J.H. LEOPOLD EN J.F. VAN ROYEN
De pers van Ser J.L. Prop staat sinds mensenheugenis garant voor perfect
klassiek drukkershandwerk. Deze sfeer past uitstekend bij een uitgave van brieven
van dichter J.H. Leopold (1865-1925) aan drukker J.F. van Royen (1878-1942). De
brieven stammen uit de jaren 1921-1924 en gaan over Leopolds bundel met
bewerkingen van Arabische en Perzische gedichten Oostersch, die begin 1924 bij Van Royens Kunera Pers verscheen. Het
was het eerste boek van deze handpers, een voortzetting van De Zilverdistel die
in 1916 Leopolds Cheops had
uitgegeven. Dick van Halsema (1943), biograaf van Leopold, schreef een inleiding,
waarin onder meer de rol van A. Roland Holst rond het ontstaan van Oostersch wordt belicht. Leopolds elf
brieven kennen een zakelijke en vriendelijke toon, waarbij hij de comfortabele
houding aanneemt van iemand die de verantwoordelijkheid voor de uitgave geheel
bij de ander laat, ook wat ‘de typographische behandeling’ betreft. Professioneel
verlangt hij wel drukproeven en behoudt het auteursrecht aan zichzelf voor. Als
Van Royen hem prijst, distantieert Leopold zich: ‘de uitbundige lof blijft dan,
indien al noodig, geheel voor Uwe rekening.’ Het meeste plezier veronderstelt
hij ook bij de drukker: ‘Ik twijfel er geen oogenblik aan, of U zult veel
genoegen van Uw werk beleven’. Maar hij geeft wel een hint over een extra
presentexemplaar: ‘ook van mijn kant wil ik U wel in vertrouwen mededeelen, dat
ik in stilte op een tweetal had gehoopt. Evenwel – voorlopig ben ik met het
toegezondene meer dan tevreden’. Leopold
moest dus nederig vragen om een tweede exemplaar, terwijl Van Royen naast de
gewone oplage van vijftig exemplaren twintig exemplaren voor zijn eigen pers
hield. Het resultaat is een waardevol boekje rond een topstuk van de
Nederlandse bibliofilie en poëzie. Van Halsema eindigt met het mysterie rond
nr. I, het vermoedelijk door Leopold met potlood geannoteerde auteursexemplaar
dat ontraceerbaar is. Houdt iemand dit angstvallig voor zichzelf? Wel kwam iets
anders boven water: het gedicht ‘Zomernacht’ dat Leopold in 1885 zonder
naamsvermelding publiceerde in de Leidse Studentenalmanak. Van Halsema spoorde
het op en publiceert het separaat als supplement op het verzameld werk: ‘Zachtkens
daalde de avond; over de weiden, / Over de korenhalmen, die zich dommelend /
Wiegelen, hangen witte, alles omhullende / Nevelsluiers.’
J.H. Leopold, Qoraan kan passeeren
[Brieven van J.H. Leopold aan J.F. van Royen 1921-1924]. 2018. 38 pp. 50
ex. € 60 ing. / € 145 halfperkament | J.H. Leopold, Zomernacht. 2019. 6 pp. 50 ex. € 20,50 (Uitgaven van Ser J.L. Prop,
Terhorst 33, 6262 NA Banholt serjlprop@home.nl)
| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 3, pp. 73-74.