INTERVIEW OVER DE POËZIE VAN EEN ENCLAVE
In het tijdschrift Over Oegstgeest, een uitgave van de Vereniging Oud Oegstgeest, staat een artikel van Freek van Beetz over De poëzie van een enclave dat ook een interview bevat. Het artikel gaat met name in op J. van Oudshoorn, die in zijn vroege jeugd logeerde in het huidige Huize De Olmen. Het tijdschrift publiceert een zeer oude foto van Huize De Olmen die voortreffelijk de situatie benadert die Van Oudshoorn beschrijft in zijn romans Willem Mertens' levensspiegel en Louteringen.
| Zie verder Freek van Beetz, 'De poëzie van een enclave. Oegstgeest in de literatuur', Over Oegstgeest 30 (2018), nr. 1, pp. 10-11 || n.a.v. Jan Paul Hinrichs, De poëzie van een enclave (Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2018). Voor meer informatie over dit boekje klik hier.
Dit blog bevat artikelen, notities, vertalingen en recensies over verschillende onderwerpen die vrijwel altijd iets met literatuur, kunst of wetenschapsgeschiedenis te maken hebben. De meeste berichten zijn eerder in druk verschenen (zie voor een publicatielijst het bericht van 14 mei 2012).
zondag 22 april 2018
zondag 8 april 2018
A.L. Snijders: Eenentwintig (Recensie)
A.L. SNIJDERS OVER VARKENS
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, p. 172.
De Lochemse uitgeverij Het Huis met de Drie Gedichten van
Boeije Jansen en Roelof Wullink publiceerde vorig jaar het romanfragment Aardbeien van Joseph Roth. Voor hun
nieuwe en vierde uitgave zoeken ze het dichter bij huis: verhalen van streekgenoot
A.L. Snijders (1937). De bloemlezing Eenentwintig
bevat elf varkensverhalen die in de jaren 1992-2012 in bundels verschenen. Het
nieuwe zit in de foto’s van de auteur met varkens en in de thematische
samenstelling, niet in de teksten zelf. Snijders hield twintig jaar varkens, at
ze volgens deze verhalen ook op en hield van hun ‘heerlijke geur’. Je kon ze
beter geen naam geven, omdat ‘dieren met een naam niet geslacht kunnen worden’.
Dramatisch hoogtepunt is het met teksthaken ingekorte verhaal over een zeug die
pas na uren de wagen van de handelaar in wil: ‘Bij het licht van de koplampen
beur ik het geld en als ik met een kaal en schuldig gevoel terugloop naar mijn
huis, heb ik nog maar één troost, ik heb iets voor de krant.’ Een varkensspecialist
wordt Snijders uiteindelijk ook, al blijft hij boven alles een buitenstaander,
ook literair. Remco Campert wordt herkend maar ‘niemand fluistert ooit “daar
heb je Snijders” als ik een café binnenkom, maar niemand weet ook dat ik
gespecialiseerde kennis meedraag over varkens die bananen eten.’
A.L. Snijders,
Eenentwintig en andere varkensverhalen. Lochem: Het Huis met de Drie Gedichten,
2016. 31 p. 500 ex. € 15 (Markt 18, 7241 AA Lochem frederike@huismetdedriegedichten.nl)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, p. 172.
Adriana Millenaar Brown: An Unlikely Hero (Recensie)
EEN VOETNOOT BIJ J. VAN OUDSHOORN: ADRIANUS MILLENAAR
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, pp. 171-172.
