F.C. TERBORGH IN CHINEES ANTIEK
Er is onmiskenbaar iets aan de hand met
F.C. Terborgh (1902-1981), pseudoniem van Reijnier Flaes. Decennia was het
doodstil rond deze diplomaat-schrijver, maar ineens is een comeback traceerbaar.
De Statenhofpers drukte Aan de grens, ongepubliceerde hervertalingen van
Chinese gedichten (2020; deze rubriek 2020/5). Bij dezelfde pers verscheen de ongepubliceerde
autobiografische tekst Jeugd (2021). De Vrienden van De
Parelduiker kwamen, hors commerce, met Brief uit Buenos Aires (2021):
een herinnering aan de onderbelichte Argentijnse episode uit Flaes’ carrière. Zojuist
is ook een biografie door Slauerhoff-specialist Hein Aalders aangekondigd. Ondertussen
komt Aziatische Kunst, het viermaandelijkse periodiek van de aan het
Rijksmuseum gelieerde Koninklijke Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst,
met een themanummer over de Chinese kunstvoorwerpen die Flaes aan het
Rijksmuseum schonk. Samensteller en sinoloog Klaas Ruitenbeek was reeds in 1989
de man achter een eerder themanummer van dit tijdschrift, verschenen naar
aanleiding van de kleine Terborgh-tentoonstelling Een grenskozak in China
die het Rijksmuseum in 1989 organiseerde. In dit nummer staan bijdragen van
alle medewerkers aan Aan de grens. Dat zijn, naast Ruitenbeek, sinoloog
Wilt Idema, kalligrafe Zhang Yinzhi en uitgever Jaap Schipper. Ook dichter H.C.
ten Berge, al meer dan een halve eeuw pleitbezorger voor Terborgh, komt aan het
woord. De publicatie is een zeldzaam voorbeeld van een nogal verborgen boekje
uit het bibliofiele circuit dat in korte tijd tot een themanummer van een
serieus tijdschrift leidt. De uitvoerigste bijdrage is van Ruitenbeek die
beschrijft hoe Flaes tijdens zijn verblijf in Peking in de jaren 1939-1942 zijn
verzameling oude Chinese kunst opbouwt. Hij legt een fascinerend netwerk van
contacten bloot die Flaes opbouwt onder handelaren en geleerden, veelal
kleurrijke expats die in China als levensreizigers verzeild waren geraakt.
Daartoe citeert Ruitenbeek veelvuldig uit Terborghs Logboek Cathay, een
ongepubliceerde bewerking uit de jaren 1977-1978 van zijn dagboeken uit zijn
tijd in Peking. Toegevoegd is ook een prozatekst, ‘Het theewinkeltje’, een
bijlage bij het typoscript van Logboek Cathay in het Literatuurmuseum.
Terborgh beschrijft het straatwinkeltje van een jongen, vol bewondering voor
diens taaiheid en de onafhankelijkheid die hij, levenslang door zijn
exterritoriale status aan gedragscodes en luxe gekluisterd, ook zo graag aan
zijn verhaalhelden meegeeft: ‘In de winter zal hij tegen koude zijn beschermd,
in het voorjaar op een hofje de warmende zon zoeken, onbekend en ongehinderd
een klein geluk genieten. Het allereenvoudigste, maar wezenlijke. Waar staat
geschreven dat geluk afhankelijk is van status en bezit?’
Klaas Ruitenbeek
e.a., F.C. Terborgh, China en de VVAK. Themanummer van Aziatische
kunst 51 (2021), nr. 4. 64 pp. Lidmaatschap € 80 per jaar (www.kvvak.nl)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 27 (2022), nr. 1, pp. 73-74.