woensdag 3 augustus 2022

Sven-Onno Tromp: Natuurlijk hou ik van Amsterdam

OP STAP MET HARRY MULISCH

Ooit was ik in de Athenaeum Boekhandel en zag om de hoek van het gangpad twee verfijnde bruine herenhandschoenen luchtig een boek doorbladeren. De persoon die erbij hoorde, zag ik niet. Ik dacht: ‘Dat moet Harry Mulisch zijn.’ Even later bleek: het was Harry Mulisch. In Leiden of Maastricht had ik dat niet gedacht, maar daar was het ook niet gebeurd. Wat is roem? Zo’n sterk imago hebben dat je ook onzichtbaar aanwezig bent. In Amsterdam kon dat, waar Mulisch (1927-2010) verder uitgesproken zichtbaar was. Het fenomeen Mulisch was ondenkbaar zonder de dekking van een grootstedelijke omgeving: de hele stad was zijn decor. Sven-Onno Tromp loodst ons in Natuurlijk hou ik van Amsterdam langs cruciale plaatsen voor Mulisch, van zijn huurhuis aan de Leidsekade tot de restaurants waar de Herenclub (‘Deftig Links’) bijeenkwam. Café Américain (‘Telefoon voor de heer Mulisch’) en de Stadsschouwburg, waar hij decennia op het Boekenbal de Nederlandse schrijverswereld in audiëntie ontving, zal geen wandelaar missen. Het rijke fotomateriaal maakt het boek een geschiedenis van een halve eeuw Amsterdam aan de hand van Mulisch. Als het een beetje links is, is Cuba-pelgrim Mulisch erbij: de opera Reconstructie, de Notenkraker-discussie in Hotel Krasnapolsky, manifestaties van het Medisch Comité Nederland-Vietnam en van een comité tégen de boycot van de Olympische Spelen in Moskou in 1980: Harry zit nogal gedateerd achter de tafel in Hotel American met Freek de Jonge, piepjonge Felix Rottenberg en langharige kapperszoon Ad Melkert (nog namens de PPR!). Tegelijkertijd ogen Juliana en glunderende Beatrix vereerd om Mulisch op het Boekenbal of de filmpremière van De aanslag in Tuschinski de hand te mogen drukken. Met Bernhard rookt hij ontspannen een pijp bij Hajenius. Mulisch was bij leven dan ook de koning van Amsterdam, zelfbenoemd.

Sven-Onno Tromp, Natuurlijk hou ik van Amsterdam. Een literaire wandeling door het Amsterdam van Harry Mulisch. Amsterdam: Tromedia, 2021. 80 pp. € 19,99.

| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 26 (2021), nr. 3, pp. 73-74.

P.B. Schuman: P.J. Meertens 1899-1985. Een documentatie (Recensie)

PIET MEERTENS ALS SLEUTELFIGUUR

P.B. Schuman publiceert P.J Meertens 1899-1985, een documentatie over de Zeeuwse volks- en letterkundige Piet Meertens die zijn naam gaf aan het volkskundebureau van de KNAW en als Anton Beerta is geportretteerd door J.J. Voskuil (1926-2008) in zijn 7-delige cultroman Het Bureau (1996-2000). Selectief zijn brieven van Meertens’ moeder, collega-taalkundige Jo Daan en anderen opgenomen, maar het dagboek van Meertens, bewaard bij Bijzondere Collecties van de UVA, is veruit de voornaamste bron. Hierdoor ontstaat vooral een zelfportret dat per definitie niet helemaal zal lijken.

Meertens komt als Beerta in Het Bureau over als een slimme, autoritaire, vergaderzieke, kameleontische en roddelende figuur voor wie het volkskundige werk deels als rookgordijn fungeert voor andere activiteiten. Het dagboek toont Meertens vooral in zijn neiging extreem veel over zichzelf vast te leggen. We volgen Meertens in zijn geboortestad Middelburg, het Utrecht van zijn studie en vervolgens in Amsterdam. Een bijzonder detail: in het najaar van 1940 zijn de dagboeken in beslag genomen als bewijs in een strafzaak vanwege ontucht, waarvoor Meertens enige tijd gevangen zat. Hij kreeg ze pas na de oorlog terug. Meertens, die als Beerta in Het Bureau de waarheid vooral uit de weg gaat, zal in zijn dagboek ondanks al zijn dwang tot verslaglegging veel verzwegen hebben, of zoals Schuman het uitdrukt: ‘wat Meertens niet in zijn dagboeken schreef, wilde hij ook niet geopenbaard zien.’ Tijdens zijn verhoor verklaart hij dat hij ‘bi-sexueel en homo-erotisch’, maar niet ‘homo-sexueel’ is. De meest intieme passages in het dagboek gaan niettemin over vluchtige ontmoetingen in de homosfeer (vooral op reis, zoals met een 18-jarige Pool in Hamburg). Binding aan zijn moeder en Middelburg zijn andere hoofdmotieven in dit dagboek: ‘Ik kom van geen van beiden ooit los. Moeder, ik moest niet hier geboren zijn in deze stad, vol van melancholie…’