J. van Oudshoorn (1876-1951) meldt in zijn dagboek (Dagboek 1943-1947, Statenhofpers, 2016),
dat hij op zaterdag 6 oktober 1945 op de Haagse Kneuterdijk Adrianus Millenaar
(1899-1986) ontmoette, de oud-landbouwattaché met wie hij in de jaren 1928-1933
werkte op de Nederlandse legatie in Berlijn. Hij zat ‘zonder cent’ met hem in
café ‘t Goude Hooft. Millenaar had kennelijk veel respect voor de bejaarde
oud-kanselier, want bij het afscheid in de Grote Markstraat staat hij ‘met
ontbloot hoofd, welk eerbiedsbetoon de aandacht trekt.’ Millenaar vertelt over
personele zaken op Buitenlandse Zaken maar Van Oudshoorn noteert niets over de
oorlog. Zweeg Millenaar daarover? Bijna de hele oorlog behartigde Millenaar,
als enige achtergeblevene in het legatiegebouw aan de Rauchstrasse, onder
Zweedse protectie de Nederlandse belangen in Berlijn. Hij zette zich in voor
gevangenen en bezocht concentratiekampen en gevangenissen als Sachsenhausen,
Buchenwald en Colditz. Zijn in Massachusetts woonachtige dochter Adriana
Millenaar Brown (1938), die als kind in Berlijn bleef, publiceert nu zijn
biografie An Unlikely Hero die ik
liever in het Nederlands had gelezen. De bescheiden, slechthorende Brabantse boerenzoon
Millenaar blijft in onze literatuur een voetnoot bij Van Oudshoorn, maar in de wijde
wereld was hij veel meer. Weinig Nederlanders zullen zo’n unieke, diepgaande
kennis hebben gehad van Berlijn en Duitse politieke verhoudingen, en niet
alleen van de jaren twintig en de hele nazitijd: na de oorlog keerde hij als
kolonel van de Nederlandse militaire missie in de deels verwoeste stad terug,
maakte de Sovjet-blokkade mee en werd uiteindelijk nog consul-generaal. Berlijnse
memoires heeft hij helaas niet gepubliceerd.
Adriana
Millenaar Brown, An Unlikely Hero:
Adrianus Millenaar. Dutch Farmer Turned Diplomat in World War II Europe. Manchester
Center, VT: Shires Press, 2015. 271 pp. $ 29,95 (www.northshire.com of www.amazon.com).
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, pp. 171-172.
C.O Jellema en Paul Beers: Alleen per brief (Recensie)
C.O. JELLEMA EN PAUL BEERS IN GESPREK
Dichter C.O. Jellema (1936-2003) kwam in 1981 in contact
met vertaler Paul Beers (1935), toen deze redactiesecretaris was van De Revisor. Aanvankelijk draaide het
contact om bijdragen aan het tijdschrift, maar uiteindelijk vonden ze elkaar in
hun interesse voor Ingeborg Bachmann en Hermann Broch van wie Beers vertalingen
publiceerde die de germanist Jellema recenseerde. Ze zagen elkaar op De Revisor-borrels en manifestaties,
maar bezochten elkaar niet. Alleen per brief
bundelt hun briefwisseling. Het contact loopt tot een paar dagen voor Jellema’s
dood, maar lijkt niet diepgaand: er waren periodes van vijf jaar zonder
brieven. Het resultaat is weinig opzienbarend, maar wel genoeglijke lectuur, illustratief
voor het literaire klimaat aan het einde van de twintigste eeuw. Het was de
laatste periode dat literaire tijdschriften nog veel gelezen werden en krantenrecensies
de stemming konden bepalen. Als de criticus K.L. Poll, voor wiens Cultureel Supplement in de NRC hij ook
zelf recenseert, hem afkraakt, vindt Jellema dat ‘ontzettend flauw’ en concludeert:
‘Het moet iets als jalousie zijn dat hij zulke dingen doet’. Het was ook de
laatste tijd van literaire brieven, voor de e-mail de post grotendeels overnam.
Het aardigst blijven de zelfportretten van Jellema als een weifelende mopperaar,
‘opgevoed met prestatiedrang, nooit vrij’. Als hij als vroege vijftiger zijn
Groningse universitaire baan opgeeft, ontdekt hij een onbestemde leegte om zich
heen: ‘er speelt toch ook iets van identiteitsverlies een rol: je bent, ook
voor jezelf, iemand als je een baan hebt’. Tijdsbeleving is een hoofdthema. Na
de dood van zijn twee jongere broers, vlak achter elkaar, schrijft hij, niet
lang voor zijn eigen dood: ‘nu pas begin ik mijn ware leeftijd te beseffen, tot
nu toe voelde ik me altijd veel jonger dan ik in werkelijkheid was’.
