TERRAS: THEMANUMMER OVER THEATER
Literair tijdschrift
Terras positioneert
zich sinds 2011 als opvolger van kwartaalschrift Raster (1967-2008): de naam is een geslaagd
anagram. De dubbeldikke, halfjaarlijkse themanummers waarmee het blad opereert,
zijn sober en verzorgd vormgegeven, met herkenbare letteromslagen in rood en
zwart, zonder reclame en vrijwel zonder illustraties. Taal, tekst en avant-gardistische
sferen staan centraal in de geest van Raster-voorman Jacq Vogelaar: biografische
petites histoires en archiefvondsten
ontbreken. Heel zichtbaar is Terras niet:
in Leiden is het alleen verkrijgbaar bij een afgelegen sigarenmagazijn. Het online platform dat Terras
ondersteunt, is hyperactief maar zo priegelig dat menigeen meteen afhaakt. Maar
wie had ooit kunnen vermoeden dat de schijnbaar op en top gedateerde Vogelaar,
inmiddels zelfs onderwerp van een biografie, en het uitgebluste Raster nog
eens alleszins serieuze Nachwuchs zouden krijgen?
Terras nr. 17, waarmee oprichter Erik
Lindner afscheid van de redactie neemt, gaat over theater in ruime zin, aldus
het voorwoord: ‘Lyrische monologen, vlammende manifesten, absurde dialogen, het
theater van het geheugen, brieven aan dode dichters, diep met zichzelf in
gesprek zijnde essays: iedere tekst heeft iets theatraals, iedere tekst zou een
ander soort acteur vereisen om uitgevoerd te worden.’ Het zoekproces is
nadrukkelijk onderdeel van de inhoud: ‘Wij richten onze blik graag op gebieden
die nog maar ten dele in kaart zijn gebracht, waar we tastenderwijs onze eigen
weg zoeken.’ Redacteur Fyke Goorden bijt het spits af met het stuk ‘Waar is
Reza Abdoh?’ over een Irans-Amerikaanse theatermaker en cultfiguur die in 1995 stierf
aan aids. Hij komt Abdoh op het spoor via een studieboek Postdramatisches Theater én het bericht dat deze onderwerp van een lezing
was geweest op een conferentie over ‘New Narrative’ in San Francisco. Zo’n
werkwijze lijkt typerend voor Terras:
internationale academische context die voor inspiratie zorgt, alsof de redacteuren
off-stage aan een postmodernistisch getint
proefschrift werken. In die sfeer past ook de vertaling van het artikel ‘De
kracht van de klassieke tragedie’ van semioticus Roland Barthes. Het verbaast
me dat Walter Benjamin ontbreekt. Een omvangrijke,
heel nuttige vertaling geldt een andere linkse icoon: ‘Manifest voor een nieuw
theater’ van Pier Paolo Pasolini volgens wie ‘het theater zou moeten zijn wat het
theater niet is’. Ook oudere, minder voorspelbare zaken duiken op: het verhaal ‘Bloeddinsdag’
(1903) van de Noor Sigurd Mathiesen die volgens Anna Eble ‘te vroeg [kwam] met
zijn modernistische aanpak’. Maar ook zijn hedendaagse landgenoot Johan Harstad
wordt vertaald, zodat dit nummer een verrassend Noors accent krijgt.
Terras profileert zich uitgesproken
internationaal, maar bevat ook nieuwe Nederlandse bijdragen, onder meer van Frans
Strijards, Bruno Mistiaen en Dounia
Mohammed. Anne Vegters experimentele proza (poëzie?) vol typografische grappen kon
tien pagina’s korter. Hoogtepunt is een fragment uit Edward Gordon Craigs On
the art of the theatre (1911) dat de behartigenswaardige moraal van het Stanislavski-theater
in Moskou schildert: ‘Ja, hun theater is hun school. Ze zijn van ’s ochtends
vroeg tot ’s avonds laat in het theater, het gehele jaar door behalve een paar
weken vakantie in de zomer. […] en als er een repetitie is, dan zijn de studenten
aanwezig om te kijken; en ze giechelen niet en stellen zich niet aan, maar
volgen elke beweging, luisteren naar elk woord.’ Terras getuigt vaak van aanstekelijke speurzin en inzet, waarbij gretigheid
niet ten koste gaat van zorgvuldigheid. Proefschriftjargon als ‘postdramatisch
theatraliteitsbegrip’ en ‘secundaire mediarealiteit’ (sekundäre Medienrealität?)
leren de geëngageerde redacteuren nog wel eens af.
Kim Andringa, Tommy van
Avermaete, Herman van Bostelen, Anna Eble, Fyke Goorden, Erik Lindner, Lisa Thunnissen
(red.), Terras nr. 17, 2019. 224 pp.
€ 15,00 (redactie@tijdschriftterras.nl)
| Eerder verschenen in De Parelduiker 25 (2020), nr. 1., pp. 88-89