Dankzij de bibliografie van Waegemans is
onwetendheid over Nederlandse vertalingen uit het Russisch moeilijk meer te
veinzen. Maar een bibliografie zegt niet alles en kan lezers onbedoeld zelfs een
misleidende indruk van de receptie van een auteur geven. Neem Joeri Olesja (1899-1960)
die bij Waegemans mager is vertegenwoordigd met één verhaal en een fragment uit
zijn korte roman Afgunst. Olesja telt
evenwel meer mee dan deze gegevens suggereren: het tijdschrift Raster (2007, nr. 117) besteedde een heel
nummer aan Olesja en in De mythe van
Odessa (2011) staat een omvangrijk essay met hele lappen vertalingen. Beide publicaties vielen, wellicht om
goede redenen, buiten de bibliografie. In Rusland heeft Olesja een grote naam. In
de jaren zestig zorgde de publicatie van zijn dagboekbladen voor een sensatie
in de Sovjet-Unie. Pas later bleek dat het hier om een gekuiste uitvoering van
het dagboek ging. Een uitgebreidere uitgave onder de titel Afscheidsboek (1999) bevat veel kritische bespiegelingen over de
teloorgang van de oude Russische burgerlijke maatschappij die eerder waren
weggelaten. Olesja bracht zijn jeugd in Odessa door en vertrok daarna, zoals zo
veel literaire Odessieten, naar Moskou waar hij in de jaren twintig beroemd
werd met Afgunst en het kinderboek De drie dikzakken. Uitgeverij De Wilde
Tomaat van Joan Ter Maten, stilletjes timmerend aan een eigenzinnig kwaliteitsfonds, komt nu met Verhalen: tien korte, in Nederland onbekende prozastukken uit de
jaren twintig en vroege jaren dertig. Odessa speelt een hoofdrol, net als in
het dagboek dat hij na de oorlog schreef. De Poolse, katholieke familie Olesja
woonde op een heuvel boven de haven, met prachtig uitzicht op zee. De
zuidelijke sfeer wordt in het verhaal ‘Menselijk materiaal’ achteloos
opgeroepen: ‘De balkondeur staat wijd open. Het lawaai van de haven is hoorbaar.
Op het balkon groeit een oleander uit een groene bak.’ Veel van deze verhalen gaan
over een opgroeiende kleine gymnasiast en halve volwassene die brak met zijn
omgeving en bij de opbouw van het socialisme verzeild raakte. De toon is frivool
modernistisch en soms surrealistisch: geen wonder dat Olesja in het streng socialistisch-realistische
klimaat van na 1930 nauwelijks proza meer kon publiceren. Deze door een
stichting van de Russische oligarch Michail Prochorov gesubsidieerde bundel brengt
een verstikt soort literatuur boven water die na bijna een eeuw nog verrassend
fris overkomt.
| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 1, pp. 66-67.