zondag 3 november 2013

Atanas Daltsjev: Fragmenten (Vertaling)

ATANAS DALTSJEV - FRAGMENTEN

het jaar 1944

Een bijzondere poëzie, ironisch en onheilspellend, is met de vernielingen door de bombardementen ons leven binnen gedrongen. Vreemd, lelijk en fantastisch werden veel alledaagse dingen:
     - deuren die boven een afgrond opengaan
     - aan kale eenzame muren opgehangen balkons die nu nog alleen maar door vogels en engelen kunnen worden bezocht
     - huizen waarin de eigenaars als rovers over het dak binnenkomen
     - vensters waardoor de hemel van binnenuit kijkt
    - etages die mensen met houten ladders bereiken alsof ze een boom inklimmen
     - kelders vol sneeuw.

 *

Als een onbekende in huis komt, trekt mijn kleine dochter zich terug in een hoek van de kamer en daarvandaan volgt ze hem zwijgend. Later, wanneer zij zich op de schoot van haar moeder heeft gevlijd of de armen om mijn hals heeft, vraagt ze om zich gerust te stellen: heeft deze meneer ook een kindje, een klein kindje zoals ik. Hetzelfde vraagt zij over ‘god’, als ze het hoort donderen en in de donkere vensters de grote vlammen van de bliksem ziet. En gelijk heeft ze: wie vader is, is reeds voor het goede gewonnen, hij kan niet eng zijn.


de  schrijver

Hij woont met zijn gezin van zes zielen in één kamer en een keuken en voor zijn schrijverschap is geen plaats. 's Avonds wacht hij tot de kinderen slapen, totdat zijn vrouw heeft opgeruimd en dan gaat hij werken in de keuken. Hij doet de lamp aan, veegt met zijn arm de kruimels van tafel, legt de vellen neer en gaat zitten om te schrijven. De vliegen, wakker geworden door het licht, cirkelen boos om hem heen. Boven zijn hoofd kruisen de waslijnen: hun schaduwen hangen aangedikt over de muren en een paar enorme insecten kruipen er overheen. Maar hij merkt ze niet op. Zijn ogen, gericht op de witte leegte van het papier, vangen andere beelden.

*

Elke schrijver die succes zoekt, schrijft niet wat hij wil maar wat de mensen van hem willen. En ten onrechte ziet hij zijn succes als invloed: hij is hier de beïnvloede.

*

Ik vlucht niet van het succes weg vanwege het succes zelf maar vanwege hen die het hebben. Ik schaam me op hen te lijken.

*
de bibliotheek

In Toulouse werkte ik overdag in de openbare bibliotheek, maar ik hield ervan om ' s avonds naar de universiteitsbibliotheek te gaan. ‘s Avonds was het daar mooier. De grote kroonluchters aan het plafond brandden niet, de muren verdwenen in de zaal waardoor het er ruimer werd, er ontstond een soort halfduister, waarin op de tafels hier en daar lampen met groene glazen kappen brandden. En wie weet zag het er door het duister nog stiller uit. Ik had niet het gevoel dat ik me in een afgesloten ruimte bevond. Het leek of ik ergens buiten was, in de nacht, op het veld. De groene lampenkappen riepen in mijn bewustzijn voorstellingen op van bladeren, bomen, lichtkevers en maanlicht.
     De bibliotheek werd bezocht door een klein aantal studenten dat een gelukkige uitzondering vormde op hun collega’s, liefhebbers van bioscopen, kroegen en andere etablissementen. Er kwamen ook een paar lange negers die licht gekleurde kleren droegen. Hun gezichten vloeiden samen met de duisternis. En het was een beetje angstaanjagend om, opgeschrikt door het onvermoede kraken van het parket, je ogen die nog vol onwerkelijke beelden zijn op te slaan van het boek en te zien hoe als in een nachtmerrie een gestalte naar je toe zweefde, een leeg kostuum zonder hoofd en handen.

*

Met bekenden en vrienden praat hij natuurlijk maar als hij zich tussen meer mensen bevindt of als hij telefoneert, begint hij ineens te spreken met een zware en donderende, duidelijk mannelijke stem. Deze vreemde, veranderde stem hoor ik ook in zijn poëzie. Daarom bevalt die me niet.

*

Ze beschuldigen mij ervan dat ik alleen mijn goede gedichten heb laten drukken en dat ik de slechte heb verborgen. Nee, mijn slimheid is nog groter: ik schrijf alleen de goede.

*

Als je ouder wordt, keer je terug naar je eerste jaren, herinner je je de gevoelens en indrukken van toen, ontmoet je vrienden van weleer.
     Het leven lijkt veel op een verblijf in een vreemde, onbekende stad. Op een ochtend kom je aan op het station, je ziet het plein ervoor, de auto’s die op de reizigers wachten, de menigte die altijd iets eigenaardigs heeft op zo'n plaats, de kruiers, de spoorwegmensen. Dat zijn je eerste indrukken. Later ga je in de stad wonen; je begint door andere straten te lopen; andere plaatsen en andere dingen trekken je aandacht. Weken gaan voorbij, maanden. En dan komt de dag van vertrek. Opnieuw ga je naar het station, opnieuw zie je het plein met de auto’s in de rij dat je was vergeten. Je ziet dezelfde mensen. Wat er in het begin was, herhaalt zich voor jou en je begrijpt dat het einde is gekomen.

soms in het park

Op wandelingen met mijn vrouw ontmoet ik soms in het park oude mensen van wie ik denk dat ik ze nog als kind heb gezien. Misschien waren dat toen hun ouders op wie ze met het ouder worden zijn gaan lijken. En je hoeft je geenszins te verbazen als zij op hun beurt, wanneer ze mijn vrouw en mij ontmoeten, ons voor mijn vader en moeder houden.
     Het leven is een voortdurende herhaling.

