C.O. JELLEMA OVER POËZIE
De Groningse
dichter C.O. Jellema (1936-2003) leidt een levendig postuum bestaan, in eigen
provincie maar ook daarbuiten. Nadat Querido zijn verzamelde gedichten (2005),
een keuze uit zijn essays (2005) en zijn dagboeken (2009) publiceerde, ging het
bibliofiele circuit ruimhartig met hem verder. Deze rubriek signaleerde al door
Jellema vertaalde gedichten van Georg Trakl. Zijn intrigerende Leopold Andrian-vertaling
is nog leverbaar in een prachtige uitgave van de Avalon Pers: aristocratische
fin de siècle gedichten vol kleine extases en door huisknechten en kamermeisjes
verstoord geluk: ‘als een vrouw in avondrobe op een straathoek ’s morgens /
staart vreemd ons aan het gister nog geleefde leven.’ De Groningse uitgeverij Kleine Uil kwam met de
aanvullende essaybundel Een open plek (2009). Nu bundelt literair
erfgenaam Gerben Wynia verspreid gepubliceerde en ongepubliceerde essays van
Jellema in In beelden aanwezig. De uitgeverij Vliedorp van Dick Ronner, vooral
gespecialiseerd in Groningana, gaf al
eerder Jellema’s essay Over realisme in
de beeldende kunst (2013) uit. In dit nieuwe boekje staan twaalf stukken
die allemaal iets met de techniek van het schrijven van poëzie te maken hebben.
Het gaat om gelegenheidswerk: lezingen en dankwoorden bij prijsuitreikingen. De germanist Jellema put graag uit Gottfried
Benn, Rilke en Goethe of uit bewonderde vaderlandse dichters als Dèr Mouw,
Wilfred Smit en H.W.J.M. Keuls maar heeft het vooral over zichzelf, over zijn
worsteling met de poëtische taal. In bedachtzaam proza probeert Jellema af te
dalen naar de bronnen van zijn inspiratie. Met gevoelens heeft het ontstaan van
poëzie volgens hem niet veel te maken, wel met ‘volstrekte eerlijkheid tegenover
jezelf’. Zo weten we ook wanneer poëzie slecht is: ‘Als het niet waar blijkt te
zijn. Elke imitatie is niet waar.’ Hoe we een imitatie herkennen, vertelt hij
niet maar wel dat een gedicht vooral als gevolg van een soort leegte ontstaat:
‘En pas dankzij het gedicht ontdek ik wat ik voel […].’ De dichter moet ook vooral
niet denken dat hij iets te vertellen heeft: ‘alles verhelderen, niets
verklaren.’ Wie te veel reflecteert, is in deze optiek ook geen dichter. Het
uiteindelijke doel reikt volgens Jellema verder dan het papier. Zijn
belangrijkste stelling lijkt dan ook deze: ‘De dichter, als technicus, maakt
met het gedicht tegelijk zichzelf.’
Jan Paul Hinrichs
Jan Paul Hinrichs
C.O. Jellema, In
beelden aanwezig. Over poëzie. Houwerzijl: Uitgeverij Vliedorp, 2014. 75 p.
250 ex. € 15,95 (Havenstraat 2, 9973 PL Houwerzijl mail@zolderman.nl)
Leopold Andrian, Zeven
gedichten. Vertaling C.O. Jellema. Woubrugge: Avalon Pers, 2013. 29 p. 70
ex. € 40 (Leidse Slootweg 4, 2481 KH Woubrugge avalonpers@hetnet.nl)
| Eerder
verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 3, pp. 71-72 (als
onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).