In De man met vele
namen publiceert Willem Huberts (1953) in de Flanor-reeks een leerzame biografische
schets van avonturier Bertus Smit (1897-1994), wiens rol in de
literatuurgeschiedenis zich beperkt tot dichtbundels in het Esperanto. Hij
is auteur van ongepubliceerde
geschriften over het Nederlandse fascisme, een onderwerp waarop Huberts onlangs
promoveerde. Smit richtte in 1931 de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiders-Partij
op. Niettemin pakten de Duitsers hem wegens de anti- Hitler-brochure Führung, de dooden klagen u aan! (1936)
in mei 1940 op en maakte hij de bevrijding mee als gevangene in een Duits
concentratiekamp. In de tussentijd poogde hij tevergeefs begunstigend lid van
de Nederlandsche SS te worden, waardoor hij een uitkering als
vervolgingsslachtoffer misliep. Smit speelde een rol waarin de grens tussen
collaboratie en verzet, tussen ‘goed’ en ‘fout’ moeilijk traceerbaar is.
Uiteindelijk zien we hem, ook onder andere namen, terug als actievoerder tegen
de metrobouw in Amsterdam, tekenaar en handelaar in relatiegeschenken. Hij
tooide zich met een doctorstitel, zonder dat een dissertatie bekend is, en
beweerde het onechte kind te zijn van een Duitse edelman. Smit was zo’n wonderlijk
kameleontisch type die dankzij charme smetten in eigen verleden steeds wist weg
te poetsen: een ouderwetse, rasopportunistische figuur die in de huidige tijd
van het internet, dat immers ‘niet vergeet’, minder kans zou maken. Of zich juist achter allerlei aliassen prima zou
weten te verbergen?
In Doormans klein handorakel bundelt filosoof
Maarten Dooman (1957) bij Flanor honderd aforismen: een verraderlijk genre. In
de bibliofiele sfeer heb ik twee keer een lans gebroken voor Don-Aminado, de Joods-Russische
grootmeester van het aforisme. In vrijwel elk aforisme van deze vlijmscherpe cynicus
schemert de achtergrond van het Parijse emigrantenbestaan door waaruit hij zijn
levenservaring putte. Doormans werk
toont schijnbaar niet zo’n aanwijsbare band met ‘het leven’. Gelijk lijkt
hij vaak te hebben, maar uiteindelijk speelt de weerbarstigheid van de taal op die
vrijwel geen nieuw geslaagd aforisme toelaat. Al te algemeen, klassiek klinkend
of vanzelfsprekend mag een aforisme niet zijn: ‘De waarheid is een illusie die
we niet te vroeg onder ogen moeten zien.’ Geestig of al te schrander doen is
gevaarlijk: ‘De meeste pepernoten worden gegeten door mensen die niet in
Sinterklaas geloven.’ Woordspelingen rond bestaande spreekwoorden leveren losse
flodders op: ‘Beter één kogel in de hand dan tien in de lucht.’ Ik krijg soms de
neiging Doorman in te korten, zoals bij een geval van op twee gedachten hinken:
‘Een compliment van je meerdere gaat je geld kosten of tijd. En meestal
allebei.’ Sterker lijkt me: ‘Een compliment van je meerdere kost je tijd’. Ondanks
deze kanttekeningen lees ik dit boekje, uitgegeven in een klein formaat dat het
goed doet, met alle plezier. Elke regel stelt het uitdagende genre van het
aforisme ter discussie. De eisen liggen hier veel hoger dan bij gedichten. Bij
aforismen gaat het ook om meer dan gelijk hebben. Dat is mijn aforisme.
Willem Huberts, De
man met vele namen. Bertus Smit 1897-1994. 2017 76 p. € 19,50 | Maarten Doorman, Doormans klein handorakel. 100 aforismen. 40 p. € 9,50 (Uitgaven
van Flanor, Beijensstraat 30, 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 22 (2017), nr. 4, pp. 72-74.