zondag 28 juni 2020

J.H.Leopold en J.F. van Royen (Recensie)


J.H. LEOPOLD EN J.F. VAN ROYEN

De pers van Ser J.L. Prop staat sinds mensenheugenis garant voor perfect klassiek drukkershandwerk. Deze sfeer past uitstekend bij een uitgave van brieven van dichter J.H. Leopold (1865-1925) aan drukker J.F. van Royen (1878-1942). De brieven stammen uit de jaren 1921-1924 en gaan over Leopolds bundel met bewerkingen van Arabische en Perzische gedichten Oostersch, die begin 1924 bij Van Royens Kunera Pers verscheen. Het was het eerste boek van deze handpers, een voortzetting van De Zilverdistel die in 1916 Leopolds Cheops had uitgegeven. Dick van Halsema (1943), biograaf van Leopold, schreef een inleiding, waarin onder meer de rol van A. Roland Holst rond het ontstaan van Oostersch wordt belicht. Leopolds elf brieven kennen een zakelijke en vriendelijke toon, waarbij hij de comfortabele houding aanneemt van iemand die de verantwoordelijkheid voor de uitgave geheel bij de ander laat, ook wat ‘de typographische behandeling’ betreft. Professioneel verlangt hij wel drukproeven en behoudt het auteursrecht aan zichzelf voor. Als Van Royen hem prijst, distantieert Leopold zich: ‘de uitbundige lof blijft dan, indien al noodig, geheel voor Uwe rekening.’ Het meeste plezier veronderstelt hij ook bij de drukker: ‘Ik twijfel er geen oogenblik aan, of U zult veel genoegen van Uw werk beleven’. Maar hij geeft wel een hint over een extra presentexemplaar: ‘ook van mijn kant wil ik U wel in vertrouwen mededeelen, dat ik in stilte op een tweetal had gehoopt. Evenwel – voorlopig ben ik met het toegezondene meer dan tevreden’.  Leopold moest dus nederig vragen om een tweede exemplaar, terwijl Van Royen naast de gewone oplage van vijftig exemplaren twintig exemplaren voor zijn eigen pers hield. Het resultaat is een waardevol boekje rond een topstuk van de Nederlandse bibliofilie en poëzie. Van Halsema eindigt met het mysterie rond nr. I, het vermoedelijk door Leopold met potlood geannoteerde auteursexemplaar dat ontraceerbaar is. Houdt iemand dit angstvallig voor zichzelf? Wel kwam iets anders boven water: het gedicht ‘Zomernacht’ dat Leopold in 1885 zonder naamsvermelding publiceerde in de Leidse Studentenalmanak. Van Halsema spoorde het op en publiceert het separaat als supplement op het verzameld werk: ‘Zachtkens daalde de avond; over de weiden, / Over de korenhalmen, die zich dommelend / Wiegelen, hangen witte, alles omhullende / Nevelsluiers.’

J.H. Leopold, Qoraan kan passeeren [Brieven van J.H. Leopold aan J.F. van Royen 1921-1924]. 2018. 38 pp. 50 ex.  € 60 ing. / € 145 halfperkament | J.H. Leopold, Zomernacht. 2019. 6 pp. 50 ex. € 20,50 (Uitgaven van Ser J.L. Prop, Terhorst 33, 6262 NA Banholt serjlprop@home.nl)

| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 3, pp. 73-74.

Bundel over Albert Vigoleis Thelen (Recensie)


