maandag 27 februari 2023

De Haagse adressen van J. van Oudshoorn: 21 foto's op maandag 27 februari 2023

DE HAAGSE ADRESSEN VAN J. VAN  OUDSHOORN: 21 FOTO'S OP MAANDAG 27 FEBRUARI 2023

Geboortehuis Herenstraat 13



Geboortehuis J. van Oudshoorn in 1876, Herenstraat 13,
Den Haag. Bovenhuis met erker.
Copyright © Jan Paul Hinrichs

Geboortehuis J. van Oudshoorn, Herenstraat 13,
Den Haag
Copyright © Jan Paul Hinrichs




Geboortehuis J. van Oudshoorn, Herenstraat 13,
Den Haag
Copyright © Jan Paul Hinrichs

Hoefkade 428



Woonadres J. van Oudshoorn, Hoefkade 428,
Den Haag, nieuwbouw op plaats van
oorspronkelijk adres.
Copyright © Jan Paul Hinrichs


Koningstraat 315



Woonadres J. van Oudshoorn (vanaf 1892), Koningstraat 315,
Den Haag, nieuwbouw op plaats van oorspronkelijk adres.
Copyright © Jan Paul Hinrichs
\
Woonadres J. van Oudshoorn (vanaf 1892), Koningstraat 315,
Den Haag, nieuwbouw op plaats van oorspronkelijk adres.
Copyright © Jan Paul Hinrichs

De Perponcherstraat 53



Woonhuis van familie Helge, Perponcherstraat 53,
benedenhuis. Hier logeerde J. van Oudshoorn als verlofganger 
uit Berlijn na 1905.
© Jan Paul Hinrichs


Van der Heimstraat 7


Woonadres van J. van Oudshoorn, Van der Heimstraat 7,
benedenhuis, Den Haag. Na terugkeer uit Berlijn in 1933
© Jan Paul Hinrichs

Bosschestraat 142

Woonadres van J. van Oudshoorn, Bosschestraat 142, 
Den Haag. In de jaren 1938-1942.
© Jan Paul Hinrichs

Woonadres van J. van Oudshoorn, Bosschestraat 142, 
Den Haag. Let op Boeddhabeeld.
© Jan Paul Hinrichs

Woonadres van J. van Oudshoorn, Bosschestraat 142, 
Den Haag. Met kerstkrans aan de deur
in de maand februari.
© Jan Paul Hinrichs


Woonadres van J. van Oudshoorn, Bosschestraat 142, 
tweede verdieping, Den Haag.
© Jan Paul Hinrichs

Van Imhoffplein 17



Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping. Jaren 1943-1951.
Tevens sterfhuis.
© Jan Paul Hinrichs




Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping
© Jan Paul Hinrichs

Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping
© Jan Paul Hinrichs




Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping. Portiektrap.
© Jan Paul Hinrichs

Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping
© Jan Paul Hinrichs



Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping
© Jan Paul Hinrichs


Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping
© Jan Paul Hinrichs

Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping. Portiektrap
naar eerste verdieping.
© Jan Paul Hinrichs



Woonhuis J. van Oudshoorn, Van Imhoffplein 17,
Den Haag, tweede verdieping.
© Jan Paul Hinrichs


zondag 19 februari 2023

Klaas Ruitenbeek e.a.: F.C. Terborgh, China en de VVAK (Recensie)