Nederlandse literatuur en eigen poëzie blijven op de achtergrond, al vindt Jellema
Maarten ’t Harts proza ‘superkitsch, spelend op de meest kinderlijk-romantische
sentimenten’. De briefwisseling is, net als voorgaande bij Flanor gepubliceerde
brievenboeken rond Jellema, zorgvuldig door Gerben Wynia bezorgd. De gestempelde
enveloppen met Beatrix-postzegels op de omslag doen nu al nostalgisch aan:
zullen geprinte correspondenties via de e-mail ooit dergelijke aandacht
krijgen?
C.O. Jellema en Paul Beers, Alleen per brief. Nijmegen: Flanor, 2017. 131 pp. € 19.50
(Beijensstraat 30, 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, pp. 170-171.
Yves Bonnefoy: De gebogen planken (Recensie)
YVES BONNEFOY VERTAALD
|Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, pp. 169-170.
De Franse dichter Yves Bonnefoy (1923-2016)
publiceerde in 2001 de omvangrijke bundel Les planches courbes, die enkele jaren later, aldus de
website van uitgeverij Vleugels, op de verplichte leeslijst van Franse
scholieren kwam. Dat was uitzonderlijk bij een levende dichter. Uitzonderlijk
is ook dat Kiki Coumans de hele bundel vertaalde. De gebogen planken bevat
schijnbaar modern aandoende maar vaak verrassend toegankelijke poëzie. Bonnefoy
schrijft warme, huiselijke, maar niet kneuterige gedichten, die op en voor de
zondag lijken geschreven. In zijn genuanceerde wereld is er geen werk, alleen
maar vrije tijd, ruimte en rust voor dromen en meditatie over
weersveranderingen en herinneringen. Bonnefoy kiest graag eenvoudige
uitgangspunten: ‘Ik weet het nog, het was een ochtend in de zomer, / Het raam
stond halfopen, ik kwam dichterbij en / Zag mijn vader achter in de tuin.’ Geen
enkele naam van een persoon, straat of stad verstoort de soms even concrete als
abstracte beelden. Grote woorden, verklaringen en geleerdheden ontbreken.
Bonnefoy levert een bescheiden universum, schijnbaar bij dageraad of in de
schemering opgebouwd aan de keukentafel in een Frans plattelandshuis, vervuld
van ‘de sereniteit, de vreugde zelfs / Van deze momenten’. Zomerregen tikt als
een weldaad in deze poëzie. Aanvaarding van het eigen lot – de grondhouding in
deze gedichten – zorgt voor een onveranderlijk bedaarde toon: ‘Laat deze
wereld blijven, / Ondanks de dood!’,
‘Zelfs buiten de tijd breekt de dag weer aan’. De gebogen planken is veruit de belangrijkste uitgave van Marc
Vleugels en daarmee de spil van zijn bijzondere Franse programma met titels die
nooit bij een andere uitgeverij het licht hadden gezien. Over Bonnefoy valt
veel te vertellen, bijvoorbeeld over zijn Shakespeare-vertalingen en exclusieve
professoraat op het Collège de France. Mijn vaste kanttekening bij Vleugels – de
hardnekkige weigering, ook nu weer, om de lezer via nawoorden van dit soort
informatie te voorzien – slik ik voor één keer in. Deze prachtige, ingetogen
poëzie spreekt voor zich.
Yves Bonnefoy, De gebogen planken. Vert.
