Sinds jaar en dag geeft Huis Clos
subliem door Piet Gerards vormgegeven boeken uit rond eigenzinnige schrijvers
en kunstenaars. De laatste tijd komen er geleerd ogende essays in de sfeer van
de neerlandistiek bij. Johan Sonnenschein (1980), lector Nederlands in Luik,
waagt zich aan een teksteditie met uitvoerig commentaar van het gedicht ‘Een
dag in ’t jaar’ van Herman Gorter (1864-1927) dat postuum voor het eerst in
1948 is gepubliceerd. Waarom is dit gedicht van ruim 800 regels, waarin een ik
vanuit zijn torenkamer op het platteland in de zondige jungle van een stad
terechtkomt, zo belangrijk dat een
afzonderlijke heruitgave nodig is? Het is volgens Sonnenschein in zijn voortreffelijke
‘rondleiding’ alleen al interessant omdat het ontstond tussen de meesterwerken Mei (1889) en Verzen
(1890): ‘als poëtisch document van de enige dichter van voor 1900 wiens werk
nog in de originele bundels wordt herdrukt.’ Hij plaatst het stadsgedicht van
de natuurdichter binnen de literatuur en filosofie van de tijd maar ook binnen
de Nederlandse traditie, waarin Leopold en Nijhoff met ‘Cheops’ en ‘Awater’ het
‘middellange gedicht, tussen epiek en lyriek’ […] een “ding” op zich’ maakten. Voor
wie alle verwijzingen naar Nietzsche te veel worden, blijft Gorters poëzie over
die nu voor het eerst separaat is uitgegeven: bij vlagen misschien wat onaf
maar evenzeer verrassend modern of uitbundig: ‘Want zoo werd mijn hart geboren
/ ik kan niet hooren / ooit een geluid / of diep in mij fluit / mijn eigen
zielsvogel diezelfde toon.’ Paul Claes (1943) promoveerde ooit op de poëzie van
Hugo Claus en brengt in Meester Claus
– zijn 117de boekpublicatie volgens de flap - vier stukken uit de
jaren 1985-2014 bijeen. Dit is voorbeeldige lectuur voor lezers die Claus
kennen en waarderen of voor een cursus poëtica maar lijkt minder geschikt om
anderen te enthousiasmeren. Wie Claus links liet liggen, krijgt genoeg
materiaal om dat zo te laten. Claes analyseert vooral de negatieve emoties in
zijn poëzie: dwang, claustrofobie, agressie, angst, beklemming. Hij stelt dat
Claus al ‘gekluisterd wordt door zijn naam’ die volgens hem in verband gebracht
kan worden met het Latijnse werkwoord ‘claudere’ (sluiten, belemmeren) en zo
ook met ‘kluisteren’, ‘kluis’ etc. Maar je hoeft ook geen kerkganger te zijn om
een niet aflatende ‘oorlog met de roomse religie’ geen thema voor poëzie te
vinden. Claes beweegt zich vooral binnen een academisch kader en haalt theoretici
als Algirdas Greimas en Jacques Lacan van stal. Kees Fens (1929-2008) doet het
zonder dat soort referenties. Het vers wint
bevat de teksten van zijn eerste recensie uit de Volkskrant, over Hella Haasse uit 1969, en de laatste, over
Petrarca uit 2008. In zijn inleiding meldt
Erik van der Berg dat de naam Fens nooit viel op Amsterdamse universiteitscolleges
Nederlands in de jaren zeventig en tachtig. Decennia zijn voorbij en Fens is
dood maar zijn leesbaarheid blijft er niet minder om.
Johan Sonnenschein, Een glorieus ding. ‘Een dag in ’t jaar’ van
Herman Gorter. 2014. 126 p. 600
ex. € 15 | Paul Claes, Meester Claus.
2015. 69 p. 350 ex. € 12,50 | Het vers
wint. Van en over Fens. 2015. 21 p. 250 ex. € 3,50 | (Huis Clos, p/a Gerard
Terborgstraat 16 hs 1071 TM Amsterdam info@uitgeverijhuisclos.nl)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), NR. 3, PP. 64-66.