GRASDUINEN IN RUSSISCHE POËZIE
De afgelopen halve
eeuw is ontzaglijk veel Russische poëzie in het Nederlands vertaald. De
bloemlezingen van Berg en Wiebes (1997) en Weststeijn en Zeeman (2000) blijven waardevol,
maar zijn aan een opvolger toe: niets veroudert zo snel als Russische poëzie in
berijmde vertaling. Vertalers hadden steeds een opvallende voorkeur voor dichters
die in de Sovjettijd gecensureerd werden, in het kamp verdwenen, zelfmoord pleegden of werden verbannen:
Achmatova, Mandelstam, Tsvetajeva, Brodsky en anderen. De disproportionele aandacht
voor een beperkt aantal dichters was eigenlijk verkapte gemakzucht, want de
Russische poëzie is rijk genoeg om talloze andere dichters op hetzelfde niveau mee
te laten draaien.
Arie
van der Ent (1956) vertaalt al tientallen jaren Russisch proza, het ene boek na
het ander, niet altijd de meest dankbare titels. Enkele jaren geleden heeft
zijn weg hem gevoerd naar Kyiv. Het lijkt een gouden greep, want hij is actiever
dan ooit. De Rotterdamse uitgeverij Woord in blik van vormgever Joop Steenkamer
jr., voortgekomen uit uitgeverij Douane, heeft in korte tijd zo’n tien vertaalde
titels van Van der Ent uitgegeven, waaronder drie Russische poëziebloemlezingen.
Een verfrissende, anti-canonieke aanpak blijkt al uit de weinig traditionele titels
van zijn bloemlezingen: Repercussies uit het Russisch, met
gedichten van dertig dichters op ruim driehonderd bladzijden, Meer repercussies
uit het Russisch en Nog meer repercussies uit het Russisch, beide
met honderd gedichten van honderd dichters. Niet Poesjkin en Achmatova zijn
het sterkst vertegenwoordigd, maar Tjoettsjev, Fet, Chodasevitsj en Charms: een
ongebruikelijke maar geen extreme interpretatie. Schijnbare incorrectheid schuwt
Van der Ent niet: in de bundel met dertig dichters ontbreken vrouwelijke
dichters, dus ook Tsvetajeva en Achmatova.
Van
der Ent volgt zijn instinct en vertaalt wat hem bevalt. Zo krijgen we in deze
drie boeken tweehonderddertig dichters van wie er zo’n honderdvijftig in de oude
bloemlezingen ontbreken. Ze zijn allemaal ingeleid met een portret en schets
van leven en werk. Zo ontmoeten we de aforismenspecialist uit Parijs Don-Aminado,
de Zwitsers-Russische baron Anatoli Steiger, de in Ravensbrück omgekomen non
Moeder Maria en de ex-ballerina Agnia Barto, bekend van Moskouse radioprogramma’s.
Deze bloemlezingen laten de Russische poëzie in haar geografische diversiteit
zien, met stevige bijrollen voor Odessa, Georgië en de emigratie. Op zo’n hoeveelheid
kan niet elke berijmde vertaling uitgesproken geslaagd zijn, maar we lezen veel
treffends, zoals bij Tjoettsjev het welbekende vers: ‘Bij Rusland hapert je
verstand, / gewone maten staat het boven: / het is een wonderlijke klant – / in
Rusland kun je slechts geloven.’
Ondertussen
kijken we met enig mededogen zuidwaarts naar Antwerpenaar Emmanuel Waegemans, de
onvermoeibare bibliograaf van de Russische literatuur in Nederlandse vertaling (zie
dit blad 2017/1) die tureluurs moet worden van het zoeken naar de originelen bij
tweehonderddertig dichters. En dan te bedenken dat uitgever Steenkamer nog een
vierde deel plant. Over zijn bronnen zegt Van der Ent niets specifieks. Dat
past bij deze gedurfde, kennelijk zonder subsidie en met veel inzet uitgegeven
boeken waarin het heerlijk grasduinen is. Het zou me verbazen als uitgever en
vertaler niet broeden op een gebundeld eindproduct: de ‘Dikke Van der Ent’. Wel
noem ik nog twee grote, naar de Verenigde Staten uitgeweken dichters die ik mis:
Nikolaj Morsjen en Ivan Jelagin, beiden langdurig woonachtig in Van der Ents
standplaats Kyiv. Jelagins vader Venedikt Mart, in 1937 in Kyiv doodgeschoten, staat
er overigens wel in: weer zo’n naam die elders niet gauw opduikt.
Arie van der Ent
(vert.), Repercussies uit het Russisch. 2019. 335 p. € 19,99 | Meer
repercussies uit het Russisch. 2020. 223 p. € 17,50 | Nog meer repercussies
uit het Russisch. 2020. 223 p. € 17,50 (uitgaven van Woord in blik,
Rotterdam steenkamer@steenkamerdesign.nl)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 25 (2020), nr. 4, pp. 60-61.