donderdag 10 januari 2019

Kathinka Dittrich van Weringh: Herinneringen (Recensie)

KATHINKA DITTRICH VAN WERINGH EN HET BELASTE VERLEDEN

Kathinka Dittrich van Weringh (1941) noemt zichzelf Kulturfrau. In de jaren 1979-1985 was ze directeur van het Amsterdamse Goethe-Institut. Het was een stap in een loopbaan die haar eerder naar Barcelona en New York bracht, later naar de centrale in München en naar Moskou, waar haar instituut zich nestelde in de oude DDR-ambassade. Aansluitend was ze enkele jaren cultuurwethouder van Keulen, ‘de meest Nederlandse van alle Duitse grote steden’. In Wann vergeht Vergangenheit? publiceert Dittrich van Weringh herinneringen aan haar werkzame tijd én de tijd daarna, waarin ze tijdens familiebezoek op het platteland van de ex-DDR de overgang van een Stasi-systeem naar een BRD-maatschappij meebeleefde. Net als op haar vroegere standplaatsen staken spoken uit het verleden steeds de kop op. Het gaat dan om locaal contact, terwijl Dittrich van Weringhs wereld eerder vooral bestond uit ambassadeurs, prinsessen, politici, industriëlen en museumdirecteuren. Zo komen we ambassadeur in Den Haag Otto von der Gablentz (1930-2007) tegen, een specialist in omgang met belast verleden.  
    Het vuistdikke boek leest als een interessante causerie over moderne geschiedenis, met voortdurende vergelijkingen van verleden met heden en het ene land met het andere. Dat kan ook, omdat Dittrich van Wehring dikwijls terugkeerde naar haar oude posten. In Barcelona resideerde een levensecht spook uit het verleden als Duits consul-generaal: de in Praag veroordeelde Blutrichter en oorlogsmisdadiger Franz Nüsslein, later symbool voor de halfzachte denazificatie van het BRD-overheidsapparaat onder Adenauer. Het verslag leest meer als een commentaar op de Catalaanse separatistenstrijd van nu dan over cultuurwerk onder Franco, waar ik ook wel meer over had willen lezen. Over New York gaat het, niet minder actueel, óók over wapenbezit en de NRA. Benieuwd zijn we natuurlijk naar het lange hoofdstuk over Amsterdam. Levendig beschrijft Dittrich van Weringh de schok van de eerste 4 mei-herdenking die ze meemaakte, waarbij zoveel oud zeer naar buiten kwam dat ze zich abrupt buiten de maatschappij voelde staan: ‘Hoe zou ik hier als Duitse bestaan, en ook nog in officiële functie?’ Overal speurde ze ‘stille rouw’ die begrijpelijk was, maar ontmoedigend werkte. Initiatieven boden uitkomst: ze maakte furore met boeken en manifestaties als Nederland en het Duitse Exil 1933-1940 en Berlin-Amsterdam 1920-1940. Amsterdam lijkt de cruciale etappe in haar leven: ze trouwde met criminoloog Koos van Weringh, die ze via een Joseph Roth-project had leren kennen en promoveerde op de Nederlandse speelfilm uit de jaren dertig. Binnen haar nieuwe familie voelde ze zich welkom, maar wantrouwen jegens Duitsers ging nooit weg. Daarbij kwam dat de DDR, pelgrimsgebied voor IKV-dominees en PvdA-ers à la Ien van der Heuvel, voor menigeen zelfs ‘het betere deel van Duitsland’ vertegenwoordigde. Auto’s van gasten met Duitse kentekens werden voor haar huis bewust opengebroken: ‘een Kavaliersdelikt, wraak voor alle in beslaggenomen fietsen ten tijde van de Duitse bezetting.’
      Het boek memoreert twee karakteristieke voorvallen met Duitse politici in Nederland, waar case studies over te schrijven zijn. Legendarisch blijft de confrontatie van CDU-fractievoorzitter Helmut Kohl met een vijandig, respectloos Nederlands televisiepubliek in Pulchri Studio in 1979. We herinneren ons nog de vrouw die Kohl droog liet weten dat haar vader door de Duitsers was vermoord. Hij wist met de situatie geen raad en ergerde velen: ‘Deze humorloosheid, deze arrogantie, typisch Duits.’ Minder bekend is de besloten ontmoeting van bondspresident  Richard von Weizsäcker met Amsterdamse scholieren in het Goethe-Institut in 1985. De 15- tot 17-jarigen ‘gingen direct frontaal in de aanval’ vanwege het Duitse gedrag tijdens de bezetting en dachten ook heel negatief over het moderne Duitsland. Von Weizsäcker was staatsmännischer dan Kohl: hij luisterde aandachtig en ging niet moraliseren. Hij nodigde de scholieren uit naar Duitsland, ontving ze, waarna ze als Von Weizsäcker-fanclub terugkeerden.
      Dittrich van Wehring gewaagt van ‘spaarzame tot gierige, ordelijke, verstandige, rationele, pragmatische Nederlanders.’ Het verschil van Nederland met Vlaanderen blijkt uit lunches: gewend aan de spreekwoordelijke Nederlandse karigheid is het een openbaring om een paar kilometer over de grens ruim onthaald te worden. Veel roddels staan niet in het boek. Ze kon binnen het bestuur van de in Amsterdam zetelende Europese Culturele Stichting goed opschieten met de onpretentieuze prinses Margriet, maar minder met haar niet met name genoemde opvolgster. Dat moet de gretige Petra Brinkhorst alias ‘prinses Laurentien’ zijn: ‘Sie wollte Macht’.
     Behartigenswaardig zijn Kathinka Dittrich van Wehrings notities over de heersende Nederlandse moraal: leven en laten leven, niet je nek uitsteken, maar overactief zijn in de verzuilde wandelgangen. Ze wantrouwt onze veelgeroemde tolerantie: in Nederland is vooral sprake van Wegschau-Toleranz. Dat is een moraal die, doorgeredeneerd, mensen ertoe aanzet vooral geen grenzen te stellen of verantwoordelijkheid te nemen en alleen in naam tolerant te zijn, als vrijbrief voor passiviteit.  Misschien leidt een en ander wel naar onze eigen spoken uit heden en verleden. Drugsbeleid? Belastingparadijs voor multinationals? De koning bij Poetin in Sotsji? Srebrenica?

Kathinka Dittrich van Weringh, Wann vergeht Vergangenheit? Weilerswist-Metternich: Dittrich, 2017. 624 pp. € 19,80 (info@dittrich-verlag.de)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 23 (2018), nr. 1, pp. 70-72.