 *

de levenden en de doden

Het valt in Frankrijk op dat het nieuwe in gemeenschap  met het oude leeft, dat het heden het oude niet verstoot maar naast en met het verleden leeft. En de mensen verbannen daar, zoals elders, hun doden niet naar een plaats buiten de stad: de begraafplaatsen zijn midden in een gemeente.
     Ik herinner me begraafplaatsen in Montparnasse waar het laatste graf naast het eerste huis stond. De levende en de doden wonen bij elkaar en als ze elkaar ontmoeten, zullen ze zeker als goede buren een gesprek voeren.

*

Poëzie ontstaat niet wanneer wij willen maar wanneer zij wil. Zij lijkt veelal op het vergeten woord dat ons alleen over de lippen komt nadat we zijn opgehouden het te zoeken.

*
 
het kon ook werkelijkheid worden

We praten in hun tuin. ‘Wacht’, zeg ik. ‘ik heb het boek thuis. Ik zal het even halen.’ Ik open de deur en ga de straat op.
     In het begin merk ik het niet maar het gevoel dat iets is veranderd, dringt onopvallend in mijn bewustzijn door. Mijn huis was dichtbij en nu loop ik al langere tijd dan nodig was om er te komen. De kruidenierszaak waarlangs ik altijd liep, is er niet meer; ik zie het kruispunt niet waar je van oudsher moest afslaan. ‘Deze straat kruiste toch met die en die’, vraag ik reeds verward aan een voorbijganger.  ‘Ik weet niet of er hier ooit zo'n straat is geweest’, antwoordt hij en haalt zijn schouders op.
     Nu zie ik dat de straat anders is, de gebouwen zijn verschillend en de mensen die ik ontmoet zijn onbekenden. Hoe verder ik loop, des te duidelijker wordt het me dat ik op een vreemde plaats ben terechtgekomen, in een vreemde stad waar ik ondanks alles heb geleefd, en des te sterker doet het gevoel van eenzaamheid mijn hart ineenkrimpen.
     Ik word wakker. Dit is een droom maar als het menselijke leven langer was, dan kon het ook werkelijkheid worden.

Uit het Bulgaars vertaald door Jan Paul Hinrichs

aantekening van de vertaler

In Fragmenten (1967) bundelde de Bulgaarse schrijver Atanas Daltsjev (1904-1978) prozastukken die moeilijk bij één genre zijn onder te brengen. De titel dekt een mengeling van kritische notities over kunst en literatuur, aforismen, reisimpressies, dagboekfragmenten en gedichten in proza. Daltsjev publiceerde ook ongeveer vijfenzeventig gedichten, enige essays, recensies en vertalingen, vooral uit de Franse en Russische poëzie. Zijn gedichten kenmerken zich, evenals de ‘fragmenten’, door een karig taalgebruik, een grote nuchterheid en een inhoud die, hoe filosofisch ook, de sfeer van de persoonlijke ervaringen en waarnemingen niet ontstijgt.
     Na 1944, toen in Bulgarije de communisten aan de macht kwamen, weigerde Daltsjev zich te onderwerpen aan van bovenaf aan schrijvers opgelegde ‘socialistische’ normen; hierdoor kon zijn werk lange tijd niet worden gepubliceerd. In zijn principiële houding stond hij toen als schrijver tamelijk alleen. Georgi Markov, de Bulgaarse schrijver die in 1978 wereldberoemd werd als slachtoffer van de Londense paraplumoord, schreef kort voor zijn dood in zijn essay ‘In memoriam Atanas Daltsjev’ : ‘Hij hield ervan zich met jonge dichters en schrijvers te omgeven die in hem de karaktereigenschappen vonden die misschien in het huidige Bulgarije wel het meest worden gemist: waardigheid en wijsheid.’
    Voor meer informatie over Daltsjev verwijs ik naar mijn opstel ‘Een Bulgaars geweten’, in Tirade jrg. 30, nr. 302, januari/februari 1986. In enigszins gewijzigde en uitgebreide vorm verscheen dit ook in mijn boekje Langs grenswegen. Over Bulgaarse poëzie van deze eeuw (De Lantaarn, 1987).

 | De dertien prozagedichten van Atanas Daltsjev en de aantekening van de vertaler verschenen eerder in 1995 bij de Arethusa Pers in Baarn onder de titel Fragmenten (oplage: 100 genummerde ex.). Herdrukt werden ze in Atanas Daltjsev, Ontvolkte plaatsen, vert. Jan Paul Hinrichs (Oegstgeest:  Stichting De Lantaarn, 2006), pp.  9-15.

| Trefwoorden: Атанас Далчев | Фрагменти