vrijdag 27 november 2015

Schoon & haaks [afl. 8]

SCHOON & HAAKS [AFL. 8]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de  rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de achtste aflevering (2015, nr. 5) staan recensies van de volgende boeken:

  • Robert Desnos, Literatuur en andere gedichten.  Vert. Katelijne De Vuijst. Gent: Druksel, 2015.
  • Max Jacob, Veertien kubistische gedichten, gekozen uit de «Le cornet à dés» (De dobbelbeker). Vert. Kiki Coumans. Gent: Druksel, 2015.
  • Nathalie Quintane, Opmerkingen. Vert. Kiki Coumans. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • Konrad Bayer, idioot. Vert. Erik de Smedt. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • H. Marsman, Ruimteschemer. Utrecht: Salon Saffier, 2015.
  • Nanne Tepper, De psychologie van de constructie. Den Haag: Statenhofpers, 2015.
  • Andrew Marvell, Gedichten. Vert. Cornelis W. Schoneveld. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2015.
  • Ralf de Jong, Boeken van nu: terug naar de toekomst & Index Huis Clos 1-49. Rimburg: Huis Clos, 2015.
| Zie verder Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 20 (2015), nr. 5, pp. 55-59.

J. van Oudshoorn: Brieven (verschenen)

J. VAN OUDSHOORN: BIBLIOFIELE UITGAVE BIJ STATENHOFPERS

Zojuist verscheen Een ietwat vreemd product: vijf brieven van J. van Oudshoorn (1876-1951) rondom zijn verhaal 'Doodenakker' dat in 1937 is gepubliceerd in het letterkundig jaarboek Kristal. Het gaat om een bibliofiele editie van de Haagse Statenhofpers die verscheen in 90 genummerde exemplaren. Ook het verhaal 'Doodenakker' is afgedrukt. In deze uitgave zijn drie tekeningen opgenomen van A.J. van 't Hoff (1893-1939), waarvan er in ieder geval een speciaal voor bij dit verhaal is gemaakt.


 

Zie verder: J. van Oudshoorn, Een ietwat vreemd product. Vijf brieven rondom het verhaal 'Doodenakker'. Bezorgd en van een nawoord voorzien door Jan Paul Hinrichs (ill.: A.J. van 't Hoff). 's-Gravenhage: Statenhofpers, 2015. 23 pp. Oplage: 90 genummerde exemplaren (te bestellen via https://statenhofpers.nl/). 

donderdag 26 november 2015

Willem Elsschot en Kees Fens (Recensies)

WILLEM ELSSCHOT, KEES FENS EN 'HET HUWELIJK'
 
‘Altijd botsen bij Elsschot Laarmans en Boorman – het weke hart en het koude verstand -, en hun botsing heeft het komische effect dat tranen in de ogen brengt en dat die weemoedige lach voortbrengt die eigen is aan de ware humor’. ‘In Kaas zien wij de zielige poging van Laarmans om op te klimmen naar de eenzame hoogte van de Boorman’. Kees Fens (1929-2008) schreef deze behartigenswaardige woorden in 1957 in het jezuïetenweekblad De Linie. Het was het eerste van zestien stukken die hij tot 2005 over Elsschot schreef. Het Willem Elsschot Genootschap, onvermoeibaar zondagsuitgever van professioneel ogende Elsschotiana, bundelt ze in Een leven lang Elsschot met een nawoord van bezorger Koen Rymenants. Alleen al als becommentarieerde bloemlezing van citaten is dit een leuk boekje. We zien Fens veranderen: van alle diepzinnigheden die hij in 1965 in Merlyn aan Het Dwaallicht toedichtte, vindt hij in 2004 niets terug. In een charmant vierkant boekje ontfermt De Bucheliuspers zich over Elsschots gedicht ‘Het huwelijk’ en Duitse, Franse en Engelse vertalingen ervan. Daaruit komt de regel ‘Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen’. Kees Fens, zuinig met persoonlijke noten,  memoreert dat hij in 1960 op een sollicitatiegesprek bij dagblad De Tijd de vraag kreeg van wie die regel was. Met het goede antwoord was hij meteen aangenomen.

 
Kees Fens, Een leven lang Elsschot. Antwerpen: Willem Elsschot Genootschap, 2014. 87 p. € 15 (willemelsschotgenootschap@telenet.be)
Willem Elsschot, Het huwelijk. Ehe. Le marriage. Marriage. Utrecht: De Bucheliuspers, 2014. 18 p. 50 ex. € 25 (Oude Kamp 14 3512 KH Utrecht  arjaanvannimwegen@gmail.com)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 20 (2015), nr. 1, p. 68.

