maandag 30 mei 2022

Michail Koezmin: Scherpe wind van het meer (gedicht vertaald)

MICHAIL KOEZMIN

*

Scherpe wind van het meer,

een weg die de berg op gaat…

Zo simpel en teer

de grijze sloep die gekanteld staat.

 

Eenmaal gereed voor je tocht

weet ik toch goed,

je zult halt houden in de bocht

en zwaaien met je hoed…

 

Maar een gevoel vraagt

dat we vertrekken getwee,

en zich op ’t laatst

geen van ons waagt

alleen in de verlaten stee.


Vert. Jan Paul Hinrichs

| Eerder gepubliceerd in: Michail Koezmin, Dagboek 1934. Keuze, vertaling en nawoord van Jan Paul Hinrichs. 's-Gravenhage: Statenhofpers, 2022, pp. 41-42.


dinsdag 17 mei 2022

F.B. Hotz: Joop, Jan en meneer Ginsberg (Recensie)

F.B. HOTZ OP BOEKENJACHT IN LEIDEN

F.B. Hotz (1922-2000) was een fanatieke verzamelaar van boeken en platen. Eind jaren zeventig zag ik hem wel eens bij de maandelijkse zaterdagochtendopruiming van antiquariaat Brill, later Het Oosters Antiquarium, op de Nieuwe Rijn. Bedrijfsleider Rijk Smitskamp en zijn vrouw keken vanaf een verhoging en van achter koffie met taart meedogend toe op de kluwen Breugeliaans grabbelende boekenjagers. Een Turkmeens-Russisch woordenboek vol vochtvlekken, groezelige Maleise oefenboekjes, de obscuurste dingen voor een gulden! De onhandige, donker geklede Hotz viel een keer fel uit naar een concurrent: ‘Dat is van mij!’ Een hand schoot als een tijgerklauw naar zijn bedreigde stapel. Hoe dan ook, over Brill heeft Hotz niet geschreven, maar wel over de voormalige Leidse antiquariaten van Ginsberg op het Kort Rapenburg, Sweris op de Prinsessekade en De Rooy op de Papengracht, Hij deed dat in Jan, Joop en meneer Ginsberg, een nieuwjaaruitgave van het ook verdwenen Leidse antiquariaat Blaeu voor 1985. Bij Jan de Rooy kocht Hotz ‘bijna alles van Van Oudshoorn, in eerste druk en bijna voor niets.’ Dat bleek belangrijk: ‘Van Oudshoorn versterkte mijn sluimerende wens te schrijven, en ik ben De Rooy dus dank verschuldigd.’ Deze antiquaars legden voor vaste klanten als Hotz boeken ‘opzij’, en ook die kostten vrijwel niets. De tekst, die ontbreekt in Het werk (1997) van Hotz, is smaakvol door De Carbolineum Pers herdrukt. Wellicht is het tegen de mores van een bibliofiele uitgever om iets bijzonders van een ander te herdrukken, maar ter verzachting: een brief met herinneringen aan Leidse antiquariaten van Hans van Straten en een nawoord van Blaeu-antiquaar Arne Steenkamp zijn toegevoegd. Van Straten heeft het over de naoorlogse eigenaar Rob Ginsberg, maar dat moet Jacob (Jaap) Ginsberg zijn, de zoon van de in Auschwitz vermoorde oprichter Jacob Ginsberg (1886-1943). Ook Steenkamp maakt melding van Hotz’ aanwezigheid bij Brill. De anekdote boven zal dus wel kloppen: het wás hem.

 

F.B. Hotz, Joop, Jan en meneer Ginsberg. Kalmthout: De Carbolineum Pers, 2021. 50 ex. 25 p. € 60 (www.carbolineumpers.be)


| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 26 (2021), nr. 2, pp. 73-74.

