zaterdag 22 april 2017

C.O. Jellema: Mijn beste lezer (Recensie)

BRIEVEN VAN C.O. JELLEMA
 
Deze rubriek wees al eerder op de bijzondere positie van Groninger dichter en essayist C.O. ‘Cor’ Jellema (1936-2003) in het marginale circuit. Dankzij de inspanningen van literair erfgenaam Gerben Wynia kreeg deze niet zo lang geleden overleden auteur een indrukwekkend aantal postuum verschenen titels op zijn naam. Nu verschijnt bij uitgeverij Flanor, drijvende uitgeefkracht achter de Jellema-revival, Mijn beste lezer: brieven van Jellema aan zijn broer Anne Otto ‘Annot’ Jellema (1938-2002) die arts was in Tanzania en Deventer. Oud zouden de broers niet worden en Cor lijkt dat in 1999 te beseffen: ‘Ik 62, jij bijna 61. Er doemt iets op aan de horizon: eindigheid.’ De uitstekend geannoteerde brieven missen de dramatiek en bekentenissfeer van de grote brievenuitgave Selbstfindung (zie De Parelduiker 2015/1): daarvoor kennen de broers elkaar ook te goed. Maar op getemperde toon openbaart zich de binnenwereld van een niet bijster opgewekte, weifelende auteur die ogenschijnlijk ver van het Westen opereert. Als Jellema vanuit de luwte van de Provinz-Intelligenz op het Boekenbal verzeilt, is hij verbaasd daar mensen te kennen. Hij heeft het gevoel dat hij niet echt leeft, dat ‘alles voorbereiding voor straks’ is. En of dat straks ooit is gekomen? Een universitaire aanstelling als germanist zorgt voor levenslange onbedreigde welvaart die misschien ook versuft. Cor wisselt wel van partner, verhuist en laat zijn zwaktes uitkomen, vooral zijn verslavende afhankelijkheid voor signalen uit de buitenwereld: ‘Als ik dépri ben, ben ik het besef van eigenwaarde volledig kwijt: ik ben niemand, waardeloos, dan wil ik geknuffeld worden, geaaid of: gevraagd voor een radio-interview, voor een TV-optreden: dan ben ik iemand. Ik ben daar afhankelijk van en dat is niet goed’. Maar de paradox regeert: Jellema geneert zich dan weer als mensen hem op zijn gedichten aanspreken. Ook had hij ‘vanaf de eerste handdruk een vreselijke hekel’ aan Adriaan van Dis die hem misschien zo’n TV-optreden had kunnen bezorgen. Aangrijpend is de brief over een vriend die hij vlak voor zijn euthanasie sprak: ‘eigenlijk is dat toch een afscheidsgesprek als voor een terechtstelling, iemand net zo oud als ik’. Uit Jellema’s dagboek citeert Wynia’s inleiding soortgelijke regels na zijn aanwezigheid bij de euthanasie van Annot, zijn ‘beste lezer’ die hij maar kort zou overleven.

C.O. Jellema, Mijn beste lezer. Brieven aan mijn broer. Nijmegen: Flanor, 2015. 62 pp. € 17,50 (Beijensstraat 30 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@flanor.nl)
 
| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 21 (2016), nr. 2, pp. 64-65.