 

Chaim Levano, Leo Herberghs en Toon Teeken (Recensies)

HEERLENSE BROEDERSCHAP: CHAIM LEVANO, LEO HERBERGHS EN TOON TEEKEN
 
Uitgeverij Gerards & Schreurs begon in 1986 vanuit Heerlen de Huis clos-reeks: fraai uitgegeven met de hand gezette uitgaven. De uitgeverij opereerde kortstondig maar de reeks, die al gauw op digitale opmaak overschakelde, bestaat na bijna drie decennia nog altijd. Eigenzinnige schrijvers en kunstenaars staan centraal, naast de op afstand herkenbare maar nog altijd verrassende vormgeving van Piet Gerards. Heerlense wortels worden van oudsher niet verloochend, zonder dat dit tot provincialisme leidt. Dat blijkt weer uit Theater Levano, het rijke boek over musicus en theatermaker Chaim Levano (Heerlen, 1928), vergezeld van een dvd met een documentaire film van Kees Hin. Huis clos herdrukt van dichter Leo Herberghs (Heerlen, 1924) zijn in kleine kring befaamde  traktaat tegen het zwemmen Wie zwemt is keg dat eerder in 1990 in de reeks verscheen. Daarnaast komt de uitgeverij met het ingebonden boekje Portret als dubbelportret van schilder en fotograaf Toon Teeken (Heerlen, 1944). In kleur zijn zo’n 75 portretten afgedrukt van schrijvers, kunstenaars en wetenschappers. Er zitten grote namen bij als Einstein, Wittgenstein en Kafka. Onze literatuur levert Leopold en Kouwenaar. Beide portretten zouden in het Letterkundig Museum niet misstaan.

Camiel Hamans, Ben van Melick, Kees Hin, Theater Levano. Rimburg: Huis clos, 2013. 140 p. € 27,50 | Leo Herberghs, Wie zwemt is keg. 2014. 20 p. 250 ex. € 5 | Toon Teeken, Portret als dubbelportret. 2014. 96 p. 250 ex. € 37,50 (Broekhuizenstraat 53 6374 LJ Rimburg info@uitgeverijhuisclos.nl)
 
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 20 (2015), nr. 1, pp. 67-68.
 
 

C.O. Jellema en Geerten Meijsing (Recensies)

