmoeting in 1944 is Conrad volledig van de kaart: ‘Hij leidde mij binnen: even mocht ik een glimp zien van dat geweldige hemelse geestesleven op aarde, dat tenslotte, al ben ik onwaardig, mijn enige vaderland kan zijn.’ Na een studie klassieke talen wordt Stibbe leraar aan de Quakerschool in Ommen, kweekvijver voor sekteleden. Later werkt hij aan de Leidse universiteit en aan het Nederlands Historisch Instituut in Rome. De stad bood ‘een ongeëvenaard platform waarop ik mij als dichter kon ontplooien.’ Vol bewondering analyseert Hoorweg een eigen gedicht dat ‘behalve in de vorm die een verfijnd ritme met een sterk muzikaal rijmschema verenigt’ ook wat betreft ‘de inhoud een nieuw stadium […] bereikt’.  Het lijkt de bedoeling dat dit boek een claim onderbouwt dat Hoorweg een dichter van enig formaat is.
      Hoorweg was op de antroposofische Vrije School in Den Haag klasgenoot van Jan Arends met wie hij een gestencild dichtbundeltje uitgaf. Frédéric Bastet was zijn collega. Deze contacten waren niet duurzaam. Trouw was Hoorweg alleen aan Frommel: zalvend spreekt hij over lidmaatschap van een ‘familia spiritualis’. Latijn en klassieke referenties fungeren continu als geleerd rookgordijn. Hoorweg wil ons laten geloven dat erotiek an sich er bij Frommel eigenlijk niet toe deed, want het ging om zoveel meer: ‘De liefde werd voor hem bepaald, zo zie ik het, door zijn Panische, Dionysische aard. Hij hield met heel zijn wezen van iemand, jong of oud, jongen of meisje, vrouw of man. De grens tussen geestelijke en fysieke liefde bestond eigenlijk niet voor hem, zij werd in elk geval niet bepaald door een eenzijdige aanleg of een onderlijfse verslaving, maar alleen door een intens beleven van de ander in het geheel van zijn of haar wezen.’ Op beschuldigingen van misbruik in de sekte gaat Hoorweg niet in. In voetnoten geeft hij af op Andreas Burnier die in haar roman Een tevreden lach ‘spottend en cynisch’ op de sekte spuugde en op Joke Haverkorn van Rijsewijk die ‘de draagwijdte van Wolfgangs wil en wereld’ niet begreep. Toch noemt hij veelbetekenend ‘het vinden van jongere vrienden, Wolfgangs grote roeping.’
      Hoorwegs boek portretteert een sekte vol narcisme, waarbinnen newspeak functioneert: wat anderen misbruik en oplichterij vinden, heet onder gelovigen ‘humanisme’. Onderbelicht blijft de economische kant van het sektegebeuren. Alle uitgaven, reizen en feesten van Frommel leken onmogelijk zonder geld van rijke mensen die hij wist te overdonderen: sektegenoot Chris Dekker, bankiersweduwe Selina Pierson en kunstenares Gisèle van Waterschoot van der Gracht, eigenares van Herengracht 401. Decennia zat ‘Pan Saturnius’ Frommel gratis op A-locatie. Maar ook met al zijn faciliteiten kon hij niemand buiten eigen kring van de waarde van zijn werk overtuigen. Hoorweg blijft ondertussen in zijn ‘vader’ geloven, vermoedelijk in de wetenschap dat na zijn dood diens sekte en geschriften geen apologeten meer zullen hebben. Overigens kon in beste Castrum Peregrini-traditie dit boek alleen verschijnen dankzij een gift van een familielid. Op eigen benen heeft deze sekte nooit gestaan.

Corrado Hoorweg, In de schaduw van Pan Saturnius. Het verhaal van een Duits-Nederlandse vriendschap uit de jaren 1944-1986. Baarn: Prominent, 2018. 305 pp. € 25 (info@uitgeverijprominent.nl)
| Eerder verschenen in De Parelduiker 23 (2018), nr. 4, pp. 71-72.