Kiki Coumans. Bleiswijk: Vleugels, 2016. 132 pag. 300 ex. € 27,95 (Van
’t Hoffstraat 27, 2665 JL Bleiswijk info@uitgeverijvleugels.nl)
Marie Adrien Perk: De Ardennen, per spoor (Recensie)
VADER PERK IN DE ARDENNEN
Heraut der Tachtigers Jacques Perk (1859-1881) deelt op
de Amsterdamse Nieuwe Oosterbegraafplaats een graf met zijn vader Marie Adrien
Perk (1834-1916), predikant en schrijver. Jean Frins geeft met zijn Landgraafse
stichting Os Moddersproak twee boekjes van vader Perk uit ter gelegenheid van
diens honderdste sterfdag. Luxemburgsche
legenden (1892) is een compilatie van historische overleveringen over
kastelen, duivels en roofridders die volgens Perk moeten dienen als een
‘bijdrage tot de kennis van de Luxemburgse volksaard’. Een noodzaak tot
heruitgave speelt eerder bij het boekje De
Ardennen, per spoor dat reisschetsen bevat die Marie Adrien Perk
oorspronkelijk publiceerde in Belgiës
Ardennen (1887). Frins maakte een keuze uit deze bundel en moderniseerde de
spelling. Perks lof voor de Ardennen verzandt nogal eens in clichés: Hoei ligt
in het ‘verrukkelijke Maasdal’, heeft een ‘heerlijke ligging’ en ‘bekoorlijke
omstreken’. Maar Perk heeft ook oog voor de industriële revolutie en
‘fabrieksdorpen zwartgeblakerd door de kolendamp’. Het spoor bepaalt de
economie: in de Ardennen is het ‘fabelachtig goedkoop […] waar men niet aan het
spoorwegnet verbonden is.’ Er is stof voor historische vergelijking: veel
spoorlijnen en stations die Perk noemt, zijn inmiddels verdwenen. De
gemeenplaatsen en excursies over plaatselijke legenden maken ook dit boekje soms
tot nogal oubollige lectuur maar literair-historisch biedt het wel nuttige
achtergrondinformatie: het waren de Ardennen, waar zoon Jacques, met het gezin
mee op vakantie, in La Roche de Mathilde leerde kennen die hij in zijn sonnetten
onsterfelijk maakte. Geëerd wordt locaal vooral nog de vader: op grond van zijn
reisschetsen kreeg deze aanjager van het toerisme in 1912 een monument in La
Roche dat nog altijd bestaat.
Marie Adrien Perk, Luxemburgsche
legenden. 55 p. € 10 | Marie Adrien Perk, De Ardennen, per spoor. 57 p. € 10 (Os Moddersproak, Brikkebekker
10, 6372 DP Landgraaf fanmoddersproak@yahoo.com)
|Eerder verschenen in De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, p. 169.
Jacobus van Looy en de Battle of the Somme (Recensie)
JACOBUS VAN LOOY EN DE BATTLE OF THE SOMME
Geert Buelens (red.), Plots hel het werd. Jacobus van Looy en de Battle of the Somme. Rimburg: Huis Clos, 2015. 111 p. € 27,50 (Gerard Terborghstraat 16 hs, 1071 TM Amsterdam willemvandeweteringh@uitgeverijhuisclos.nl).
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon en haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, pp. 168-169.
Vanaf september 1916 vertoonden Nederlandse bioscopen de
Britse documentaire The Battle of the
Somme over de slag die op dat moment nog volop woedde en al tienduizenden
slachtoffers had gemaakt. Tachtiger Jacobus van Looy (1855-1930) bezocht een
voorstelling en schreef er het 432 regels tellende gedicht ‘Het verhaal van den
provinciaal’ over dat in maart 1917 in De
Nieuwe Gids verscheen. Het lijkt meer een modernistisch verhaal dan een
gedicht en staat ver van de gezapige sonnettencultuur van de Tachtigers. Van
Looy schetst een broeierig beeld van deze ‘mediagebeurtenis’: een zaal met
orkest, sigarenrook, vol gemobiliseerde soldaten en opgewonden burgers waarvan
velen voor het eerst de dood op het bioscoopdoek zien. De werkelijkheid van de
slag verbijstert: ‘Het was of allen waren in versteeniging, / Een moeder raakte
aan den arm haars zoons, bij ongeval, / En dat was al.’ Aan het einde beseft de
provinciale bioscoopganger maar al te goed dat het in eigen land nog vrede is
maar ’s nachts droomt hij dat hij ‘eigenhandig in een tuin een mensch begroef,
/. Tusschen het wuivelende gras, / En ik was / Die doode zelf.’ Onder redactie
van Geert Buelens verscheen een heruitgave van dit bijzondere gedicht, met
voortreffelijke, informatieve opstellen eromheen. Uit de inleiding blijft me de
opmerking bij dat veel Britse bioscoopbezoekers in de film hun mannen, zoons of
vaders naar de camera zagen glimlachen, wetende dat ze inmiddels waren
gesneuveld. Hoe kwam dat aan in 1916, toen nog vrijwel niemand een familielid
op bewegend beeld had gezien? Ik blijf fervent tegenstander van het bij boeken
voegen van DVD’s, want die zijn over een paar jaar allemaal kapot, maar ter
informatie: men krijgt er nog een film bij van Leo van Maaren met interviews
met deskundigen en de tekst van het gedicht, gelezen door Krijn ter Braak. Zonder
Huis Clos was dit een plichtmatige, louter academische uitgave geweest. Nu
hebben we een subliem door Piet Gerards vormgegeven boek, met de fraaiste en
toepasselijk meest vlammende titelpagina uit de reeks die vijf bladzijden in
beslag neemt. Ondertussen heeft Huis Clos, actief sinds 1986, in de
wandelgangen het einde van haar activiteiten aangekondigd. Ik hoop dat dit vals
alarm is. Weinig uitgeverijen zijn in staat middels vormgeving een onbekende
historische tekst zo’n onverwachte relevantie en urgentie te bezorgen.
