Dichter C.O. Jellema (1936-2003) kwam in 1981 in contact
met vertaler Paul Beers (1935), toen deze redactiesecretaris was van De Revisor. Aanvankelijk draaide het
contact om bijdragen aan het tijdschrift, maar uiteindelijk vonden ze elkaar in
hun interesse voor Ingeborg Bachmann en Hermann Broch van wie Beers vertalingen
publiceerde die de germanist Jellema recenseerde. Ze zagen elkaar op De Revisor-borrels en manifestaties,
maar bezochten elkaar niet. Alleen per brief
bundelt hun briefwisseling. Het contact loopt tot een paar dagen voor Jellema’s
dood, maar lijkt niet diepgaand: er waren periodes van vijf jaar zonder
brieven. Het resultaat is weinig opzienbarend, maar wel genoeglijke lectuur, illustratief
voor het literaire klimaat aan het einde van de twintigste eeuw. Het was de
laatste periode dat literaire tijdschriften nog veel gelezen werden en krantenrecensies
de stemming konden bepalen. Als de criticus K.L. Poll, voor wiens Cultureel Supplement in de NRC hij ook
zelf recenseert, hem afkraakt, vindt Jellema dat ‘ontzettend flauw’ en concludeert:
‘Het moet iets als jalousie zijn dat hij zulke dingen doet’. Het was ook de
laatste tijd van literaire brieven, voor de e-mail de post grotendeels overnam.
Het aardigst blijven de zelfportretten van Jellema als een weifelende mopperaar,
‘opgevoed met prestatiedrang, nooit vrij’. Als hij als vroege vijftiger zijn
Groningse universitaire baan opgeeft, ontdekt hij een onbestemde leegte om zich
heen: ‘er speelt toch ook iets van identiteitsverlies een rol: je bent, ook
voor jezelf, iemand als je een baan hebt’. Tijdsbeleving is een hoofdthema. Na
de dood van zijn twee jongere broers, vlak achter elkaar, schrijft hij, niet
lang voor zijn eigen dood: ‘nu pas begin ik mijn ware leeftijd te beseffen, tot
nu toe voelde ik me altijd veel jonger dan ik in werkelijkheid was’.
Nederlandse literatuur en eigen poëzie blijven op de achtergrond, al vindt Jellema
Maarten ’t Harts proza ‘superkitsch, spelend op de meest kinderlijk-romantische
sentimenten’. De briefwisseling is, net als voorgaande bij Flanor gepubliceerde
brievenboeken rond Jellema, zorgvuldig door Gerben Wynia bezorgd. De gestempelde
enveloppen met Beatrix-postzegels op de omslag doen nu al nostalgisch aan:
zullen geprinte correspondenties via de e-mail ooit dergelijke aandacht
krijgen?
C.O. Jellema en Paul Beers, Alleen per brief. Nijmegen: Flanor, 2017. 131 pp. € 19.50
(Beijensstraat 30, 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 2/3, pp. 170-171.