TRENDS ZETTEN DOOR: C.O. JELLEMA EN GEERTEN MEIJSING
 
Deze rubriek signaleerde het al eerder: C.O. Jellema (1906-2003) is een favoriet van het marginale circuit. Allerlei uitgeverijen spelen mee maar de bezorger blijft dezelfde: literair erfgenaam Gerben Wynia. De Avalon Pers komt nu met Drie gedichten vol Oostenrijkse zwaarmoedigheid van Christine Lavant (1915-1973): de Duitse tekst met drie ongepubliceerde vertalingen van Jellema. Wynia tekent ook voor de brievenbundel Selbstfindung die inmiddels bij Flanor is herdrukt. Ik zag niet eerder zo’n omvangrijke Duitse brievenuitgave van een Nederlands auteur. Het is de vraag of Jellema het boek zelf had gewenst. Kort voor zijn dood vroeg hij de adressant, de Duitse theoloog Hans-Hermann Röhrig, zijn brieven terug, waarna Wynia ze in de nalatenschap niet meer aantrof. De uitgave is gemaakt op grond van fotokopieën uit Röhrigs bezit. Jellema kende de Duitser van zijn Amsterdamse theologiestudie. Jellema was negentien, gaststudent Röhrig vijf jaar ouder. In 1958 zwaait Jellema om naar de studie Duits: ‘Weet je, ook de praktische kant van een pastorie zou mij niet gelegen hebben, het onregelmatige, enigszins zwevende ervan.’ Ontevredenheid met zichzelf blijft een hoofdthema bij Jellema. In 1959 biecht hij Röhrig op dat hij homoseksueel is. Het schaadt de vriendschap niet, ook niet toen Röhrig een gezin opbouwt. Pas veertig jaar later bekent Jellema dat hij hevig verliefd op hem was. De kern van de briefwisseling ligt in de voor Jellema cruciale jaren 1960-1961. Het is de tijd dat hij een mislukte poging doet met een vrouw  te leven. Hij gaat ook werken als leraar Duits, debuteert als dichter en zijn vader sterft. Debuteren lost eenzaamheid niet op: Jellema gaat gebukt onder ‘het dreigende vermoeden dat mijn gedichten weinig mensen aanspreken – misschien heb ik te veel ervan verwacht, van het contact met de lezer’. Over literatuur en troebelen op school en universiteiten horen we niet veel. Jellema houdt vooral monologen: ‘Egocentrisch als ik ben, is deze brief meer een preek voor mezelf geworden dan een brief aan jou’. Zo is er een massa ‘Materialien zum Leben und Werk’ van Jellema bijgekomen. Een tweede held onder kleine uitgevers blijft Geerten Meijsing (1950). De Korenmaat komt met een supplement op de eerder (2014, nr. 3) gerecenseerde uitgave Boedelbeschrijving: dagboeknotities van een vakantie in het Italiaanse Caviano in 1975 waarin de cultauto Citroën DS 21 met zijn grillen een hoofdrol speelt. Steeds weer nieuwe persen ontfermen zich over Meijsing wiens werk al jaren niet meer in de boekwinkel ligt. Nu dient Boktor zich aan. De toetssteen is een handzaam boekje in rode linnen band. Het bevat de tekst die Meijsing, aldus het colofon, schreef voor ‘het programmaboekje van Opera Trionfo, die eind 2011 Rossini’s La pietra del paragone op de planken bracht. Het is Meijsing wel toevertrouwd de lezer voor deze opera warm te maken. De Avalon Pers biedt al jaren onderdak aan kerstverhalen van Meijsing, zo ook voor Dingen die nog te doen zijn. Ex-vrouw, dochter, vader, moeder, zuster en broer zijn ijkpunten voor een kerstcauserie waarin Meijsing zich, ondanks een onthecht bestaan op een Siciliaanse huurkamer, als familieman profileert. Het lijkt geen toeval dat hij ook een libretto van Rossini citeert.

C.O. Jellema, Brieven aan Hans-Hermann Röhrig 1955-1996. Nijmegen: Flanor, 2014. 326 p. € 25 (Beijenstraat 30 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com)
Christine Lavant, Drie gedichten met vertalingen door C.O. Jellema. Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 16 p. 80 ex. (Leidse Slootweg 4, 2481 KH Woubrugge avalonpers@hetnet.nl)
Geerten Meijsing: Boedelbeschrijving: supplement september 1975. Haarlem: de Korenmaat, 2014. 22 losse blaadjes. 75 ex. € 9 (Pb. 3316, 2001 DH Haarlem info@hofvanjan.nl) | De toetssteen. Utrecht: Boktor, 2014. 15 p. 72 ex. € 35 (Oude Gracht 234, 3511 NT Utrecht info@hinderickxenwinderickx.nl) | Dingen die nog te doen zijn. Kerstverhaal. Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 22 p. 98 ex. € 40

| Eerder verschenen in De Parelduiker 20 (2015), nr. 1, pp. 64-65.

donderdag 19 november 2015

Stem van Valeri Perelesjin (1986) online

STEM VAN VALERI PERELESJIN (1986) ONLINE

De Russische dichter Valeri Perelesjin was in mei 1986 in Leiden op uitnodiging van de Leidse Universiteit. Bij die gelegenheid heb ik twee geluidsopnamen van hem gemaakt. Een opname stamt uit zijn kamer in het toenmalige International Centre aan het Rapenburg. Hij leest hier de Russische originelen van de gedichten die in Nederlandse vertaling zijn gepubliceerd in de heruitgave van de bundel Vanuit de verte (Leiden: De Lantaarn, 1986). Daarna leest hij nog enige gedichten naar keuze. De tweede opname is bij mij thuis gemaakt. Hier leest Perelesjin vooral gedichten uit zijn bundel Arièl'  (Frankfurt am Main: Possev, 1976). Beide opnamen zijn nu opgenomen in de catalogus van de Leidse Universiteitsbibliotheek. Ze zijn ook online te beluisteren (klik hier).