F.C. TERBORGH IN CHINEES ANTIEK

Er is onmiskenbaar iets aan de hand met F.C. Terborgh (1902-1981), pseudoniem van Reijnier Flaes. Decennia was het doodstil rond deze diplomaat-schrijver, maar ineens is een comeback traceerbaar. De Statenhofpers drukte Aan de grens, ongepubliceerde hervertalingen van Chinese gedichten (2020; deze rubriek 2020/5). Bij dezelfde pers verscheen de ongepubliceerde autobiografische tekst Jeugd (2021). De Vrienden van De Parelduiker kwamen, hors commerce, met Brief uit Buenos Aires (2021): een herinnering aan de onderbelichte Argentijnse episode uit Flaes’ carrière. Zojuist is ook een biografie door Slauerhoff-specialist Hein Aalders aangekondigd. Ondertussen komt Aziatische Kunst, het viermaandelijkse periodiek van de aan het Rijksmuseum gelieerde Koninklijke Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst, met een themanummer over de Chinese kunstvoorwerpen die Flaes aan het Rijksmuseum schonk. Samensteller en sinoloog Klaas Ruitenbeek was reeds in 1989 de man achter een eerder themanummer van dit tijdschrift, verschenen naar aanleiding van de kleine Terborgh-tentoonstelling Een grenskozak in China die het Rijksmuseum in 1989 organiseerde. In dit nummer staan bijdragen van alle medewerkers aan Aan de grens. Dat zijn, naast Ruitenbeek, sinoloog Wilt Idema, kalligrafe Zhang Yinzhi en uitgever Jaap Schipper. Ook dichter H.C. ten Berge, al meer dan een halve eeuw pleitbezorger voor Terborgh, komt aan het woord. De publicatie is een zeldzaam voorbeeld van een nogal verborgen boekje uit het bibliofiele circuit dat in korte tijd tot een themanummer van een serieus tijdschrift leidt. De uitvoerigste bijdrage is van Ruitenbeek die beschrijft hoe Flaes tijdens zijn verblijf in Peking in de jaren 1939-1942 zijn verzameling oude Chinese kunst opbouwt. Hij legt een fascinerend netwerk van contacten bloot die Flaes opbouwt onder handelaren en geleerden, veelal kleurrijke expats die in China als levensreizigers verzeild waren geraakt. Daartoe citeert Ruitenbeek veelvuldig uit Terborghs Logboek Cathay, een ongepubliceerde bewerking uit de jaren 1977-1978 van zijn dagboeken uit zijn tijd in Peking. Toegevoegd is ook een prozatekst, ‘Het theewinkeltje’, een bijlage bij het typoscript van Logboek Cathay in het Literatuurmuseum. Terborgh beschrijft het straatwinkeltje van een jongen, vol bewondering voor diens taaiheid en de onafhankelijkheid die hij, levenslang door zijn exterritoriale status aan gedragscodes en luxe gekluisterd, ook zo graag aan zijn verhaalhelden meegeeft: ‘In de winter zal hij tegen koude zijn beschermd, in het voorjaar op een hofje de warmende zon zoeken, onbekend en ongehinderd een klein geluk genieten. Het allereenvoudigste, maar wezenlijke. Waar staat geschreven dat geluk afhankelijk is van status en bezit?’

Klaas Ruitenbeek e.a., F.C. Terborgh, China en de VVAK. Themanummer van Aziatische kunst 51 (2021), nr. 4. 64 pp. Lidmaatschap € 80 per jaar (www.kvvak.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 27 (2022), nr. 1, pp. 73-74.

Jaap van der Bent: Leven en werk van Louis Lehmann (Recensie)

 'IK ZOU BEST WILLEN WERKEN': BIOGRAFIE VAN LOUIS LEHMANN

Was Louis Lehmann (1920-2012) al lang vergeten als hij niet zo oud was geworden of tot op hoge leeftijd muziekprogramma’s voor de VPRO-microfoon had gepresenteerd? Bij leven wist hij gaandeweg een mythe om zich heen te scheppen. Voortdurend bleef de vraag hangen wie hij eigenlijk was. Een eeuwige student uit de Leidse corpsballensfeer van Hôpital Wallon die aan de vroege dood van collega-dichters Gerard Goudriaan en Pim Scheltema had weten te ontsnappen of een begenadigd poseur die zijn tragiek verbijt? Een marginale dichter of een onderschatte grootheid? Of eigenlijk een wetenschapper zonder baan? De rijk geïllustreerde biografie De dichter die het niet wilde zijn van Beat Generation-specialist Jaap van der Bent (1948) geeft geen direct antwoord op deze vragen, maar biedt de lezer genoeg aanknopingspunten om zelf conclusies te trekken.

