vrijdag 13 april 2012

Georgi Markov en de paraplumoord

WOORD VOORAF [IN ONTMOETINGEN MET TODOR ZJIVKOV DOOR GEORGI MARKOV]
Sofia, mei 1982.

Foto © Jan Paul Hinrichs
In 1978 vond in Londen een van de bizarste politieke aanslagen uit de moderne geschiedenis plaats: de paraplumoord. Het slachtoffer was een in het Westen tot dan toe vrijwel onbekende Bulgaarse schrijver en balling, Georgi Markov. Zijn werk is sindsdien niet veel bekender geworden maar de paraplumoord groeide uit tot een begrip.
     Jaren na de moord, op 22 september 1984, begon een artikel over Bulgarije in de Haagse Post aldus: ‘Bulgarije? Dat is toch het land van paraplu- en pausmoordenaars, de trouwste vazal van de Sovjet-Unie in het Oostblok?’ In hetzelfde jaar verscheen een 1-aprilnummer van NRC Handelsblad waarin zogenaamd een artikel was overgedrukt uit De Waarheid van 1 april 1984 met de kop ‘Houdt de Bulgaarse paraplu het droog? De meerwaarde van het Bulgaarse regenscherm’. Bulgaarse officials hadden in die jaren voor hun ontmoetingen met sceptische westerlingen het cynische standaardgrapje op zak ‘dat ze eigenlijk niet meer met een paraplu de straat op durfden’.
     Het bijzondere van de aanslag is dat die in het hart van Londen plaatsvond, dat er geen getuigen van waren en dat alle informatie erover aanvankelijk stamde van het slachtoffer zelf. Volgens de meest geloofwaardige reconstructie van het gebeuren, in 1980 gepubliceerd in The Medico-Legal Journal, stond Markov op de bewuste donderdag 7 september 1978 om ongeveer half twee in de middag bij de bushalte op de zuidelijke kant van Waterloo Bridge. Hij had zijn Simca geparkeerd in een nabijgelegen garage en stond op het punt per bus naar Bush House te gaan, het hoofdkwartier van de BBC. Markov voelde ineens een pijnlijke prik in zijn rechter dij en zag een man een paraplu oprapen: daarmee was hij kennelijk geraakt. De man excuseerde zich in het Engels met een buitenlands accent, hield een taxi aan en verdween.
     In Bush House toonde Markov het wondje in zijn dij aan een collega. Op zijn broek zat bloed. Een paar uur later ging hij naar huis en vertelde zijn vrouw dat hij zich slecht voelde. De volgende dag kreeg Markov hoge koorts en problemen met praten. Pas laat in de avond werd hij van zijn huis in de Zuid-Londense wijk Clapham naar het St. James’s Hospital in Balham vervoerd. Het gif deed zijn werk. Op zijn sterfbed kon Markov nog de getuigenis afleggen op grond waarvan het scenario van de paraplumoord in de wereld kwam. Markov stierf in de morgen van 11 september. Hij is begraven op een kerkhof in Whitchurch Canonicorum, een dorpje in Dorset.
     Dat er een stukje metaal in Markovs lichaam was geschoten, bleek pas na zijn dood bij sectie op het lichaam. Op dat moment werd de dood van Markov een moordzaak. Bij wijze van hoge uitzondering kon het zeer geheime Chemical Defence Establishment in Porton Down door Scotland Yard worden ingeschakeld bij het onderzoek. Een specialist die het gif, rycine, onderzocht, verklaarde dat Markov de aanslag waarschijnlijk had overleefd als binnen een paar uur een deel uit zijn dij was gesneden.
     Veertien jaar later is de paraplumoord nog altijd actueel. De belangrijkste onthullingen kwamen in april 1991 uit de mond van de ex-KGB-generaal Oleg Kaloegin. Hij verklaarde aanwezig te zijn geweest op een KGB-vergadering in Moskou waarop een gevoelige kwestie ter sprake kwam: de Bulgaarse president Todor Zjivkov had om assistentie gevraagd bij de liquidatie van Georgi Markov. KGB-chef Andropov was aanvankelijk tegen een politieke moordaanslag. Hij stemde toe onder druk van Vladimir Krjoetsjkov, die in 1988 chef van de KGB werd; momenteel zit hij, als een van de organisatoren van de mislukte Moskouse staatsgreep van 19 augustus 1991, in de gevangenis. Andropov bepaalde volgens Kaloegin wel dat de KGB alleen technische assistentie zou geven bij de voorbereiding van de aanslag en geen mensen zou inzetten.
     Dossiers over Markov zijn in Bulgarije verdwenen, zo is na de val van Todor Zjivkov vastgesteld. Het kwam niet als een verrassing toen ik juni 1991 de Bulgaarse minister van binnenlandse zaken Christo Danov met de mededeling kwam dat Zjivkov persoonlijk opdracht tot de moord heeft gegeven. Maar een bewijs leverde ook hij niet.
     Begin 1992 kreeg de zaak een nieuwe dramatische wending toen een belangrijk getuige, de voormalige Bulgaarse vice-minister van binnenlandse zaken Stojan Savov, zelfmoord pleegde. Dit gebeurde twee dagen voor hij in Sofia voor de rechtbank moest verschijnen: hij was ervan beschuldigd Markovs dossiers te hebben zoekgemaakt. De plaats waarbij hij zelfmoord pleegde, een monument ter nagedachtenis van ‘de slachtoffers van het fascisme’, lijkt wel te zijn gekozen om scenarioschrijvers te behagen.
     De zaak-Markov behoudt alle ingrediënten van een thriller. Maar zeker in het Westen leidt de sensatie telkens de aandacht af van wie Markov werkelijk was: een heel belangrijk schrijver.