Detlev van Heest & J.J. Voskuil: Beesten (Recensie)

DETLEV VAN HEEST EN J.J. VOSKUIL OVER BEESTEN

Detlev van Heest (1956) is de samensteller van Ik ben ik niet (2014), een bundeling van boekbesprekingen van J.J. Voskuil (1926-2008) uit de jaren vijftig, voorafgegaan door een verslag van gesprekken met Lousje Voskuil. Van Heest publiceert in Beesten fragmenten, toegespitst op dieren, uit zijn briefwisseling met Voskuil. Het is het zoveelste Voskuil-boekje bij De Korenmaat, waar niet toevallig ook Frida Vogels onderdak heeft. De brieven zijn uit de jaren 1999-2001. Bijdragen van Van Heest, die in Japan verblijft, maken het leeuwendeel uit van deze uitgave. Tegenover het Nederlandse varkensleed, staat volgens Van Heest het Japanse berenleed: ‘Geen Japanner zet zich in voor de beren. Elk jaar worden honderden beren doodgeschoten.’ We maken de dood mee van Voskuils poes Masje en de intrede van Dibbes, een nieuwe kat uit het asiel: ‘Ze hadden hem Dimple genoemd, maar dat Engelse gedoe moeten we niet’. De meeste indruk maakt een herinnering van Voskuil aan zijn jeugd. Over zijn geboortestad Den Haag schrijft hij met meer gevoelsdiepte dan over Amsterdam dat later zijn stad werd. De avondwandelingen van Maarten en Nicolien door de Haagse Vruchtenbuurt en aangrenzende wijken, waar Han en Lousje elkaar in de oorlog hadden leren kennen, leveren ook in Het Bureau juist de mooiste passages op. Voskuil schrijft aan Van Heest over een torenkraai, meegenomen uit de Bosjes van Pex, die overdag vrij rondvloog en ’s nachts in zijn slaapkamer in een kooi zat: ‘Op weg naar school zat ze op mijn schouder. Tussen mijn huis en de school waren landjes. Wanneer ik naar binnen ging, vloog ze naar het dak, bleef daar even zitten en vloog vervolgens terug naar huis. [...] Na twee jaar meldde zich in de populieren achter ons huis een minnaar. Ze vloog met hem mee, kwam nog enige tijd ’s avonds terug, maar bleef ten slotte weg. Twee jaar later tijdens de strenge winter van 42 kwamen achterburen waarschuwen dat er een zieke kraai op hun balkon zat. Ik herkende haar meteen en ze was eenmaal in huis ook meteen gewend. Toen ze was opgeknapt, is ze weer weggevlogen, dit keer voorgoed.’ Het is het scenario van een veelbelovend kinderboek dat J.J. Voskuil helaas niet heeft geschreven.

 

Detlev van Heest & J.J. Voskuil, Beesten. Haarlem: De Korenmaat, 2021. 35 pp. 100 ex. € 25 (informatie@hofvanjan.nl)


| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 26 (2021), nr. 2, pp. 71-72.

Max de Jong: Aforismen (Recensie)

AFORISMEN VAN MAX DE JONG

Max de Jong (1917-1951) is van oudsher een kampioen van het marginale circuit. Hij debuteerde als dichter in 1944 met een clandestiene privédruk door Huib van Krimpen. Vanaf de jaren tachtig drukten talloze marginale uitgevers zijn werk. Na een hardnekkige blokkade van rechthebbenden en een pirateneditie verscheen in 2016 een integrale uitgave van De Jongs Dagboek dat al decennia een mythische status had. Het blijft een unicum voor een Nederlands auteur dat zijn reputatie vooral berust op een nagelaten egodocument: een met klinische objectiviteit en monotonie volgehouden verslag van zijn laatste levensjaren die hij als eeuwige student sleet op een gehorige Amsterdamse huurkamer en het libertijnse eethuis De Biekorf. Het zelfvernietigende dagboek is een extreem hoogtepunt uit onze literatuur van ‘vrijgezellen op kamers’. Velen maakten ooit kennis met De Jong via het motto van W.F. Hermans’ Mandarijnen op zwavelzuur: ‘De berg boeken sinds Gutenberg is dermate aangegroeid dat men feitelijk moreel verplicht is als men haar met één vermeerdert, dan ook op zijn minst een heel genre uit te roeien.’ Misschien lukte De Jong zoiets postuum met zijn dagboek, al verwachtte hij bij leven juist een doorbraak met aforismen. Een uitgever vond hij er niet voor.