Als teksteditie is deze uitgave nogal ongewoon. De dagboeknotities zijn gedateerd op jaren, maar vrijwel niet op maanden en dagen, zodat nauwelijks exact is vast te stellen wanneer iets gebeurt. Schuman vat de inhoud vaak samen, zonder dat duidelijk is wat hij weglaat. De dertienhonderd bladzijden zijn op veel plaatsen ongehoord monotoon. Aldus geeft Schuman een vakantiereisje van de jonge Meertens naar familie in Rotterdam weer: ‘Vrijdagmorgen maakte Meertens met zijn familie een fietstocht naar Oud-Beijerland. Vrijdagavond schreef Meertens een brief aan zijn moeder. Op zondagmiddag bracht hij een bezoek aan zijn oom Adriaan. Dinsdagmiddag maakte hij een boottocht door de havens. Woensdagmiddag reed Meertens op de fiets naar Katendrecht om het geboortehuis van zijn moeder opnieuw te bezoeken. Na de lunch reed hij naar Pernis en Rhoon.’ Wat is hier de informatie?

Sommige zaken komen steeds terug: in welke kerk of aula en bij welke dominee Meertens zondagochtend ‘onder het Woord’ is, de veilingen van antiquariaat Burgersdijk & Niermans in Leiden, de Matthäus Passion in Naarden, Amsterdamse promoties en inaugurele redes en vergaderingen van ontelbare commissies en redacties. Kleinigheden krijgen haast iets bijzonders: ‘Na het avondeten sloeg Meertens de NRC op.’ Zo’n bericht kan een anticlimax als toegift krijgen die hilarisch werkt: ‘Daarna nam Meertens in de Provinciale Zeeuwse Courant de overlijdensadvertenties door. Er stonden geen bekenden bij.’ Het kan alledaagser: ‘Op de laatste dag van het jaar, een donderdag, ging Meertens naar zijn kapper.’ Na afloop van een vergadering heet het: ‘De notulen van de vorige vergadering werden goedgekeurd’. Werden ze wel eens afgekeurd?

Honderden personen voert Meertens op. Veel notities vinden we over dichter en journalist Leo van Breen (‘Ik had direct zijn anders-zijn door’), de Utrechtse keltoloog Ton van Hamel (net als Meertens om een zedenmisdrijf in conflict met justitie), de bizarre Nijmeegse taalkundige pater Jacques van Ginneken en Jef Last. Kees Lekkerkerker is een jarenlange vriend. Ook duiken Adriaan Morriën, Johan Polak, Jef Suys, Bert Haanstra, Theun de Vries, Martinus Nijhoff, Jan Romein, Friso Wiegersma en Geert van Oorschot op. Over Gerrit Achterberg (kandidaat voor een functie op het Bureau!) en Lucebert (via brieven van Simon Vinkenoog uit Parijs) bevat het dagboek menig curieus gegeven. In 1952 heeft hij een ‘onderhoud met Raymond Westerling, bij Sam de Wolff aan huis’. Wat is besproken? Dat staat er dan weer niet bij.

De oorlogsjaren, waarin Meertens voor de bezetter boeken op ‘Deutschfeindlichkeit’ doorpluist, leveren de interessantste, zij het soms ook ontluisterende lectuur op. Tegenover zijn dagboek stoomt Meertens zich meteen klaar voor collaboratie, niet als naïeve jongeman, maar als calculerende veertiger: ‘ik wens niets vuriger dan dat het Nederlandsche volk in lotsgemeenschap samen optrekt met het Duitsche, het volk van dichters en denkers, waarvoor ik een grote toekomst zie weggelegd.’ Hij luistert welwillend naar Seyss-Inquart bij de installatie van de Kultuurraad en heeft begrip voor de executie van Henk Sneevliet: de Duitsers kónden niet anders. De jodenster vindt Meertens pijnlijker voor Duitsers dan voor joden, namelijk ‘een belediging van […] de Germaansche eer.’ Hij draait later wat bij, maar heeft er na de oorlog geen moeite mee om te gaan met iemand die, aldus zijn dagboek, joden en Canadezen aan de Duitsers had verraden. Ook logeert de van zijn leerstoel beroofde pro-Duitse en elders verstoten germanist Jan de Vries bij hem op de Prinsengracht. Ondertussen heeft Meertens jarenlang veel contact met een brandschone vaderlander als neerlandicus Klaas Heeroma die hij kende uit het christelijke literaire circuit dat lange tijd ook zijn eigen uitvalsbasis was. Talent voor vriendschap heeft Meertens zeker: mensen laten hem niet gauw vallen. Na de oorlog sluit Meertens zich spoorslags aan bij het linkse blad De Vlam, mogelijk uit opportunisme. Meertens is ook niet te beroerd om na de bevrijding bij de minister van justitie op audiëntie te gaan om tegen de invoering van de doodstraf voor landverraders te pleiten.