Georgi Markov werd geboren in Sofia in 1929. ‘Dzjeri’, zoals zijn vrienden hem noemden, moet iemand met een zonnige natuur zijn geweest. Hij was een verwoed voetballer, pokeraar, danser. Hij had al jong succes als schrijver, verdiende buitensporig veel geld met boeken, toneelstukken en filmscenario’s, had ook succes bij de vrouwen (twee keer trouwde hij in Bulgarije en een keer in Engeland). Westerse luxe was voor Markov bereikbaar: het schijnt dat hij de eerste BMW-rijder in Bulgarije was.
     De charmante Markov was een graag geziene gast in de hoogste partijkringen, hoewel hij geen lid was van de BKP, de Bulgaarse communistische partij. Ook ontmoetingen met officieren van de geheime dienst waren hem niet vreemd. Het vertrouwen in Markov was zo groot dat hij in geheime politiearchieven mocht neuzen om zich te documenteren voor een toneelstuk. Er is wel eens gesuggereerd dat Markov zelf informant van de geheime dienst was.
     Markov vluchtte uit Bulgarije op zondag 15 juni 1969. ’s Ochtends had hij in het Satirische Theater de eerste, besloten voorstelling bijgewoond van zijn nieuwste toneelstuk. In de pauze gaf een officier van de geheime dienst hem de hint dat het stuk om ideologische redenen verboden kon worden. Tijdens de lunch in een restaurant kreeg Markov van een vriend de raad meteen uit Bulgarije te vertrekken. Wachtte hij een of twee dagen, dan bestond het gevaar dat de geheime dienst zijn paspoort zou intrekken.
     Markov verbrandde de dagboeken die hij de afgelopen vijftien jaar had bijgehouden en verliet nog dezelfde dag Sofia. Laat op de avond bereikte hij Belgrado. Hij beschreef zijn vertrek als volgt: ‘Ik ging naar huis om wat bagage te halen. Mijn vader en moeder begeleidden me naar de auto. Ik zei hen dat we elkaar over een paar weken weer zouden zien. En ik vertrok. Ik bereikte de ringweg. Zojuist was een korte zomerregen opgehouden en toen de wolken voorbij waren getrokken, blonken de hemel boven het Vitosja-gebergte en al het wilde groen onder de zon. Ineens besloot ik instinctief, in plaats van de directe weg naar Kalotina te nemen, over de ringweg om heel Sofia heen te rijden. De auto reed over het drogende asfalt en alles om me heen kwam me vreemd en onbeschrijflijk mooi voor. Genadeloos mooi. Alsof de natuur had besloten mij de onschatbare rijkdom te tonen van een land dat ik was gedoemd te verliezen. Misschien begroeten ter dood veroordeelden de laatste zonsopgang met dat onmenselijk lange gevoel dat ze die voor het laatst zien.’
     Per auto passeerde Markov de Joegoslavische grens om nooit meer naar Bulgarije terug te keren. Voorlopig trok hij in bij zijn broer Nikola die in Bologna een postzegelhandel dreef. Over Markovs Italiaanse tijd is niet veel bekend. Van zich horen liet hij weer in 1971, toen hij in Londen voor de Bulgaarse dienst van de BBC ging werken. Hij vertaalde nieuwsbulletins in het Bulgaars en had een wekelijkse kunstrubriek. Bekender werd Markov door zijn werk voor de Deutsche Welle te Keulen en Radio Free Europe te München. Markovs uitzendingen werden zo goed beluisterd in Bulgarije – naar men zegt kluisterde hij wel vijf miljoen mensen, de helft van de bevolking, aan de radio – dat deze mop de ronde deed: ‘Waarom kijkt het Politburo zondagavond geen tv? Omdat ze luisteren naar Georgi Markov op Radio Free Europe.’ De uitzendingen waarin Markov het Bulgaarse regime op even subtiele als dodelijke wijze aanviel, leidden uiteindelijk tot de aanslag die hem het leven kostte.
     Markov moest zich altijd van gevaar bewust zijn geweest. Volgens Annabel Markov, zijn Engelse weduwe, heeft hij gedurende negen jaar in het Westen nooit in een onafgesloten kamer geslapen. Uit angst voor vergiftiging lette hij enorm op met wie hij at en dronk. ’s Avonds alleen naar buiten ging hij niet en plannen voor buitenlandse reizen hield hij strikt geheim.
     Overigens was Markov kort voor zijn dood nog voor een aanslag gewaarschuwd. Volgens Annabel Markov kreeg hij in mei 1978 bezoek van een Bulgaar – wiens naam zij tot op heden niet heeft willen onthullen – die hem meldde dat in Sofia de beslissing was genomen hem te doden. Ook vertelde deze dat hij met een onvindbaar gif zou worden vermoord. Achteraf gezien is het onbegrijpelijk waarom Markov, wetende wat voor gevaren er dreigden, zich na het gebeuren op Waterloo Bridge niet meteen door een arts heeft laten onderzoeken.