Een Freudiaanse insteek ligt meteen voor de hand. Lehmann, geboren in Rotterdam, is in zijn jeugd sterk gebonden aan zijn moeder die hem zo veel mogelijk bij zich houdt en van anderen afschermt. Toch fietst hij al jong naar Frankrijk en Zweden. Later, in zijn studententijd en erna, geeft zijn leven een omgekeerd beeld: hij kan zich zelf moeilijk binden. De oorlogstijd komt vooral aan de orde via twee Joodse vriendinnen die later worden vermoord. Hij studeert laat af in de rechten, pas in 1952. Hij krijgt een baan bij Lintas, het reclamebureau van Unilever waarbij ook Willem Duys, Dimitri Frenkel Frank en Heinz Polzer (Drs. P.) werken, maar hij moet al na drie maanden weg. Een echte baan heeft hij verder nooit. De lezer verdrinkt in een stroom van halve vriendinnen, reizen, kamerbewoningen, congressen, optredens en projecten. Veel loopt mis: voor zijn rijexamen zakt hij minstens twaalf keer en als hij duiklessen neemt, krijgt hij het advies dat vooral niet te doen. Hij verdoet ogenschijnlijk veel tijd. Tien jaar lang, de hele jaren zestig, is hij vijf keer per week in psychoanalyse bij Mario Montessori jr. Uiteindelijk komen beiden tot de conclusie dat het allemaal niet helpt. Op Montessori’s advies heeft Lehmann dan al heel wat relaties verbroken. Duizenden guldens raakt hij aan de therapeut kwijt. De lezer veert verbijsterd op: had hij als jurist niet beter een baantje kunnen zoeken? Uit Het Bureau van Voskuil weten we dat in de jaren zestig ook de meest klunzige figuren bij de overheid aan de bak komen. Kennelijk draagt Lehmann een ‘blokkering’ in zich die zich tegen elke vastigheid verzet, hoe zeer hij die ook wenst.

Lehmann die zich na rechten op een archeologiestudie stort, is wel eens versleten voor homo universalis. In deze biografie zien we vooral iemand die van de hak op de tak springt. De indruk ontstaat dat Lehmann dat vooral doet, omdat hij in geen van de disciplines die hij naast het dichterschap beoefent – dans, muziek, zang, tekenen, theater – een ster is. Hij blijft vooral een amateur in wie sommige professionals schik hebben. Ook zijn nieuwe studie verloopt moeizaam, al weet hij uiteindelijk op hoge leeftijd bij Fik Meijer als scheepsarcheoloog te promoveren. Dus toch een wetenschapper? De buitenwereld houdt Lehmann voor een dichter, hoewel hij zich vanaf 1966 van eigen werk distantieert. Zijn VPRO-contactman Wim Noordhoek mag het daar ook niet over hebben. Met de smaakvol uitgegeven bloemlezing Gij zult niet bloemlezen breekt Erik Bindervoet een lans voor Lehmanns dichterschap. Ludieke, studentikoze tonen doen wel eens gedateerd aan. Het mooist blijven parlando-achtige traditionele verzen, waarin hij recht uit het hart spreekt: titels als ‘Er gaat een vloed tot aan de sterren’ en ‘Oud zeer’ (zijn meesterwerk?). Het biografisch meest interessante gedicht is ‘Blues’. Het duidt glashelder een patstelling aan die Lehmann niet kan doorbreken, kennelijk het hoofdthema van zijn leven: ‘Ze noemen me dichter, / daar is niet veel aan. / Het is net lang studeren / zonder kans op een baan.’ Een baan noemt hij hier, net als een vrouw, ‘onbereikbaar, / hoewel ik ’t vaak wou.’ Lehmann, bekend om zijn eeuwige das en jasje als symbolen van de werkende man, zou ook ‘best willen werken, / zoals op een kantoor. / Zulk werk is als slapen / en ’t salaris gaat door.’

