vrijdag 2 juni 2017

Blaise Cendrars en Louise de Vilmorin (Recensies)

VAN BLAISE CENDRARS TOT LOUISE DE VILMORIN
 
Deze rubriek schreef eerder over de kleurige, avontuurlijk vormgegeven boekjes uit de avant-gardesfeer die Marc Vleugels op zijn naamloze proefpers drukte onder de imprint Studio 3005. Inmiddels concludeert Vleugels dat de naam van zijn grafisch ontwerpbureau geen geschikte naam is voor een uitgeverij. Hij gaat verder als uitgeverij Vleugels. Vooralsnog leidt dat niet tot een beleidswijziging: de handpers blijft actief, naast uitbesteed offsetwerk. Soms combineert Vleugels als vanouds beide procedés binnen een uitgave. De productie blijft enorm. Inhoudelijk draait het nu vooral om Franse literatuur, met een enkele Nederlandse dichter erbij. Zelfs zien we een Nederlandse dichter, Lans Stroeve (1961), die uit het Nederlands in het Frans wordt vertaald. Een oorspronkelijk Nederlands gedicht van Guus Luijters (1943) heeft, wellicht niet ontoevallig, ook een Franse titel. Vooropgesteld: prachtig dat iemand dit doet. Maar hoe lang houdt zo’n Franse vloedgolf stand? Onderbouwing ontbreekt hier grotendeels. Het gaat om auteurs die onbekend zijn en vaak niet geïntroduceerd worden, ook niet minimaal. Is dit een statement voor ‘autonome kunst’? Anders begrijp ik niet waarom onder een uitbundig omslag één vierkant, kort gedicht van Christophe Tarkos (1963-2004) uitkomt waarin eigenlijk alleen ‘Ik ben vrij’ en ‘ik schrijf wat ik wil’ staat.
     Een van de geslaagdste omslagen van de uitgeverij heeft het prozagedicht Ik heb gedood! (1918) van Blaise Cendrars (1887-1961). Zijn verhaal is wel vrij bekend: de Zwitserse wereldreiziger en dichter die in de Eerste Wereldoorlog in het Franse Vreemdelingenlegioen vocht en zijn rechterarm verloor. Ik heb gedood! bevat, naast soldatenliedjes (‘Als je nodig moet kakken / Laat dan je broek maar zakken’), in rap tempo opeenvolgende beelden over marcheren, wachten in loopgraven, aanvallen en gevechtspsychologie: ‘Er is geen leider met strepen meer. Instinctief volgen we wie altijd het koelbloedigst is geweest, vaak een onopvallende gewone soldaat. Alle bluf is verdwenen. […] De angsthaas duikt weg in een hol. Sommigen doen alsof ze dood zijn. En je hebt de hele zwik arme sukkelaars die zich kranig laten afknallen zonder te weten hoe of wat.’ De titel is ontleend aan de voorlaatste zin. De ik-persoon bespringt een Duitser: ‘Ik bespring mijn tegenstander. Ik breng hem een vreselijke jaap toe. Zijn hoofd is er bijna af. Ik heb de Mof gedood. Ik was feller en sneller dan hij. Directer. Ik heb het eerst toegeslagen. Ik heb gevoel voor realiteit, ik, de dichter. Ik heb gehandeld. Ik heb gedood. Als een man die wil leven.’ Hij had geen keuze. Over het onontkoombaar toegroeien naar een fatale climax en de beestachtige realiteit van een beslissend gevecht gaat dit prozagedicht, een hoogtepunt in de oorlogsliteratuur.
      Vleugels geeft ook ‘gewone’ boeken uit: ook aan het omslag komt geen proefpers meer te pas. Negen vertaalsters uit het Frans, verenigd in het gelegenheidscollectief Atelier de Traduction d’Amsterdam, komen met Sint Eensgelee (Sainte-Unefois, 1934) van societydame Louise de Vilmorin (1902-1969). Ze behoort bij de grote verleidsters. Om enige kans bij haar te maken moest je een jachtkasteel in de Karpaten hebben of graaf Paul Pálffy ab Erdöd heten, ambassadeur van Groot-Brittannië of Orson Welles zijn. Geld, macht en aanzien waren voorwaarden: Louise jaagde op gevestigde reputaties. De roman is geschreven op instigatie van toenmalige minnaar André Malraux met wie ze aan het einde van haar leven, als hij Frans minister van cultuur is, nogmaals een relatie heeft. Na haar dood kan hij op haar kasteel blijven als partner van een jong nichtje van De Vilmorin. Voor levensbeschouwelijk gedachtegoed hoeft men bij Louise niet te zijn. In enigszins surrealistisch proza lezen we van de grillen en amoureuze en artistiekerige dagdromen van een jonge freule Gratia op een kasteel. In haar feeërieke wereld vol parken, zomerfeestjes en bezoekjes is alles afhankelijk van impulsen uit de buitenwereld. De openingszin zet de toon: ‘Toen ze een veertje zag dwarrelen in de tocht kwam freule Eensgelee op de gedachte naar de bovenkamer te gaan.’ Alle handeling blijft zo licht en willekeurig als dat veertje: proza waar men ook gemakkelijk overheen leest. De ware wereld bestaat hier niet: ‘Anderen hebben touwtjes om aan te trekken en een roeping op aarde; ik heb niets te doen’. Alleen ‘gemakkelijke pleziertjes’ blijven over. Gratia leest aan het begin de afscheidsbrief van haar laatste geliefde, graaf Sylvio: ‘Ik zou zo graag willen dat u de lange perioden op Sint Eensgelee benutte om iets te maken waarin u zich werkelijk uit. Voor u sterft moet u toch meer geweest zijn dan een belofte.’ Zijn deze roman en Louises literaire carrière een antwoord op een dergelijke uitdaging?  Het boek is schitterend uitgegeven, met een stofpatroon op het omslag dat ‘door Louise de Vilmorin veelvuldig werd toegepast in haar salon in het familiekasteel te Verrières-le-Buisson’. Elders had dit werk niet gemakkelijk het licht gezien. De vertaalsters verantwoorden hun werkwijze niet: had ieder een deel, of is er over van alles gediscussieerd en gestemd, zoals in de vertaalgroepen van Karel van het Reve, bijvoorbeeld of je ‘un soufflé’ wel met ‘haagse bluf’ mag vertalen. Het vertalerscollectief  zegt ook niets over de noodzaak van deze vertaling.  De flaptekst biedt enige informatie maar bij een in Nederland onbekende figuur met zo’n wild leven verwacht je een nawoord met een zekere duiding, ook al omdat dit proza het gevaarlijke snijpunt van leegte en subtiliteit opzoekt.

Christophe Tarkos, Ik ben vrij. Vert. Kiki Coumans. 2016. 4 pp. 40 ex. € 14,00 | Guus Luijters, Ménilmontant. 2016.  8 pp. 63 ex. | Lans Stroeve, Petit livre d’eau. Vert. Jan H. Mysjkin. 2016. 16 pp. 65 ex. € 19,50  | Blaise Cendrars, Ik heb gedood! Vert. Mirjam de Veth. 15 pp. 107 ex. € 19,50 | Louise de Vilmorin, Sint Eensgelee. Vert. Atelier de Traduction d’Amsterdam. 2016. 93 pp. € 17,95 (uitgaven van Uitgeverij Vleugels, Van ’t Hoffstraat 27 2665 JL Bleiswijk info@uitgeverijvleugels.nl)
 
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 21 (2016), nr. 3, pp. 64-66.