Stefan George (1868-1933) is in Nederland misschien nog het
bekendst bij filmfans: Fassbinders sinistere komedie Satansbraten (1976) draait om schrijver in crisis Walter Kranz die zich
met deze dichterssfinx identificeert. Gedichten van George worden vooral nog
vanuit ‘Forschungsinteresse’ gelezen, maar óver hem leest men graag, althans in
Duitsland. Dat blijkt uit het succes van twee boeken: de biografie Stefan George: Die Entdeckung des Charisma (2007)
van Thomas Karlauf en Kreis
ohne Meister: Stefan Georges Nachleben (2009) van Ulrich Raulff. In
Nederland leidden deze publicaties niet tot recensies, hoewel daarvoor via
Georges vriendschap met Verwey en de verwikkelingen rond de Amsterdamse George-sekte
Castrum Peregrini alle aanleiding was.
Uit de biografie weten we dat jonge ‘uitverkorenen’ in Georges ‘Kreis’ te maken
kregen met pederastie. Het resultaat was onderwerping. Raulff vertelt wat na
Georges dood met zijn aanhangers gebeurde. Weinig aandacht heeft hij voor de Amsterdamse
kring rond de Duitse dichter Wolfgang Frommel (1902-1986) en het tijdschrift ‘in het teken van Stefan George’ Castrum Peregrini (1951-2007). Frommel
had George ook nooit ontmoet. Hij woonde sinds 1942 bij kunstenares
Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912-2013) op Herengracht 401 en bood
onderdak aan joodse onderduikers. Het verhaal is bekend, vooral uit memoires
van Claus Victor Bock (Untergetaucht
unter Freunden, 1985) en Friedrich W. Buri (Ich gab dir die Fackel im Sprunge, 2009). Castrum Peregrini kwam voort uit deze groep vol onderlinge verafgoding. Daarbuiten bleef de poëzie van Frommel
en Nederlandse leerlingen als Vincent Weyand en Corrado Hoorweg onbekend.
Hetzelfde gold voor de novicen van George zelf: vandaar de boektitel Kreis ohne Meister. Claus von Stauffenberg
deed nog het meest van zich spreken: niet door poëzie maar de mislukte aanslag
op Hitler. Een kijkje
in de wereld van Castrum Peregrini geeft
Entfernte Erinnerungen an W. van Joke
Haverkorn van Rijsewijk (1935) die trouwde met een neef van Frommel. Via Gisèle
kwam ze midden jaren vijftig als vakantiewerkster op Herengracht 401 waar ze een
ondoorzichtige, onheilspellende sfeer aantrof die zowel angst als
nieuwsgierigheid opriep. Prachtig beschrijft ze hoe spanning wordt opgebouwd
rond het bezoek van Ernst Morwitz, een vriend van George die zijn meester zo
onderworpen was dat hij, zoals Raulff vertelt, zijn as op diens Zwitserse grafsteen
liet uitstrooien. Frommel ensceneerde het als een staatsbezoek aan zijn
poëtisch rijk. Later ging Haverkorn van Rijsewijk als weefster samenwerken met
Gisèle en richtte in 1956 weverij De Uil op. Ze had meer met Gisèle te maken
dan met Frommel, maar kwam in zijn ban. Achteraf vraagt ze: ‘Was hij werkelijk een
dichter, een kunstenaar?’ Haverkorn van Rijsewijk kreeg een functie in Frommels
sekte: ze was niet Joke, maar Peregrina en moest voor Frommel een droom van een
jong meisje, Liselotte, verwezenlijken. Dit joodse meisje was kort na de
bevrijding met Frommel in zee gaan zwemmen en verdronken. Nu vormde haar
nagedachtenis een hoeksteen in Frommels ‘droombeeld van een vriendengezelschap’,
zoals George een doodscultus opbouwde rond de jong gestorven ‘Maximin’. Frommel
opereerde als tovenaar: ‘Ik was, zonder het te merken, midden in zijn
