Vorig jaar debuteerde de Lochemse uitgeverij Het Huis met
de Drie Gedichten met twee boekjes. Het verhaal Voor de wet van Franz Kafka kwam tweetalig uit zonder opgave van vertalersnaam.
Onder de titel Heimwee. Kwatrijnen over
onrust, twijfel en heimwee verscheen poëzie van Jacob Israël de Haan. Het zijn
solide uitgegeven boekjes die inhoudelijk niets nieuws bieden. Uitgevers Boeije
Jansen, ‘boekhandelaar in ruste’, en Roelof Wullink, ‘gepensioneerd uitgeversknecht’
(informatie op de website van de uitgeverij met foto van twee grijze
eminenties), opereren met hun derde uitgave innovatiever en actueler. Onvermeld
blijft evenwel dat de vertaling in 2012 al eens hors commerce verscheen als
oudejaarsgeschenk van drukkerij Sanderus te Oudenaarde. Els Snick, drijvende
kracht achter het onlangs opgerichte Joseph Roth Genootschap, vertaalde Erdbeeren, een romanfragment uit 1929 van
Joseph Roth (1894-1939). Pas in de jaren zeventig kwam het onafgewerkte
manuscript boven water. Een eerste Nederlandse vertaling, door Nicolien van
Doorn (niet door Snick vermeld), verscheen in Het Oog in ’t Zeil (april 1989). Roth beschrijft hierin zijn
geboortestadje Brody in Galicië, zonder dat de stad bij naam worden genoemd. Tot
aan de Eerste Wereldoorlog was Brody de verste uithoek van het Habsburgse rijk,
tegen de Russische grens aan. De localisering blijft beperkt tot ‘het oosten
van Europa, in een grote dunbevolkte vlakte.’ De mensen zijn arm en leven van leningen,
smokkel en diefstal én van de giften van
een locale graaf en een theehandelaar die jaarlijks zijn geboortestad aandoet. Roth
toont ons een multiculturele wereld in een soort dwaze onschuld. Handwerkers en
handelaren, die in Brody overheersend waren, worden niet als joden
geïdentificeerd. Zelfverminking van jongens om dienstplicht te ontlopen, komt
aan bod maar onvermeld blijft dat het om joden ging: ‘Sommigen namen
koudwaterbaden en kregen een longontsteking of de tering, ze stierven een
snelle of een langzame dood. Ze werden geen soldaat. De slimsten onder hen
vertrokken naar Amerika.’ Identiteit sprak in deze wereld kennelijk voor zich:
‘Waar ik vandaan kom had ik geen papieren nodig. Iedereen wist wie ik was.’
Niemand betaalde belasting en de ambtenaren leefden van steekpenningen: ‘Daarom
kwam niemand in de gevangenis terecht. Daarom betaalde niemand belastingen.
Daarom had niemand papieren.’ Veel wordt vergeven, ook door de politie. De aardbeien,
die elk jaar terugkwamen, symboliseren het einde van de winter en hoop in het
algemeen. Roth toont een samenleving op de rand van het uitsterven, van vlak
voor het totalitarisme dat na de Eerste Wereldoorlog toesloeg. Holocaust en
stalinisme maakten aan deze schilderachtige wereld, met al haar krampachtige bijgeloof
en onhandigheid, een einde, zonder dat Roth dit nog heeft geweten. Els Snick oppert
in haar inleiding dat lezers ‘misschien wat teleurgesteld’ zullen zijn over
allerlei tekortkomingen van een onafgemaakt manuscript. Dat ben ik niet: het
fragmentarische is hier de vorm. Het boekje is een aaneenschakeling van levendige
beelden uit de verdwenen wereld van joods Galicië. Idealisering is niet nodig: spanning
broeide onder de archaïsche oppervlakte. Een paradoxaal beeld blijft dan ook na: ‘Waar ik
vandaan kom heerste vrede. Slechts de naaste buren waren elkaar vijandig
gezind.’
Joseph Roth, Aardbeien.
Een romanfragment. Vert. Els Snick. Lochem: Het Huis met de Drie Gedichten,
2016. 48 pp. 400 ex. € 15 (Markt 18, 7421 AA Lochem roelof@huismetdedriegedichten.nl)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 21 (2016), nr. 3, pp. 63-64.