Geert Buelens (red.), Plots hel het werd. Jacobus van Looy en de Battle of the Somme. Rimburg: Huis Clos, 2015. 111 p. € 27,50 (Gerard Terborghstraat 16 hs, 1071 TM Amsterdam willemvandeweteringh@uitgeverijhuisclos.nl).
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon en haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, pp. 168-169.
zaterdag 7 april 2018
Don-Aminado: Aforismen (verschenen)
DON-AMINADO: AFORISMEN IN VERTALING VERSCHENEN
Op 6 april 2018 verscheen bij uitgeverij De Wilde Tomaat een vertaling van aforismen van de Joods-Russische schrijver Don-Aminado. De flaptekst luidt:
Op 6 april 2018 verscheen bij uitgeverij De Wilde Tomaat een vertaling van aforismen van de Joods-Russische schrijver Don-Aminado. De flaptekst luidt:
‘Behandel
uw eigen vrouw alsof ze niet uw vrouw is, maar die van iemand anders’,
‘Ooggetuigen zijn de gevaarlijkste vertellers’… Het zijn aforismen van
Don-Aminado, pseudoniem
van de Joods-Russische schrijver Aminad Petrovitsj Sjpoljanski (1888-1957). Hij
werkte als advocaat en schrijver in Moskou en week na de
revolutie uit naar
Parijs. Zijn aforismen, gedichten en feuilletons, die in kranten verschenen,
genoten onder Russische emigranten een grote bekendheid. Na zijn dood was het
decennia stil rond Don-Aminado. Na de Perestrojka volgde een herontdekking van
zijn werk in Rusland. De aforismen van Don-Aminado doen vaak algemeen menselijk
aan, maar herkenbaar blijven de specifieke omstandigheden van het
emigrantenbestaan die eraan ten grondslag liggen. Daarin ligt ook de
originaliteit van dit werk dat zich met al zijn sarcastische humor,
gecomprimeerdheid en scherpzinnigheid met het beste in het aforistische genre
kan meten. Aforismen is de eerste
substantiële uitgave van Don-Aminado die in vertaling verschijnt. Het nawoord van vertaler Jan Paul
Hinrichs bevat een introductie op zijn leven en werk.
Uit het nawoord:
Verspreid verschenen in bloemlezingen en op het internet talrijke
vertalingen van aforismen en gedichten van Don-Aminado, maar aparte uitgaven
bestaan tot dusverre alleen in het Nederlands. Het gaat om twee bibliofiele
uitgaven met een gezamenlijke oplage van iets meer dan honderd exemplaren.
Studio 3005 te Bleiswijk publiceerde in 2014 een bundeltje van negenennegentig
aforismen onder de titel Ooggetuigen zijn
de gevaarlijkste vertellers. Hier staan alleen ‘oneliners’ in. Een nieuwe
selectie van tweeënnegentig stuks verscheen in 2017 bij uitgeverij Fragment in
Leiden onder de titel Ook valsemunters
hebben hun kosten. Deze uitgave bevat naast ‘oneliners’ ook enkele spitsvondigheden
van twee of drie regels die de genoemde Russische uitgave uit 2000 als
‘miniaturen’ bestempelt. Dit nieuwe boek bundelt beide uitgaven, met enige
tekstuele veranderingen, en bevat veel niet eerder vertaald materiaal.
| Zie verder: Don-Aminado, Aforismen. Uit het Russisch vertaald en van een nawoord voorzien door Jan Paul Hinrichs. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2018. 49 pp.
Abonneren op:
Posts (Atom)