BUNDEL OVER ALBERT VIGOLEIS THELEN

Albert Vigoleis Thelen (1903-1989) geldt als de meest Nederlandse Duitse schrijver. Hij komt uit Süchteln, bij Viersen, net over de grens bij Venlo, en studeerde Nederlands in Münster. Na verblijven in Mallorca en Portugal woonde Thelen van 1947 tot 1954 in Amsterdam. Op latere leeftijd sprak hij nog behoorlijk Nederlands. Pas op het einde van zijn leven keerde hij uit Zwitserland, het land van zijn echtgenote, naar Duitsland terug, waar hij stierf in een Altersheim in Dülken, weer een dorp bij Viersen. Zijn omvangrijke cultboek Het eiland van het tweede gezicht verscheen in 1953 in het Duits bij Van Oorschot. Een halve eeuw later verscheen het in de Nederlandse vertaling van Wil Bostoen, die onlangs (Cossee, 2018) ook tekende voor de vertaling van zijn tweede roman De zwarte heer Bazetub uit 1956. In de Thelen-bundel die bij Aisthesis Verlag verscheen, stellen de redacteuren Moritz Wagner en Magnus Wieland dat de aandacht voor Thelen na de viering van zijn 100ste geboortedag in 2003 ‘iets ingeslapen’ is. In de titel wordt Thelen ein moderner Tragelaph genoemd, naar het fabeldier uit de Griekse mythologie dat half-hert en half-bok is. Thelen noemde zichzelf zo: als aanduiding van een ondefinieerbaar, hybride type waartoe hij zich rekende. In het boek komen vooral facetten van Thelens werk onder de loep die in de schaduw van zijn prozawerk bleven: de briefschrijver, de dichter, de vertaler van Nederlandse en Portugese literatuur.
 Thelen was bevriend met Marsman en Ter Braak, recenseerde Duitse literatuur voor Het Vaderland en vertaalde Het verboden rijk van Slauerhoff. We lezen ervan in de bijdrage van Hans Ester, waaruit we al het een en ander wisten via een eerdere versie in De Parelduiker (2015/2 ). De meest actuele bijdrage voor het Nederlandse publiek komt van Carl Niekerk die ingaat op De zwarte heer Bazetub. Deze roman speelt in Den Haag en Amsterdam, waar de verteller een Braziliaanse jurist, waarvoor Manuel Francisco Pinto Pereira (1889-1956) model heeft gestaan, als tolk en privésecretaris begeleidt als deze voor een lezing in het Vredespaleis wordt verwacht. Niekerk gaat uitvoerig in op de twee Nederlandse professoren die in de roman onder eigen naam optreden: Izaak Kisch (1905-1980) en Jan Hendrik Willem Verzijl (1888-1987) . Een zekere hoogmoed tegenover de ‘rare vogel’ uit Brazilië is hen niet vreemd. Voortdurend is er twijfel aan de competentie van deze jurist uit het ‘oerwoud’. Bij Kisch en Verzijl speelt een opmerkelijk gegeven dat Thelen niet wist of bewust negeerde: beiden waren overlevenden van een Duits concentratiekamp. Hij portretteert ze als typische vertegenwoordigers van het establishment: mensen op voorgebakken posities die de buitenstaander Thelen zelf nooit ergens kreeg. Niekerk ziet de roman als een analyse van een maatschappij: hoe in Nederland van het begin van de jaren vijftig een zwarte met latent racisme wordt waargenomen. De Nederlandse psyche lijkt dan nog niet bevrijd van het koloniale verleden: huidskleur bepaalt het beeld van de gast. Een vraag blijft enigszins onbeantwoord: hoe verging het Thelen zelf in Nederland? Voelde hij zich als Duitser beter behandeld dan deze Braziliaan?

Moritz Wagner & Magnus Wieland (red.), Albert Vigoleis Thelen – ein moderner Tragelaph. Perspektiven auf ein vielgestaltiges Werk. Bielefeld: Aisthesis Verlag, 2019. 313 pp. € 39,80 (info@aisthesis.de)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 3, pp. 72-73.


Lucebert en de oorlog (Recensie)