Jan Paul Hinrichs

Trefwoorden: Валерий Перелешин | Лейден | Valery Valerii Pereleshin | recording | Russian poet

vrijdag 9 oktober 2015

Schoon & haaks [afl. 7]

SCHOON & HAAKS [AFL. 7]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de  rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de zevende aflevering (2015, nr. 4) staan recensies van de volgende boeken:

  • Guillaume Apollinaire, Twee gedichten voor Lou. Vert. Kiki Coumans. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • Erik Menkveld, De wemeling. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • Peter Gizzi, Vincent, terugverlangend naar het land der schilderingen. Vincent, Homesick for the Land of Pictures. Vert. Samuel Vriezen. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • Doina Ioanid, Uit een verte ver voorbij de woorden. Vert. Jan H. Mysjkin. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • Yanko González Cangas, een onruststoker. brr. s. Vert. Bodil Kok. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • Arno Schmidt, Sleutels ruilen. Vert. Jan H. Mysjkin. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • Arno Schmidt, Verhalen van Stürenburg. Vert. Jan H. Mysjkin. Bleiswijk: Studio 3005, 2015.
  • Ruud  K. Veen, Couperus bij de buren. Een onderzoek naar de uitgaven van het werk van Louis Couperus bij Duitse uitgevers tussen 1892 en 1973. Culemborg: Stichting Couperus – collectie Veen, 2015.
  • A.D. Kylstra, Jan P.M.L. de Vries (1890-1964): bijdragen tot een biografie met een reproductie van zijn Kampgedichten. Oegstgeest 2014 (Cahiers uit het Noorden; 29).
  • Hans Bethge, De Chinese fluit (vert. Jan-Paul van Spaendonck). Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 
  • Jan-Paul van Spaendonck, Bankjeszomer. Nijmegen: Flanor, 2014.


| Zie verder Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 20 (2015), nr. 4, pp. 184-188.