In 1980 en 1981 verscheen te Zürich Markovs Zadotsjni reportazji za Bulgarija (In absentia geschreven reportages over Bulgarije) in twee dikke delen die op een gewone elektrische typemachine zijn ‘gezet’. Als uitgever staat in de boeken vermeld: Fond ‘Georgi Markov’, met als adres ‘Postfach’ (geen nummer!), 8004 Zürich (Lochergut), Schweiz. De uitgave, die stikt van de zetfouten, was niet het werk van een echte uitgeverij maar van amateurs die een niet gering risico op zich namen.
     Een Engelse vertaling van enkele hoofdstukken uit het boek verscheen onder de prachtige titel The Truth That Killed (Londen, Weidenfeld & Nicholson, 1983). Op een perifeer verschenen kleine Franse uitgave na die ik nooit heb gezien, zijn er geen andere vertalingen in boekvorm verschenen. Wat hier waarschijnlijk meespeelde, was zelfcensuur aan westerse kant. Vertalers en uitgevers waagden zich liever niet aan Markov: men kon er alleen maar moeilijkheden met de Bulgaarse geheime dienst mee krijgen. Het Nederlandse taalgebied heeft in deze zaak een heel zwakke reputatie. Er zijn de afgelopen twintig jaar vier bloemlezingen met Bulgaars proza verschenen. In geen van deze bundels is Markov opgenomen, terwijl hij ook voor zijn vlucht in 1969 een van de bekendste Bulgaarse prozaïsten was.
Sofia, mei 1982.

