maandag 23 november 2020

Max Nord: Onder voorbehoud (Recensie)

OORLOGSDAGBOEKEN VAN MAX NORD

Max Nord (1916-2008) was decennia een vertrouwde naam in de Nederlandse journalistiek en letteren. Hij begon in Den Haag bij Het Vaderland en vormde later met Wim van Norden en Simon Carmiggelt de kern van het illegale Parool, waar hij na de oorlog ging werken. Hij publiceerde dichtbundels, schreef boeken over Albert Helman en Alexander Cohen, vertaalde Luigi Pirandello, Cesare Pavese en Alain Fournier in het Nederlands. Gedurende de oorlogsjaren hield Nord een dagboek bij dat Madelon de Keizer uitgeeft onder de titel Onder voorbehoud. Volgens de verantwoording zijn beschouwingen over lectuur weggelaten. Gedeeltelijk staan die wel in Nords memoires Achterwaarts (1998), net als andere passages die hier ontbreken.  Ook mis ik in de verantwoording een verwijzing naar dit blad (2005, nr. 4-5), waarin Nord nog tijdens zijn leven dagboekaantekeningen over de door hem verafgode André Gide publiceerde. Gedeeltelijk staan die wel in dit boek.

De Duitse inval van 10 mei 1940 had Nord niet direct verwacht, want de dag daarvoor ging hij nog uit van een spoedig vertrek naar Indië, waarvan hij, met een kersvers contract van het Soerabayaasch Handelsblad op zak, een soort verlossing verwachtte: ‘Natuurlijk, het zal daar warm zijn en hard werken, ik zal er misschien nog (meer) prikkelbaar zijn, maar dat gevoel van op het randje van den afgrond te staan zal ik toch eindelijk – hoop ik – kwijt raken.’ Een paar dagen later, in de avond van 14 mei 1940, ziet hij op straat collega Menno ter Braak, vlak voordat deze zelfmoord pleegt. Eind 1943 verhuist Nord naar Amsterdam naar Reguliersgracht 109, het pand dat een hoofdkwartier wordt van het illegale Parool. Dramatisch hoogtepunt zijn berichten over het wegvoeren van zijn Joodse vriend Sally Noach en diens familie. Toch speelt de meeste strijd zich binnen Max Nord zelf af. Hij is voortdurend onzeker over zijn literaire identiteit. Nord lijkt te voorvoelen dat hij niet door eigen werk herinnerd zal worden: ‘dat ik nog niet persoonlijkheid genoeg heb, nog niet gevormd genoeg ben om mijn groote poëzie, of proza, te schrijven. En de angst: dat ik nooit zoover zal komen. Dat ik een niet onverdienstelijk dilettant blijf’ (7 januari 1941). Over anderen is Nord wel eens overdreven kritisch: ‘De onbeteekenende Clara Eggink heeft de Van der Hoogt-prijs gekregen. Heb haar vanmiddag bij Stols geïnterviewd. Zij heeft niets te zeggen wat iemand interesseeren kan’ (4 november 1940).

Schrijven en verzetswerk blijken voor Nord moeilijk te combineren en morele keuzes zijn nauwelijks bevredigend te maken: ‘actief handelende, voel ik dat ik per slot een buitenstaander blijf, wiens taak ergens anders ligt, niet op het gebied van het “actieve leven”… dat mij telkens weer overrompelt en in een dwangpositie brengt’ (24 februari 1944). Dit dagboek documenteert wrevel daarover, waarbij ook omstandigheden wel eens de schuld krijgen: ‘Het gemis aan een werkkamer, waar ik geheel tot mijzelf kan komen, m.a.w. het voortdurend in gezelschap zijn, verhindert me te schrijven’ (4 september 1942). Het dagboek wordt juist boeiender als Max Nord zichzelf even vergeet en het over vrienden heeft.  ‘Juist toen ik wilde gaan schrijven over de staking, kwam Simon Carmiggelt. Waarschijnlijk had ik er ook niets van belang over kunnen zeggen’ (23 mei 1942).

Madelon de Keizer (ed.), Onder voorbehoud. De dagboekaantekeningen van Max Nord 1939-1945. Amsterdam: De Lairesse, 2019. 76 pp. € 12,50 / (madelondekeizer@zonnet.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019),  nr. 5, pp. 76-78.