maandag 5 oktober 2015

Wolfgang Frommel en Herengracht 401

WOLFGANG FROMMEL EN HERENGRACHT 401
Stefan George (1868-1933) is in Nederland misschien nog het bekendst bij filmfans: Fassbinders sinistere komedie Satansbraten (1976) draait om schrijver in crisis Walter Kranz die zich met deze dichterssfinx identificeert. Gedichten van George worden vooral nog vanuit ‘Forschungsinteresse’ gelezen, maar óver hem leest men graag, althans in Duitsland. Dat blijkt uit het succes van twee boeken: de biografie Stefan George: Die Entdeckung des Charisma (2007) van Thomas Karlauf en Kreis ohne Meister: Stefan Georges Nachleben (2009) van Ulrich Raulff. In Nederland leidden deze publicaties niet tot recensies, hoewel daarvoor via Georges vriendschap met Verwey en de verwikkelingen rond de Amsterdamse George-sekte Castrum Peregrini alle aanleiding was. Uit de biografie weten we dat jonge ‘uitverkorenen’ in Georges ‘Kreis’ te maken kregen met pederastie. Het resultaat was onderwerping. Raulff vertelt wat na Georges dood met zijn aanhangers gebeurde. Weinig aandacht heeft hij voor de Amsterdamse kring rond de Duitse dichter Wolfgang Frommel (1902-1986) en het  tijdschrift ‘in het teken van Stefan George’ Castrum Peregrini (1951-2007). Frommel had George ook nooit ontmoet. Hij woonde sinds 1942 bij kunstenares Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912-2013) op Herengracht 401 en bood onderdak aan joodse onderduikers. Het verhaal is bekend, vooral uit memoires van Claus Victor Bock (Untergetaucht unter Freunden, 1985) en Friedrich W. Buri (Ich gab dir die Fackel im Sprunge, 2009). Castrum Peregrini kwam voort uit deze groep vol onderlinge verafgoding. Daarbuiten bleef de poëzie van Frommel en Nederlandse leerlingen als Vincent Weyand en Corrado Hoorweg onbekend. Hetzelfde gold voor de novicen van George zelf: vandaar de boektitel Kreis ohne Meister. Claus von Stauffenberg deed nog het meest van zich spreken: niet door poëzie maar de mislukte aanslag op Hitler. Een kijkje in de wereld van Castrum Peregrini geeft Entfernte Erinnerungen an W. van Joke Haverkorn van Rijsewijk (1935) die trouwde met een neef van Frommel. Via Gisèle kwam ze midden jaren vijftig als vakantiewerkster op Herengracht 401 waar ze een ondoorzichtige, onheilspellende sfeer aantrof die zowel angst als nieuwsgierigheid opriep. Prachtig beschrijft ze hoe spanning wordt opgebouwd rond het bezoek van Ernst Morwitz, een vriend van George die zijn meester zo onderworpen was dat hij, zoals Raulff vertelt, zijn as op diens Zwitserse grafsteen liet uitstrooien. Frommel ensceneerde het als een staatsbezoek aan zijn poëtisch rijk. Later ging Haverkorn van Rijsewijk als weefster samenwerken met Gisèle en richtte in 1956 weverij De Uil op. Ze had meer met Gisèle te maken dan met Frommel, maar kwam in zijn ban. Achteraf vraagt ze: ‘Was hij werkelijk een dichter, een kunstenaar?’ Haverkorn van Rijsewijk kreeg een functie in Frommels sekte: ze was niet Joke, maar Peregrina en moest voor Frommel een droom van een jong meisje, Liselotte, verwezenlijken. Dit joodse meisje was kort na de bevrijding met Frommel in zee gaan zwemmen en verdronken. Nu vormde haar nagedachtenis een hoeksteen in Frommels ‘droombeeld van een vriendengezelschap’, zoals George een doodscultus opbouwde rond de jong gestorven ‘Maximin’. Frommel opereerde als tovenaar: ‘Ik was, zonder het te merken, midden in zijn toverkring beland.’ Hij verstond de kunst ongemerkt en onverwacht te verschijnen en verdwijnen en omstanders in het ongewisse te laten over zijn plannen en bedoelingen. Over Frommel, die onder meerdere persoonlijkheden optrad en zijn kleding voortdurend wisselde,  zegt ze eigenlijk niets positiefs. Hij komt naar voren als een beklemmend opdringerige en pretentieuze figuur wiens talent meer in het overrompelen van anderen dan in eigen kunstenaarschap lag. Zijn vele reizen kriskras door Europa hadden niet alleen als doel kopij voor zijn tijdschrift te vergaren, maar ook om jongens naar zijn Amsterdamse sekte te lokken. Frommels drijfveer was ‘onstilbaar erotisch verlangen’. Ook had hij gastvrijheid nodig als middel van bestaan. Toch leest het boekje niet als afrekening: de schrijfster poogt vooral haar eigen reacties op Frommel te begrijpen. Haverkorn van Rijsewijk brak nooit definitief met Frommel, hoewel ze genoeg redenen noemt waarom ze dat wel had kunnen doen. Frommel bracht haar meermaals in gevaar en hielp niet als ze dat dringend vroeg: ‘Zijn amusement woog zwaarder dan mijn veiligheid.’ Dit staat niet op zich: in Frommels nabijheid zien we volgens haar jongeren verdrinken en zelfmoordpogingen doen. Het optreden van Frommel, die met zijn lange grijze haren net als George op een oude vrouw ging lijken, leek ondenkbaar zonder het comfortabele onderdak dat Gisèle hem levenslang gaf. Op mindere locatie was er niets van zijn sekte gekomen. Ook de Ommense bankiersweduwe Selina Pierson stopte geld in Frommels projecten. Een elitaire mannengemeenschap draaide op rijke vrouwen die afstand bewaarden en een oogje dichtknepen. Uiteindelijk gaat dit fascinerende boekje niet alleen over Frommel, maar over toetreding tot een sekte in het algemeen: je luist erin en komt er moeilijk heelhuids uit. Inmiddels baat stichting Castrum Peregrini Gisèles huis uit als ‘guesthouse’ en organiseert er manifestaties. Het tijdschrift is opgedoekt. Ooit werd de bureauredactie verzorgd door een als vijftienjarige door Frommel naar Amsterdam gelokte Duitser. Ouders zullen ingepompt hebben gekregen dat dit de grootste eer was die zo’n jongen ten deel kon vallen. Het was genoemde Thomas Karlauf die decennia later de George-biografie schreef. Uiteindelijk komt hij op grond van dit boek als enige ‘Meister’ uit Frommels ‘Kreis’ naar voren. Zo’n onverwachte nageboorte kenden Frommels reizen dus ook nog.

Joke Haverkorn van Rijsewijk, Entfernte Erinnerungen an W. Würzburg: Daniel Osthoff Verlag, 2013. 79 p. € 15 (Martinstr. 19, D-97070 Würzburg Antiquariat.Osthoff@t-online.de)

| Eerder verschenen in De Parelduiker 20 (2015), nr. 1, pp. 65-67 (als onderdeel van de rubriek 'Schoon & haaks').