 Ondertussen prikt Van der Bents verhaal Lehmanns poses door: schijnbare speelsheid en surrealistische aanvechtingen verbergen opgepropte agressie en een diepgewortelde rancune over het niet-hebben van een baan, dus over gebrek aan maatschappelijk succes. Erg geloofwaardig komt zijn negatieve houding tegenover eigen dichterschap  niet over. Hij heeft daarnaast een groot talent voor langdurige vriendschap, zoals met fotograaf Emiel van Moerkerken, maar ook voor het zoeken van onnodige conflicten. Bekend is zijn breuk met uitgever Geert van Oorschot. Met zijn oude vriend en godsdiensthistoricus Theo van Baaren breekt Lehmann in 1971, omdat hij door het ‘professorenestablishment’, waartoe deze inmiddels behoort, ‘op de meest vernederende en vaak vlegelachtige manier’ is behandeld. Thuis voelt hij zich in de kunstenaarscommune Ruigoord, waar status er minder toe doet. Onverschilligheid tegenover eigen lot, het kenmerk van de ware bohémien, bezit Lehmann zeker niet. Dood wil hij ook niet. Op het einde van zijn leven eist hij zelfs dat hij wordt gereanimeerd, mocht hij in coma belanden: ‘Ik wil niet de bioscoop uit voordat de film is afgelopen.’

In dit boeiende en zorgvuldig verantwoorde boek ontbreekt helaas een complete bibliografie van de separaat verschenen publicaties van Lehmann. Daarin horen ook de tientallen boekjes in minieme oplage die zijn langdurige levensgezellin Alida Beekhuis uitgaf bij haar huiskameruitgeverij De Gouden Reaal (deze rubriek 2014/4-5). Dit soort knutselachtige samizdat raakt wel de kern van Lehmanns eigenzinnige private wereld. Het herinnert ook aan de oorlogsjaren, wanneer hij bijdraagt aan het Utrechtse tijdschrift in één exemplaar De Schone Zakdoek. De mythe van dit tijdschrift is altijd aan Lehmann blijven hangen, net als een lovende recensie van Ter Braak van zijn vroegste werk. En waar hij binnen de Nederlandse letteren staat? Is Lehmann de belangrijke dichter die hij niet wilde zijn? De biografie houdt zich wijselijk op de vlakte. Lehmann krijgt het laatste woord: ‘Van mij kan men zeggen / dat ik mij verlies / in kleinigheden. / Maar ook / dat ik mij erin vind.’

Jaap van der Bent, De dichter die het niet wilde zijn. Leven en werk van Louis Lehmann. 2021. 479 pp. € 45 | Erik Bindervoet, Gij zult niet bloemlezen. Een keuze uit de poëzie van Louis Lehmann. 256 pp. € 25 (uitgaven van AFdH, Enschede, www.afdh.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 27 (2022), nr. 1, pp. 71-73.


zondag 12 februari 2023

De melancholie van een residentie (boek verschenen)

DE MELANCHOLIE VAN EEN RESIDENTIE: BOEK VERSCHENEN

Bij Uitgeverij Fragment in Leiden verscheen zojuist De melancholie van een residentie, een essay over J.J. Voskuil en zijn proza en memoires over zijn geboortestad Den Haag. Uit de aanbiedingsmail van de uitgever:

"Jan Paul Hinrichs onderzoekt in De melancholie van een residentie de rol van Den Haag in het werk van J.J. Voskuil. Rond de Vruchtenbuurt, waar hij zijn jeugd doorbracht, vindt Voskuil steeds ‘een vreemde, onwereldse stilte, zoals die er alleen in Den Haag kon hangen’. Verlaten, nachtelijke straten zijn bevolkt door ‘nette, kleine burgers, die hier leefden in het goed ­vertrouwen dat ze door de dood vergeten zouden worden. Misschien was dat wel het meest kenmerkende voor Den Haag’. 

Op Haagse straten projecteert Voskuil, overal in zijn oeuvre, zijn ­behoefte aan veiligheid, stilte en onthechting. Het essay legt de verborgen Haagse ­binnenwereld van Voskuil bloot: over zijn ­geboortestad slaat hij een bijzondere toon aan, met een gevoelsdiepte die hij elders niet laat ­blijken. Op vrienden en collega’s knapt Voskuil af, maar zijn Haagse jeugd blijft hij trouw."

| Zie verder: Jan Paul Hinrichs, De melancholie van een residentie. Leiden: Fragment, 2023. 60 pp. Oplage: 100 plus enige hc exemplaren.