dinsdag 17 mei 2022

Max de Jong: Aforismen (Recensie)

AFORISMEN VAN MAX DE JONG

Max de Jong (1917-1951) is van oudsher een kampioen van het marginale circuit. Hij debuteerde als dichter in 1944 met een clandestiene privédruk door Huib van Krimpen. Vanaf de jaren tachtig drukten talloze marginale uitgevers zijn werk. Na een hardnekkige blokkade van rechthebbenden en een pirateneditie verscheen in 2016 een integrale uitgave van De Jongs Dagboek dat al decennia een mythische status had. Het blijft een unicum voor een Nederlands auteur dat zijn reputatie vooral berust op een nagelaten egodocument: een met klinische objectiviteit en monotonie volgehouden verslag van zijn laatste levensjaren die hij als eeuwige student sleet op een gehorige Amsterdamse huurkamer en het libertijnse eethuis De Biekorf. Het zelfvernietigende dagboek is een extreem hoogtepunt uit onze literatuur van ‘vrijgezellen op kamers’. Velen maakten ooit kennis met De Jong via het motto van W.F. Hermans’ Mandarijnen op zwavelzuur: ‘De berg boeken sinds Gutenberg is dermate aangegroeid dat men feitelijk moreel verplicht is als men haar met één vermeerdert, dan ook op zijn minst een heel genre uit te roeien.’ Misschien lukte De Jong zoiets postuum met zijn dagboek, al verwachtte hij bij leven juist een doorbraak met aforismen. Een uitgever vond hij er niet voor.

Het Hermans-motto staat in Aforismen, een door Bob Polak uit tijdschriften en roofdrukken samengesteld deeltje in de Saldencahiers van de Statenhofpers waarin zojuist ook Jeugd, nagelaten autobiografisch proza van F.C. Terborgh verscheen. De inleiding van Hans van Straten (1923-2004) noemt De Jong ‘een van de wonderlijkste mensen die in de jaren na de bevrijding in Amsterdam rondliepen’. Als ik het goed begrijp, staat er geen ongepubliceerd materiaal in Aforismen. Het is de bedoeling in aforismen met zo weinig mogelijk woorden zo scherp, maar ook zo algemeen mogelijk voor de dag te komen. Over de schrijver zelf mogen ze eigenlijk niet gaan. Blijkens zijn dagboek, een soort catalogus van gênante flaters, is praktische levenswijsheid niet het eerste wat men van De Jong verwacht. Wellicht wel inzicht achteraf? In ieder geval lijkt hij, met zijn zure, afgekloven stijl, bij uitstek een man voor dit moeilijke genre. ‘Zodra iets pijnlijk wordt, raken we in de buurt van de waarheid’, is een onvervalst aforisme. De titel lijkt evenwel nogal misleidend, want de meeste uitspraken zijn geen aforismen in eigenlijke zin. ‘Schrijven bestaat uit het zetten van dingen in de juiste volgorde’, aldus De Jong. Dat zou ook een aforisme kunnen zijn, maar niet meer met de zin die volgt: ‘Het is allerminst uitgesloten dat ik bij het aforisme mijn definitieve vorm gevonden heb.’ Het draait hier om ultrakorte prozastukjes die beter fragmenten of miniaturen kunnen heten. Het zijn vaak gewoon dagboeknotities, verzuchtingen: ‘Als ik rijk ben, ga ik een boek schrijven. En ik geef het uit bij Stols.’ Het blijft genadeloze, voor de lezer van het dagboek herkenbare lectuur waarin het literaire leven als één grote vergeefsheid overkomt: ‘Het verschil tussen scribenten van mijn leeftijd en die hele generatie van recensenten die vijf tot tien jaar ouder zijn: zij zijn voor het aangezicht van de literatuurgeschiedenis al mislukt, wij moeten nog mislukken.’ Niettemin weet Max de Jong ook zeventig jaar na zijn dood nog altijd lezers en uitgevers te inspireren.

 

Max de Jong, Aforismen. ‘s-Gravenhage: Statenhofpers, 2021. 48 pp. 100 ex.  € 19,50 (www.statenhofpers.nl)


| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 26 (2021), nr. 2, pp. 69-70.