Als kind zat hij eens op schoot bij Oberbürgermeister Konrad Adenauer, maar in april 1933, vlak na Hitlers machtovername, vluchtte de stateloze Joodse socialist H. Wielek, pseudoniem van Wilhelm Kweksilber (1912-1988), uit Keulen naar Amsterdam. Hij had toen al in eigen beheer de dichtbundel Proletenviertel (1929) laten drukken, cabaret gespeeld en radio- en krantenwerk gedaan. Kunst beschouwde hij als instrument voor culturele vorming, niet als vrijetijdsbesteding of intellectueel genot. Een positie als Exil-auteur verwierf hij in Amsterdam niet. Wel stelde hij, schijnbaar als eerste, een bloemlezing samen van Exil-gedichten, Verse der Emigration (Karlsbad, 1935). Hierin staan ook gedichten van Wielek die vooral politieke agitatie bevatten. Aansluiting bij Nederlandse schrijvers bleef uit. Ter Braak wees een novelle van hem af: vertaling vond hij niet de moeite waard.
Een oudere generatie kent Wielek als recensent van Duitse literatuur voor dag- en weekbladen, waarbij hij steevast Exilliteratuur idealiseerde. In de jaren zestig en zeventig zag hij in Duitsland en andere landen tekenen van herlevend fascisme. Het was een reden om Stichting J’Accuse op te richten, een nieuwe variant van Ter Braaks Comité voor Waakzaamheid. Elk jaar op 4 mei, na de Dodenherdenking, organiseerde de stichting een manifestatie in hotel Krasnapolsky. Zelfoverschatting was Wielek niet vreemd: voor de eerste bijeenkomst in 1969 nodigde hij beroemdheden als Jean Paul Sartre, Marlon Brondo en Vanessa Redgrave uit, maar die bedankten. Heinrich Böll, die hij in de jaren vijftig naar Amsterdam haalde, werd meermaals uitgenodigd, maar zegde steeds af. Günter Grass nam niet de moeite te antwoorden. Günter Walraff en Beate Klarsfeld lieten zich wel strikken. J’Accuse bleef gaandeweg steken in de vaak drammerig linkse hoek van advocaat Bakker Schut, het Chili-Comité en antiapartheidsorganisaties.
In de jaren 1973-1979 was Wielek Eerste Kamerlid voor de PvdA. Zijn tweede echtgenote, de journaliste en vertaalster Willij Berg (1919-2004), sleepte hem overal naar mee, toen hij Alzheimer kreeg: ‘Ik kon hem niet naar een verzorgingshuis brengen […]. Ik had het gevoel, dat ik hem dan achteraf alsnog aan een concentratiekamp zou uitleveren.’ Stichting J’Accuse hield op 4 mei 1988 nog een traditionele 4 mei-bijeenkomst, maar na Wieleks dood, een paar maanden later, waren er nauwelijks nog activiteiten. Wielek bleef een marginale figuur: Het Parool was het enige dagblad dat zijn dood meldde.
We lezen over Wielek in de verrassende dissertatie Kultur ist Politik ist Kultur van Frederike Zindler. Aan menig bekender Nederlands publicist zal nooit zo’n doorwrochten studie worden gewijd. Zindler doet geen poging Wielek belangrijker te maken dan hij is: in zijn speurtocht naar latent fascisme in West-Duitsland en strijd tegen Berufsverbote waren zijn standpunten nogal extreem. Het eigen morele gelijk stond bij Wielek nadrukkelijk voorop. Van oude SPD-vrienden vervreemdde hij. Wieleks artikelen uit Zindlers omvangrijke bibliografie zullen vermoedelijk niet gauw op eigen merites worden herlezen, maar kunnen wel nuttig blijken bij breder onderzoek naar onze linkse beweging en Duits-Nederlandse connecties.
Niettemin blijft Wielek auteur van een bijzonder boek: De oorlog die Hitler won, de eerste Nederlandse geschiedenis van de Holocaust. Johan Winkler van de Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij had de opdracht voor het schrijven van dit boek al in 1941 gegeven aan de later weggevoerde Joodse journalisten Hugo Heijmans (1904-1945) en Herman Jacob Minkenhof (1895-1943). Wielek maakte af waaraan zij waren begonnen. Een deel van het manuscript lag tijdens de oorlog in tuinen begraven. De oorlog die Hitler won werd nooit vertaald of herdrukt. Het is nog altijd een aangrijpend boek, dat, ondanks alles wat sindsdien over de Holocaust is gepubliceerd, authenticiteit heeft behouden. Facsimile afgedrukte documenten, die de bureaucratische perversie van de nazi’s aanschouwelijk maken, ondersteunen geschiedschrijving die is afgewisseld met autobiografische prozafragmenten. Wielek beschrijft het vertrek uit Amsterdam met zijn ouders naar Westerbork: ‘Naast mij strompelen mijn ouders voort; niet veel hebben zij meegenomen en toch is de bagage voor hen al te zwaar.’ Hij kan, onvoorzien, nog afscheid nemen in Westerbork, voor ze de trein naar Polen instappen, beseffend dat ze elkaar niet weerzien: ‘En nooit zal ik de gelukkige gezichten van mijn ouders vergeten, als zij mij op het terrein zien. […] Waarom doen wij niets? Tweeduizend mensen staan hier opeengehoopt. Waarom werpen wij ons niet op hen als wanhopige dieren, waarom…?’ Misschien kwam Wielek in 1947 met dit unieke boek te vroeg. Hoe dan ook, van de oplage van vierduizend exemplaren is er momenteel op internet antiquarisch geen enkel leverbaar.
Frederike Zindler, Kultur ist Politik ist Kultur. Der Emigrant und »Holländer« H. Wielek (1912-1988) als Mittler im deutsch-niederländischen Raum. Wien: Praesens Verlag, 2017. 332 pp. € 32,00 (info@praesens.at)
| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 23 (2018), nr. 1, pp. 68-70.