toverkring beland.’ Hij verstond de kunst ongemerkt en onverwacht te
verschijnen en verdwijnen en omstanders in het ongewisse te laten over zijn
plannen en bedoelingen. Over Frommel, die onder meerdere persoonlijkheden optrad
en zijn kleding voortdurend wisselde, zegt
ze eigenlijk niets positiefs. Hij komt naar voren als een beklemmend opdringerige
en pretentieuze figuur wiens talent meer in het overrompelen van anderen dan in
eigen kunstenaarschap lag. Zijn vele reizen kriskras door Europa hadden niet
alleen als doel kopij voor zijn tijdschrift te vergaren, maar ook om jongens
naar zijn Amsterdamse sekte te lokken. Frommels drijfveer was ‘onstilbaar
erotisch verlangen’. Ook had hij gastvrijheid nodig als middel van bestaan. Toch
leest het boekje niet als afrekening: de schrijfster poogt vooral haar eigen
reacties op Frommel te begrijpen. Haverkorn van Rijsewijk brak nooit definitief
met Frommel, hoewel ze genoeg redenen noemt waarom ze dat wel had kunnen doen. Frommel
bracht haar meermaals in gevaar en hielp niet als ze dat dringend vroeg: ‘Zijn
amusement woog zwaarder dan mijn veiligheid.’ Dit staat niet op zich: in Frommels
nabijheid zien we volgens haar jongeren verdrinken en zelfmoordpogingen doen. Het
optreden van Frommel, die met zijn lange grijze haren net als George op een
oude vrouw ging lijken, leek ondenkbaar zonder het comfortabele onderdak dat
Gisèle hem levenslang gaf. Op mindere locatie was er niets van zijn sekte gekomen.
Ook de Ommense bankiersweduwe Selina Pierson stopte geld in Frommels projecten.
Een elitaire mannengemeenschap draaide op rijke vrouwen die afstand bewaarden
en een oogje dichtknepen. Uiteindelijk gaat dit fascinerende boekje niet alleen
over Frommel, maar over toetreding tot een sekte in het algemeen: je luist erin
en komt er moeilijk heelhuids uit. Inmiddels baat stichting Castrum Peregrini Gisèles
huis uit als ‘guesthouse’ en organiseert er manifestaties. Het tijdschrift is opgedoekt.
Ooit werd de bureauredactie verzorgd door een als vijftienjarige door Frommel naar
Amsterdam gelokte Duitser. Ouders zullen ingepompt hebben gekregen dat dit de
grootste eer was die zo’n jongen ten deel kon vallen. Het was genoemde Thomas
Karlauf die decennia later de George-biografie schreef. Uiteindelijk komt hij
op grond van dit boek als enige ‘Meister’ uit Frommels ‘Kreis’ naar voren. Zo’n
onverwachte nageboorte kenden Frommels reizen dus ook nog.
Joke Haverkorn van Rijsewijk, Entfernte Erinnerungen an W. Würzburg: Daniel Osthoff Verlag, 2013. 79 p. € 15 (Martinstr. 19, D-97070 Würzburg Antiquariat.Osthoff@t-online.de)
| Eerder verschenen in De Parelduiker 20 (2015), nr. 1, pp. 65-67 (als onderdeel van de rubriek 'Schoon & haaks').
Zie op deze blog ook mijn recensies van een bloemlezing van dichters uit de Castrum Peregrini-sfeer en van de memoires van Corrado Hoorweg (C.M. Stibbe) over Wolfgang Frommel.
Joke Haverkorn van Rijsewijk, Entfernte Erinnerungen an W. Würzburg: Daniel Osthoff Verlag, 2013. 79 p. € 15 (Martinstr. 19, D-97070 Würzburg Antiquariat.Osthoff@t-online.de)
| Eerder verschenen in De Parelduiker 20 (2015), nr. 1, pp. 65-67 (als onderdeel van de rubriek 'Schoon & haaks').
Zie op deze blog ook mijn recensies van een bloemlezing van dichters uit de Castrum Peregrini-sfeer en van de memoires van Corrado Hoorweg (C.M. Stibbe) over Wolfgang Frommel.