Deze rubriek wees al eerder op de bijzondere positie van Groninger
dichter en essayist C.O. ‘Cor’ Jellema (1936-2003) in het marginale circuit.
Dankzij de inspanningen van literair erfgenaam Gerben Wynia kreeg deze niet zo
lang geleden overleden auteur een indrukwekkend aantal postuum verschenen titels
op zijn naam. Nu verschijnt bij uitgeverij Flanor, drijvende uitgeefkracht
achter de Jellema-revival, Mijn beste
lezer: brieven van Jellema aan zijn broer Anne Otto ‘Annot’ Jellema (1938-2002)
die arts was in Tanzania en Deventer. Oud zouden de broers niet worden en Cor
lijkt dat in 1999 te beseffen: ‘Ik 62, jij bijna 61. Er doemt iets op aan de
horizon: eindigheid.’ De uitstekend geannoteerde brieven missen de dramatiek en
bekentenissfeer van de grote brievenuitgave Selbstfindung
(zie De Parelduiker 2015/1): daarvoor
kennen de broers elkaar ook te goed. Maar op getemperde toon openbaart zich de
binnenwereld van een niet bijster opgewekte, weifelende auteur die ogenschijnlijk
ver van het Westen opereert. Als Jellema vanuit de luwte van de Provinz-Intelligenz op het Boekenbal
verzeilt, is hij verbaasd daar mensen te kennen. Hij heeft het gevoel dat hij
niet echt leeft, dat ‘alles voorbereiding voor straks’ is. En of dat straks
ooit is gekomen? Een universitaire aanstelling als germanist zorgt voor levenslange
onbedreigde welvaart die misschien ook versuft. Cor wisselt wel van partner,
verhuist en laat zijn zwaktes uitkomen, vooral zijn verslavende afhankelijkheid
voor signalen uit de buitenwereld: ‘Als ik dépri ben, ben ik het besef van
eigenwaarde volledig kwijt: ik ben niemand, waardeloos, dan wil ik geknuffeld
worden, geaaid of: gevraagd voor een radio-interview, voor een TV-optreden: dan
ben ik iemand. Ik ben daar afhankelijk van en dat is niet goed’. Maar de
paradox regeert: Jellema geneert zich dan weer als mensen hem op zijn gedichten
aanspreken. Ook had hij ‘vanaf de eerste handdruk een vreselijke hekel’ aan
Adriaan van Dis die hem misschien zo’n TV-optreden had kunnen bezorgen. Aangrijpend
is de brief over een vriend die hij vlak voor zijn euthanasie sprak: ‘eigenlijk
is dat toch een afscheidsgesprek als voor een terechtstelling, iemand net zo
oud als ik’. Uit Jellema’s dagboek citeert Wynia’s inleiding soortgelijke
regels na zijn aanwezigheid bij de euthanasie van Annot, zijn ‘beste lezer’ die
hij maar kort zou overleven.
C.O. Jellema, Mijn
beste lezer. Brieven aan mijn broer. Nijmegen: Flanor, 2015. 62 pp. € 17,50
(Beijensstraat 30 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@flanor.nl)
| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 21 (2016), nr. 2, pp. 64-65.