Deze rubriek signaleerde het al eerder: C.O. Jellema
(1906-2003) is een favoriet van het marginale circuit. Allerlei uitgeverijen
spelen mee maar de bezorger blijft dezelfde: literair erfgenaam Gerben Wynia. De
Avalon Pers komt nu met Drie gedichten
vol Oostenrijkse zwaarmoedigheid van Christine Lavant (1915-1973): de Duitse tekst
met drie ongepubliceerde vertalingen van Jellema. Wynia tekent
ook voor de brievenbundel Selbstfindung
die inmiddels bij Flanor is herdrukt. Ik zag niet eerder zo’n omvangrijke
Duitse brievenuitgave van een Nederlands auteur. Het is de vraag of Jellema het
boek zelf had gewenst. Kort voor zijn dood vroeg hij de adressant, de Duitse theoloog
Hans-Hermann Röhrig, zijn brieven terug, waarna Wynia ze in de nalatenschap
niet meer aantrof. De uitgave is gemaakt op grond van fotokopieën uit Röhrigs
bezit. Jellema kende de Duitser van zijn Amsterdamse theologiestudie. Jellema
was negentien, gaststudent Röhrig vijf jaar ouder. In 1958 zwaait Jellema om
naar de studie Duits: ‘Weet je, ook de praktische kant van een pastorie zou mij
niet gelegen hebben, het onregelmatige, enigszins zwevende ervan.’ Ontevredenheid
met zichzelf blijft een hoofdthema bij Jellema. In 1959 biecht hij Röhrig op
dat hij homoseksueel is. Het schaadt de vriendschap niet, ook niet toen Röhrig
een gezin opbouwt. Pas veertig jaar later bekent Jellema dat hij hevig verliefd
op hem was. De kern van de briefwisseling ligt in de voor Jellema cruciale jaren
1960-1961. Het is de tijd dat hij een mislukte poging doet met een vrouw te leven. Hij gaat ook werken als leraar
Duits, debuteert als dichter en zijn vader sterft. Debuteren lost eenzaamheid
niet op: Jellema gaat gebukt onder ‘het dreigende vermoeden dat mijn gedichten
weinig mensen aanspreken – misschien heb ik te veel ervan verwacht, van het
contact met de lezer’. Over literatuur en troebelen op school en universiteiten
horen we niet veel. Jellema houdt vooral monologen: ‘Egocentrisch als ik ben,
is deze brief meer een preek voor mezelf geworden dan een brief aan jou’. Zo is
er een massa ‘Materialien zum Leben und Werk’ van Jellema bijgekomen. Een tweede held onder
kleine uitgevers blijft Geerten Meijsing (1950). De Korenmaat komt met een
supplement op de eerder (2014, nr. 3) gerecenseerde uitgave Boedelbeschrijving: dagboeknotities van een vakantie in het Italiaanse Caviano in 1975
waarin de cultauto Citroën DS 21 met zijn grillen een hoofdrol speelt. Steeds weer nieuwe persen ontfermen zich over Meijsing wiens werk al jaren niet
meer in de boekwinkel ligt. Nu dient Boktor zich aan. De toetssteen is een handzaam boekje in rode linnen band. Het bevat
de tekst die Meijsing, aldus het colofon, schreef voor ‘het programmaboekje van
Opera Trionfo, die eind 2011 Rossini’s La
pietra del paragone op de planken bracht. Het is Meijsing wel toevertrouwd
de lezer voor deze opera warm te maken. De Avalon Pers biedt al jaren onderdak
aan kerstverhalen van Meijsing, zo ook voor Dingen
die nog te doen zijn. Ex-vrouw, dochter, vader, moeder, zuster en broer
zijn ijkpunten voor een kerstcauserie waarin Meijsing zich, ondanks een onthecht
bestaan op een Siciliaanse huurkamer, als familieman profileert. Het lijkt geen
toeval dat hij ook een libretto van Rossini citeert.
C.O. Jellema, Brieven
aan Hans-Hermann Röhrig 1955-1996. Nijmegen: Flanor, 2014. 326 p. € 25
(Beijenstraat 30 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com)
Geerten Meijsing: Boedelbeschrijving: supplement september 1975. Haarlem: de Korenmaat, 2014. 22 losse blaadjes. 75 ex. € 9 (Pb. 3316, 2001 DH Haarlem info@hofvanjan.nl) | De toetssteen. Utrecht: Boktor, 2014. 15 p. 72 ex. € 35 (Oude Gracht 234, 3511 NT Utrecht info@hinderickxenwinderickx.nl) | Dingen die nog te doen zijn. Kerstverhaal. Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 22 p. 98 ex. € 40
| Eerder verschenen in De Parelduiker 20 (2015), nr. 1, pp. 64-65.