LUCEBERT EN DE OORLOG

Biograaf Wim Hazeu (1940) onthulde in 2018 dat Lucebert (1924-1994) tijdens de oorlog in brieven antisemitische uitspraken heeft gedaan en met ‘Heil Hitler’ tekende. Dit zorgde voor een dilemma: kunnen we Lucebert nog als vanouds lezen? Yi Fong Au (1989) en Tommy van Avermaete (1990) pakten dit probleem origineel aan op het online literatuurplatform SKUT:  ze begonnen een kettingbrief, waarbij briefschrijvers op elkaar reageren. De bijdragen aan de kettingbrief groeiden uit tot de rijke bundel Door de schaduwen bestormd waarin reflecties op de controverse staan: de brieven zelf, herlezingen van het werk, recensies van de biografie Lucebert en een interview met Hazeu. Het gaat in deze bundel niet alleen om Lucebert, maar ook wat de omgang met deze kwestie zegt over onszelf en de huidige tijd. Briefschrijfster Niki van Helden stelt het aldus: ‘Wat door de onthulling van Hazeu op het spel staat, is dan ook niet zozeer onze lezing van Lucebert, maar veeleer onze lezing van “fout” zijn; of specifieker, onze lezing van onszelf als niet-“fout”, ons eigen “goed” ten opzichte van het absolute nazikwaad.’ Hoogleraar neerlandistiek Thomas Vaessens verklaarde begin vorig jaar in het publieke debat dat hij als gevolg van de onthullingen ‘geen letter anders [ging] lezen’. Maar de bundel bewijst dat zo’n houding moeilijk lijkt vol te houden. De lezer is ineens juist geneigd bij Lucebert extra lagen aan te boren, zelfs zijn hele werk als uitvloeisel van oorlogservaringen te zien. Piet Gerbrandy stelt dat het ‘werk aan dramatiek kan winnen nu we beginnen te vermoeden aan welke tegenstrijdige krachten het is ontsproten’. Geen verarming en argwaan dus, maar juist verdieping! Hij citeert een van Luceberts laatste gedichten, ‘het laatste uur’, waarin iemand sterft en beseft niet meer te kunnen zeggen wat eigenlijk wel had gemoeten: ‘stom draaien de laatste woorden om de oude hete brij’. Zoiets laat zich nu lezen als een gecodeerde boodschap naar een nageslacht dat hem ooit zou ontmaskeren.
Fyke Goorden documenteert het programma rond Lucebert Alles van waarde is weerloos dat Felix Strategier met theatergroep Flint opvoerde in de Roode Bioscoop in Amsterdam. Na de onthulling van Hazeu vond Strategier het nodig als epiloog het troostrijke gedicht ‘Heidschoon’ van Remco Campert in te lassen (‘poëzie hoeft sinds lucebert / niet meer mooi of schoon te zijn’). Hazeu relativeert Luceberts schuld in een interview: ‘Lucebert was geen foute dichter of kunstenaar, maar tussen 1942 en 1944 een verwarde jongeman die zich in enkele brieven behoorlijk fout had geuit.’ Elsbeth Etty’s aantijgingen tegen Hazeu om diens omgang met bronnen komen in deze verder zo genuanceerde bundel onnodig drammerig over.
Van de antisemitische passages in brieven zullen Luceberts vrienden niet geweten hebben. Zijn levenslange vriend Bert Schierbeek wist vermoedelijk wel van de vrijwillige tewerkstelling in Duitsland (zie De Parelduiker 2019/2), maar zweeg erover. Hij behoorde tot  Luceberts entourage van mensen die uitgesproken goed in de oorlog waren geweest en hem kennelijk zijn misstappen vergaven. Vertegenwoordigers van een jongere generatie waren minder ruimhartig en spraken van ‘bedrieger’ (Bob Polak) en ‘een oeuvre als één grote vervalsing’ (Mario Molengraaf). Wat achteraf opmerkelijk blijft, is dat de voor links gehouden Lucebert, die zich in de jaren vijftig kosteloos in de DDR liet inkwartieren, al sinds de jaren zestig in Franco’s  Spanje een huis bezat. Daar lijkt nooit een punt van te zijn gemaakt. Overigens had Maia Swaanswijk op de presentatie van de bundel op de Leidse universiteit op 23 mei 2019 nog de mededeling dat haar vader de geadresseerde van de gewraakte brieven, Tiny Koppijn, enkele jaren na de oorlog nog eens heeft teruggezien, maar de brieven toen niet heeft teruggevraagd. Verder zei ze dat de brieven vrijwel alleen over literatuur gaan.

Yi Fong Au & Tommy van Avermaete (red.), Door de schaduwen bestormd. Reflecties op de controverse rond de oorlogsjaren van Lucebert. Zaandam: Oevers, 2019. 316 pp. € 19,95 (mail@uitgeverijoevers.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 3, pp. 71-72.