            Menig biograaf kan moeilijk meer om Meertens heen, hoe karig de informatie hier soms ook is. Ik voel het, bijvoorbeeld, als een gemis dat ik niet wist dat Meertens slavist Nicolaas van Wijk in zijn dagboek noemt. Twee verwijzingen had ik zeker gebruikt in mijn biografie over Van Wijk. Een daarvan geeft bovendien de bron voor de waardevolle opmerking van Beerta over Van Wijk in Het Bureau. Zonder Voskuil was deze uitgave er waarschijnlijk ook niet gekomen. Het boek is duidelijk opgezet als pendant tot Het Bureau: het eindigt in 1956 omdat in 1957 Voskuil op het Bureau komt. Nog voordat de handeling in Het Bureau begint, hebben we al Jo Daan (Dé Haan), Dick Blok (Jaap Balk) en Maartje Draak (Kaatje Kater) meegemaakt. Daan, zo blijkt, was belangrijk voor Meertens tijdens de oorlog: zij steunde hem onvoorwaardelijk tijdens zijn gevangenschap en kookte later voor hem. Van honger is geen sprake. Het volgende deel voert ongetwijfeld naar de bron van veel meer scènes in Het Bureau.

Schuman levert geen commentaar of voetnoten, maar voegt aan de tekst een uitvoerige literatuurlijst en register van persoonsnamen toe. Paginaverwijzingen ontbreken. Veel lezers zullen het boek evenwel niet openslaan voor Meertens, maar voor andere personen. Ik wil Schuman oproepen dit register in het slotdeel alsnog af te maken. Alleen zo krijgt zijn boek de status van onmisbaar naslagwerk. Zelfs Het Bureau heeft registers met paginanummers. Ook een register op commissies, redacties en verenigingen zou nuttig zijn. Waar anders staat iets over de Wereld Federalisten Bond, de Pastorale Commissie voor het Werk onder Buitenkerkelijken, de Commissie van Advies voor de Volksdans of de Commissie voor Nieuwe Vormen van Geestelijke Weerbaarheid?

Rasopportunist Meertens was de belichaming van vergaderend en verzuild Nederland, waarin ook een Rijkscommissie van Advies inzake Subsidies aan Letterkundigen onder voorzitterschap van Anton van Duinkerken regelmatig bijeenkwam om te beslissen wie geld kreeg en wie niet. Meertens zat, natuurlijk, ook hier aan en noteerde de namen van de afgewezenen trouw. Eigenlijk had hij zelf schrijver willen worden. Maar hij bleef vooral een wetenschapper en publicist, ‘zoals alles wat ik zo dolgraag wil, nooit gebeurt.’ Dit is het ‘literair tekort’ dat subtiel in de ondertitel staat. Postuum positioneert Meertens zich als schrijver van een dagboek dat ondanks monotonie, overbodigheden en weglatingen, veel zegt over ons letterkundige en intellectuele leven in de vorige eeuw. Meertens is een sleutelfiguur.

P.B. Schuman, P.J. Meertens 1899-1985. Een documentatie. 1899-1956. Het literair tekort. Amsterdam: Van Soeren & Co., 2020. 1308 pp. € 49,50 (info@bataafscheleeuw.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' De Parelduiker 26 (2021), nr. 3, pp. 69-72.

dinsdag 2 augustus 2022

Schoon & haaks [afl. 40]

 SCHOON & HAAKS [AFL. 40]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de veertigste aflevering (2022, nr. 3) staan recensies van de volgende boeken:

·    Aad van Maanen, Een wandeling langs Leidse boekhandels. Leiden: Antiquariaat Klikspaan, 2022. 2de druk.

·    Jack van der Weide (red.), Dossier Tristan. Nijmegen 2022.

·    Salvador Espríu, Kerkhof van Sinera. Vert. Maarten Asscher. ’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2022.

·    Michail Koezmin, Dagboek 1934. Vert. Jan Paul Hinrichs. ’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2022.

·    Piet Wackie Eysten, Stefan Zweig en Klaus Mann. Een vaderlijke vriendschap. Leiden: Fragment, 2022.

·    L.H. Wiener, Open brief aan Arnon Grunberg. Utrecht: Hinderickx & Winderickx, 2022.

| Zie verder: Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 27 (2022), nr. 3, pp. 71-76.