Foto © Jan Paul Hinrichs
    
Markov is inmiddels in zijn vaderland van een angstvallig verzwegen staatsvijand tot een nationale figuur geworden. Zadotsjni reportazji za Bulgarija verscheen in 1990 bij een uitgeverij in Sofia in een oplage van 70.085 exemplaren. Ook deze uitgave is, waarschijnlijk door de haast waarmee die is geproduceerd, vergeven van zetfouten. Kon dit boek vroeger nog wat sensationeels hebben – Markov van de paraplumoord! de enige Bulgaarse dissident! -, bij herlezing blijkt Markovs getuigenis met de tijd alleen maar aan kracht en diepgang te hebben gewonnen.
     Op ongeveer vijfhonderd dichtbedrukte bladzijden staan zo’n tachtig hoofdstukken van veelal gelijke lengte. Als oorspronkelijk voor de radio geschreven teksten hebben ze een bepaald ritme, waardoor je ook voelt dat ‘het einde eraan komt’. Teksten langer dan de gebruikelijke drie of vier bladzijden zijn vaak onderverdeeld in secties die door puntjes van elkaar zijn gescheiden: die wijzen waarschijnlijk op een nieuwe uitzending.
     Markovs boek biedt globaal een overzicht van wat zich na de ‘socialistische revolutie’ van 9 september 1944, die niets meer was dan de gewelddadige installatie van een Sovjet-marionettenregime, in Bulgarije heeft afgespeeld. Het spectrum aan onderwerpen spiegelt Markovs eigen levenservaringen, te beginnen met zijn studententijd onder Stalin. Uit die tijd herinnert hij zich geen enkel mooi moment: ‘We probeerden onze eigen waarheid zo voor anderen te verbergen dat we haar soms voor onszelf verborgen.’
     Uitvoerig gaat Markov in op uiteenlopende zaken uit het dagelijkse leven als prostitutie, de rol van ‘koning dollar’, de terreur tegen religieuze uitingen, de dwang der 1-mei-parades, het gemak waarmee de partijelite zich in de privésfeer op kosten van de staat zich de meest absurde dingen kon veroorloven. Met minachting beschrijft hij de door het regime vetgemeste schrijverswereld waartoe hij voor zijn vlucht zelf behoorde. Het culturele niveau in Bulgarije vergelijkt Markov met dat in de Sovjetrepubliek Oezbekistan.
     Over zijn ‘goede’ contacten met de partijtop schrijft Markov heel openlijk in zijn reportages. Nooit vergoelijkt hij dat hij in Bulgarije tot de elite behoorde. Maar de laatste jaren van zijn verblijf in Bulgarije ging hij steeds duidelijker een vorm van degeneratie bij zichzelf waarnemen: ‘En de oude wet dat een mens geleidelijk de trekken overneemt van datgene waartegen hij vecht, leek mij foutloos te werken. Steeds vaker ontdekte ik bij mezelf dezelfde elementen van primitiviteit, onberedeneerdheid, ongevoeligheid en zelfs onbeschaamdheid, eigen aan de mensen die ik haatte.’ Waar anderen, met minder talent dan hij, gemakkelijk tot een compromis bereid bleven, ging Markov steeds meer het morbide van zijn situatie inzien.
     Tegenover de socialistische wekelijkheid van angst, leugens en willekeur schildert hij met onverholen nostalgie de moraal van het oude Bulgarije, de positieve waarden in de wereld van zijn ouders die nog als vrije mensen waren opgegroeid. Hun ondergegane wereld is vanuit zijn verbanningsoord Londen wellicht te idyllisch geschilderd. Maar dat de meeste Bulgaren voor de ‘revolutie’ van 1944 gelukkiger leefden kan niet betwijfeld worden.
     Het is de slagschaduw van de dood die steeds over het boek blijft hangen, niet alleen vanwege onze kennis van Markovs lot, maar ook door zijn eigen gevoelige houding tegenover de dood en zijn eerbied voor het leven. Zijn ervaringen als tuberculosepatiënt hebben hem, zoals hij schrijft, blijvend beïnvloed, omdat sanatoria, waar men in het aangezicht van de dood leefde, de enige plaatsen in Bulgarije waren, waar normale menselijke verhoudingen bleven bestaan.
     Het meest intrigerende, literair meest geslaagde en langste hoofdstuk uit Markovs boek heet Ontmoetingen met Todor Zjivkov. Markov beschrijft hierin drie ontmoetingen met partijleider Zjivkov, de eerste op een bergwandeling in de herfst van 1964, de tweede op een diner in het voormalige tsaristische jachtslot Bistritsa in november 1968, en de derde in het hoofdkwartier van de BKP kort daarop. Bij alle ontmoetingen waren ook andere schrijvers en kunstenaars aanwezig. Een uitnodiging van Todor Zjivkov was niet iets unieks: hij flirtte graag met leden van de intelligentsia.
     Zjivkov was Bulgaars partijleider in de jaren 1954-1989. Sinds de val van het totalitarisme in november 1989 staat hij onder arrest. Zjivkov, de opvolger van Vulko Tsjervenkov, bleef voor Oost-Europese begrippen zeer lang aan de macht. Een absoluut heerser in de trant van Ceausescu was hij evenwel niet. Per saldo brengt Markov verrassend veel begrip voor hem op. Miljoenen Bulgaren deden ook in het klein wat Zjivkov in het groot deed: compromissen sluiten met een corrupt systeem van macht dat het land van buitenaf was opgelegd.
     Ook Markov sloot, zolang hij in Bulgarije was, compromissen waar hij zelf niet in geloofde. Hij was immers geen slachtoffer maar een protegé van het regime. Die achtergrond geeft zijn werk een heel anders uitgangspunt dan de getuigenis van iemand die tijdens het totalitarisme langdurig in de gevangenis of in een strafkamp heeft gezeten. De eigen ‘collaboratie’ versterkt Markovs wil om zijn tegenstander te begrijpen. Daarbij weet Markov ook zo te schrijven dat veel dingen, hoe tragisch ze ook zijn, in hun absurdheid uiterst komisch overkomen.
     Markovs Ontmoetingen met Todor Zjivkov behoort tot een ondefinieerbaar genre. Het is zowel een subtiel psychologisch portret van Zjivkov, een politieke analyse van de machtsstructuur om hem heen, een satire op het communisme, als het verslag van Markovs eigen ontwikkeling. Hoewel het portret van Zjivkov, als acteur in het ‘Sovjettoneelstuk Volksrepubliek Bulgarije’, geleidelijk aan groteske trekken begint te krijgen, probeert Markov tot het einde toe objectief te blijven en laat hij niet toe dat persoonlijke rancune of regelrechte zwartmakerij het verhaal verstoort. Die terughoudendheid maakt mede dit verslag van de ontmoetingen tussen Markov en Zjivkov – het slechtoffer en de vermoedelijke opdrachtgever van de paraplumoord – tot adembenemende lectuur. Markovs herinneringen zijn beslist ook bijzonder binnen de Oosteuropese literatuur. Van collega’s van Zjivkov als Brezjnev, Honecker en Ceausescu zijn nooit dergelijke geslaagde literaire portretten van nabij geschilderd.