Het Hermans-motto staat in Aforismen, een door Bob Polak uit tijdschriften en roofdrukken samengesteld deeltje in de Saldencahiers van de Statenhofpers waarin zojuist ook Jeugd, nagelaten autobiografisch proza van F.C. Terborgh verscheen. De inleiding van Hans van Straten (1923-2004) noemt De Jong ‘een van de wonderlijkste mensen die in de jaren na de bevrijding in Amsterdam rondliepen’. Als ik het goed begrijp, staat er geen ongepubliceerd materiaal in Aforismen. Het is de bedoeling in aforismen met zo weinig mogelijk woorden zo scherp, maar ook zo algemeen mogelijk voor de dag te komen. Over de schrijver zelf mogen ze eigenlijk niet gaan. Blijkens zijn dagboek, een soort catalogus van gênante flaters, is praktische levenswijsheid niet het eerste wat men van De Jong verwacht. Wellicht wel inzicht achteraf? In ieder geval lijkt hij, met zijn zure, afgekloven stijl, bij uitstek een man voor dit moeilijke genre. ‘Zodra iets pijnlijk wordt, raken we in de buurt van de waarheid’, is een onvervalst aforisme. De titel lijkt evenwel nogal misleidend, want de meeste uitspraken zijn geen aforismen in eigenlijke zin. ‘Schrijven bestaat uit het zetten van dingen in de juiste volgorde’, aldus De Jong. Dat zou ook een aforisme kunnen zijn, maar niet meer met de zin die volgt: ‘Het is allerminst uitgesloten dat ik bij het aforisme mijn definitieve vorm gevonden heb.’ Het draait hier om ultrakorte prozastukjes die beter fragmenten of miniaturen kunnen heten. Het zijn vaak gewoon dagboeknotities, verzuchtingen: ‘Als ik rijk ben, ga ik een boek schrijven. En ik geef het uit bij Stols.’ Het blijft genadeloze, voor de lezer van het dagboek herkenbare lectuur waarin het literaire leven als één grote vergeefsheid overkomt: ‘Het verschil tussen scribenten van mijn leeftijd en die hele generatie van recensenten die vijf tot tien jaar ouder zijn: zij zijn voor het aangezicht van de literatuurgeschiedenis al mislukt, wij moeten nog mislukken.’ Niettemin weet Max de Jong ook zeventig jaar na zijn dood nog altijd lezers en uitgevers te inspireren.

 

Max de Jong, Aforismen. ‘s-Gravenhage: Statenhofpers, 2021. 48 pp. 100 ex.  € 19,50 (www.statenhofpers.nl)


| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 26 (2021), nr. 2, pp. 69-70.

Schoon & haaks [afl. 39]

 SCHOON & HAAKS [AFL. 39]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de negenendertigste aflevering (2022, nr. 2) staan recensies van de volgende boeken:

·    Rémon van Gemeren, Een verschoppeling met vuurkracht. Portret van Chr.J. van Geel. Utrecht: IJzer, 2021.

·    Aad Meinderts, ‘Uit geil en bloed bestaat dit rotte leven!’ Max Kijzer (1893-1944). Nijmegen: Flanor, 2021.

·    Kees Verheul, Herleefd vermogen. Nijmegen: Flanor, 2022.

·    Vladislav Chodasevitsj, Een uitstapje naar Porchov. Vert. Monse Weijers. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2021.

·    Peter Verstegen, Verzamelde gedichten. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2019.

·    Vic van de Reijt,  Van Fons voor Fons. Elsschots opstellen voor zijn kleinzoon. Antwerpen: Willem Elsschot Genootschap, 2021.

·    Giorgio Faggin (vert.), Poesi olandesi del Novecento. Novi Ligure (AL): Edizioni Joker, 2022.

·    Kevin Toma, Film Noir. Een ode. Leiden: Fragment, 2021.

Zie verder: Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 27 (2022), nr. 2, pp. 69-75.