Zie op deze blog ook mijn recensies van een bloemlezing van dichters uit de Castrum Peregrini-sfeer en van de memoires van Corrado Hoorweg (C.M. Stibbe) over Wolfgang Frommel.


 


 


 



vrijdag 2 oktober 2015

Verschenen bij Flanor: Brief uit Vidin

BRIEF UIT VIDIN VERSCHENEN BIJ UITGEVERIJ FLANOR

Bij uitgeverij Flanor in Nijmegen verscheen Brief uit Vidin, een bundel  essays over slavisten, schrijvers en het Oostblok: enkele zijn niet eerder gepubliceerd, de reeds gepubliceerde verschijnen hier in een aangepaste vorm.
    Deze bundel bevat de volgende hoofdstukken:
  • Nicolaas van Wijk: terugblik op een biografie
  • Kees van Schooneveld
  • Achteraf: Karel van het Reve [niet eerder gepubliceerd]
  • Frans van Agt
  • Brief uit Vidin
  • Elisaveta Bagrjana en Nikolaj Kuntsjev
  • Langs Bulgaarse kloosters [niet eerder gepubliceerd]
  • Op het Letse kasteel van Di Lampedusa
  • Daniil Charms: op zoek naar zijn kamer
  • Daniil Charms: iets over zijn carrière in Nederland
  • Met Boenin en Brodsky in Odessa
  • Vertaling of plagiaat in Odessa?
  • Op zoek naar Russisch Venetië
Zie verder: Jan Paul Hinrichs, Brief uit Vidin. Nijmegen: Flanor, 2015 (Flanorreeks; 84). 135 pp. ISBN 978-90-73202-92-4. Voor de bestelwijze klik hier.




Plovdiv, 1982. Omslagfoto Jan Paul Hinrichs

zaterdag 22 augustus 2015

Wilhelm Küchelbecker: Europese brieven

VOORWOORD BIJ WILHELM KÜCHELBECKER

Zojuist verscheen: Wilhelm Küchelbecker, Europese brieven. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2015. Uit het Russisch vertaald door Gerard van der Wardt. Voorwoord Jan Paul Hinrichs (60 pp. | isbn 9789082025590). Klik voor meer informatie en bestelwijze hier

zondag 2 augustus 2015

L.Th. Lehmann en De Gouden Reaal (Recensie)