Er bestaat een unieke verklaring over Zjivkovs reactie op de radiouitzendingen, geschreven door de in Ontmoetingen met Todor Zjivkov genoemde Veselin Andreev, een schrijver met wie Zjivkov tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet zat tegen het ‘fascistische bourgeoisregime’. Dit verzet stelde volgens Markov weinig voor. Begin 1991 pleegde Andreev zelfmoord. Hij liet een boekje over Zjivkov na waarin hij het volgende meldt: ‘Bij een ontmoeting speelde ik Zjivkov toe: “We zijn door heel Europa beroemd geworden. Misschien zelfs over de hele aardbol.” “We zijn zo ook al beroemd, maar waar gaat het om?” “Her stuk van Georgi Markov is voor de BBC voorgelezen. Over die avond in jachtslot Bistritsa.” “Dat is me verteld. En andere reportages van hem worden gelezen. Hij liegt, belastert, bespuugt alles in Bulgarije… Die stommeling, hoe heeft hij er vandoor kunnen gaan? Ach, wat hij niet verdient…”’
     In een poging Zjivkovs betrokkenheid bij de moord op Markov te ontkennen stelt K. Tsjakurov, een gewezen naaste medewerker van de president, in zijn herinneringen: ‘Mooie woorden heb ik hem [Zjivkov] ook horen spreken over wijlen de schrijver Georgi Markov. […] Hij had respect voor open en eerlijke tegenstanders.’ Hoe schaamteloos hypocriet deze woorden ook kunnen overkomen, het kan waar zijn dat Zjivkov zowel de opdracht tot de moord op Markov gaf, als tegenover niet ingewijden in dit complot zich ‘liberaal’ over zijn grootste tegenstander uitliet.
     Wat blijft is het curieuze detail dat de moordaanslag op Georgi Markov* plaatsvond op 7 september, de verjaardag van Todor Zjivkov.

Leiden, 27 maart 1992

*Zie voor meer informatie over Georgi Markov de bijdragen van mijn hand in Het Oog in ’t Zeil van oktober 1991 en april 1992.

Jan Paul Hinrichs


| Eerder verschenen in: Georgi Markov, Ontmoetingen met Todor Zjivkov (vertaling Anna Moskova) (Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 1992), pp. 5-16.

Zie voor een ander artikel over Georgi Markov het bericht van 21 juni 2013.