DE GOUDEN REAAL: HUISUITGEVERIJ VAN L.TH. LEHMANN

Onder de Amsterdamse imprint De Gouden Reaal verschenen sinds 1995 ruim veertig titels, sommige in meerdere edities. Het gaat hierbij vrijwel uitsluitend om teksten van L.Th. Lehmann of werk dat door hem is vertaald. De boekjes komen in beperkte oplage uit maar zijn niet bibliofiel: ze worden naar behoefte bijgeprint. Uitgeefster Alida Beekhuis vertelt in een interview met Anton de Goede voor VPRO Boeken het volgende over haar onderneming: ‘Een aantrekkelijke tekst, een PC met daarop een grafisch programma, een redelijke printer en een boekbindcursus. Dat is alles wat nodig is om een miniuitgeverijtje te beginnen. […]. Omdat één boekje maken al gauw drie kwartier kost, was de oplage altijd uiterst klein. Van één boekje […] heb ik er zo’n vijftig gemaakt, maar verder bleef de oplage beneden de 15 en eigenlijk produceerden wij altijd alleen op aanvraag. […] Ik maak steeds zo’n vijf exemplaren tegelijk; zit er nog een tikfout in, dan is die ogenblikkelijk te herstellen. Dat is het voordeel van deze manier van “drukken”’ (5 december 2006). Het resultaat is een uitgeefpraktijk rond een Nederlandse auteur waarvan ik zo gauw geen tweede voorbeeld heb. De Gouden Reaal print niet eerder gebundelde of onuitgegeven werk van Lehmann. Een van de omvangrijkste uitgaven is De muziek van Louis Lehmann: 41 radiopraatjes bij de VPRO: een keuze uit de ongeveer 450 radiopraatjes van de diskjockey Lehmann die vanaf 1995 ruim tien jaar een radiorubriek bij de VPRO had. Alle genres kwamen aan bod: klassiek, jazz, pop en folk. Zuid-Amerika was een constant thema, maar ten gehore kwamen ook Franse componisten, Turkse tango’s, Griekse draaiorgels en Schotse doedelzakken. De keuze draaide vooral om onbekende muziek: ‘Ik draai nu eenmaal altijd graag verwaarloosde componisten, ongeacht de nationaliteit’. De wereld is groter dan je denkt: die boodschap geeft de immer nieuwsgierige Lehmann de luisteraar mee. Hij zakt daarbij graag diep terug in de tijd en laat zijn leeftijd nadrukkelijk meespreken. In 2004 kan hij nog voor de radio zeggen: ‘Voor de oorlog hoorde je haar nog wel eens op de radio, Delia Murphy.’ Dezelfde ruime thematiek als in de radiopraatjes vinden we terug in Lehmanns eigen Composities voor piano, een bladmuziekuitgave op A-4 formaat. De uitgever vermeldt dat de muziekstukken zijn ontstaan in de periode tussen 1938 en 2006. Het gaat vooral om dansmuziek: een Zweedse wals, een Argentijnse mazurka, veel tango’s, Braziliaanse liedjes, Griekse balletmuziek, maar ook de ‘Unilever suite’, met de mededeling ‘Uit de tijd dat ik bij Lintas werkte op de reclameafdeling’. In 2011 verscheen bij De Gouden Reaal Scheepsjournaal 28 april tot 8 mei 1948. Het is de tijd dat Louis Lehmann vanuit Antwerpen met zijn vader, de kapitein, meevoer op de ss. Algorab naar Livorno. Hij studeerde rechten in Leiden en repeteerde zakenrecht aan boord. Al gauw had hij genoeg van de tafelgesprekken met de officieren: ‘Verlang naar het eind van de eenzaamheid en van het gezelschap der bevaren kantoorbedienden. Het is vreemd hoe dicht iets aangenaams naast iets vervelends is. […] Nu is de zeereis iets onwerkelijks met een vage toon van tijd verknoeien’. Een recente uitgave is de bundel Jordaankroniek die vooral gedichten van Lehmann over stadsvogels bevat. Op een dieper niveau gaat het hier om observaties van een verborgen, onmetelijke wereld die, net als in de muziek, met nieuwsgierigheid valt bloot te leggen. Een datering ontbreekt. In een van de gedichten blikt Lehmann vol zelfironie terug op een ‘ludiek protest’ met aanklachten, geschreven op briefjes die hij in flessen in de grachten gooide, tegen ‘Samkalden of een Lammers, en / ander gespuis’. Lehmann was toen hij dat deed, zoals hij schrijft, ‘stokoud /, nog net niet pensionabel’.


L.Th. Lehmann in uitgaven van De Gouden Reaal, Amsterdam: De muziek van Louis Lehmann: 41 radiopraatjes bij de VPRO. 2006. 48 p., € 10 | Composities voor piano. 2de druk 2009. 84 p., € 11 | Scheepsjournaal 28 april tot 8 mei 1948. 2011. 10 p., € 8 | Jordaankroniek. 2014. 24 p., € 8 (aabeekhuis@hetnet.nl; zie voor een overzicht van leverbare titels http://www.louislehmann.nl/pdf/LL%20BIBLIOGAFIE-04-14.pdf).

| Eerder verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 4-5, p. 150-151 (als onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).

zaterdag 1 augustus 2015

Schoon & haaks [afl. 6]

SCHOON & HAAKS [AFL. 6]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de  rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de zesde aflevering (2015, nr. 3) staan recensies van de volgende boeken:
  • Augusta Peaux, Nagelaten gedichten. Woubrugge: Avalon Pers, 2011.
  • Augusta Peaux, De wilgen, de velden, het water. Dordrecht: Liverse, 2de herz. druk 2015.
  • Johan Sonnenschein, Een glorieus ding. ‘Een dag in ’t jaar’ van Herman Gorter. Rimburg: Huis Clos, 2014.
  • Paul Claes, Meester Claus. Rimburg: Huis Clos, 2015.
  • Het vers wint. Van en over Fens. Rimburg: Huis Clos, 2015.
  • Corrado Hoorweg, Florilegium: een humanistische stroming in de Nederlandse dichtkunst sinds 1880. Baarn: TIEM, 2014.
  • Flip Hammann e.a. (red.), LHW70: een liber voor een libertijn. 2015.
| Zie verder Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 20 (2015), nr. 3, pp. 63-68.


donderdag 9 juli 2015

Studio 3005 en Poetry International (Recensie)

STUDIO 3005: KWARTET VOOR POETRY INTERNATIONAL

Op 10 juni 2014 verscheen op de website van Drukwerk in de Marge een bericht van drukker Marc Vleugels van Studio 3005: ‘Vanaf morgen sta ik 5 dagen (t/m zaterdag) te onthaasten op de Poetry International in de Rotterdamse Schouwburg. Iedere namiddag en avond druk ik live, in boekdruk, met houten letters, citaten van de festivaldichters. Ook zijn de vier nieuwe boekjes uit Reeks 107 met gedichten van 4 van de festivaldichters aan mijn stand verkrijgbaar (naast alle andere deeltjes).’ Vleugels maakt zijn reputatie waar van productieve private presser die deze rubriek hem eerder toedichtte. Wederom valt de speelse, kleurige vormgeving op. Mogelijk zorgt zijn pers ook voor een primeur in drukkersland. Blanco boeken waren er al langer, zo ook het bundeltje van de Berlijnse dichter en vertaler Norbert Hummelt (1962): vier ongenummerde blanco pagina’s. Maar de tekst van twee prozagedichten is op de binnenflappen van een los omslag gedrukt en het colofon op de achterkant ervan. Is dit ooit eerder bedacht? Toepasselijk is de titel Alles stil klein in de linker bovenhoek gedrukt en is het omslag aan de voorkant verder leeg. De blokvormige gedichten zijn ook stil, verhalen op alledaagse toon en vol half afgemaakte formuleringen van een behaaglijke, broze wereld: over het ademen van een kind, het gezoem van bijen en herinneringen aan kersentaarten. ‘We vechten voor onze herinneringen’, stelt Philip Nikolayev (1966) in ‘De kunst van het vergeten’, het openingsgedicht van De waarheid zoals die zich eens voordeed. Nikolayev, geboren in Moskou, woont sinds 1990 in de Verenigde Staten en schrijft in het Engels. Net als Hummelt koestert Nikolayev herinneringen. Het gedicht ‘Een hang naar zwerven’ verhaalt van ‘die grootste paradox van allemaal - / een gelukkige Sovjet-kindertijd’. Deze speelt zich af in Moldavië, in een kamer en keuken zonder toilet en stromend water maar ‘Er school grote schoonheid in die vuiligheid’. De hele Sovjet-Unie openbaart zich als een oma verschijnt: ‘Ze was hoofd van de marxisme-leninisme-faculteit / aan de Staatsuniversiteit voor Energetica in Ivanovo / […] en een schat van een mens; ze hield van me en verwende me vreselijk / en haar bosbessentaart was natuurlijk de beste / van de wereld.’ Tegenover deze losjes opererende, mijmerende dichters komt de Zweedse dichteres Ann Jäderlund (1955) in de vijf gedichten van Waarom zijn we niet in het paradijs? somber over: ‘Ik ging dood gisteren en sinds mijn geboorte’. Hier geen mythische taarten en vertaaltoon maar minimalisme: ‘Zeggen is weinig. Eenvormigheid / die er een veelvoud van maakt.’ In minieme oplage verscheen nog Geheim op klaarlichte dag, uitbundige liefdespoëzie van de Frans-Algerijnse dichter Habib Tengour (1947), waarin het decor wisselt van het bergdorp van zijn jeugd naar de Parijse metro. Een veelvoud aan stemmen, in Rotterdam ten gehore gebracht, komt zo in een kleurig kwartet bijeen. Studio 3005 biedt ook inhoudelijk iets verademends: namen die men bij andere persen niet tegenkomt.

Norbert Hummelt, Alles stil. Vert. Erik de Smedt. 2014. 4 p. 36 ex. € 21,50 | Philip Nikolayev, De waarheid zoals die zich eens voordeed. Vert. Jabik Veenbaas. 2014. 8 p. 36 ex. € 23,50 |  Habib Tengour, Geheim op klaarlichte dag. Vert. Kiki Coumans. 2014. 12 p. 26 ex. € 23,50 | Ann Jäderlund, Waarom zijn we niet in het paradijs? Vert. Lisette Leustermans. 2014. 8 p. 36 ex. € 23,50 (Studio 3005, Van ’t Hoffstraat 27, 2665 JL Bleiswijk 3005@bart.nl). 
| Eerder verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 4-5, p. 151-153 (als onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).

dinsdag 7 juli 2015

Jacques Boersma en Theo F. den Heijer (Recensie)

UTRECHTSE BOHÈME: JACQUES BOERSMA EN THEO F. DEN HEIJER

De schrijver en kunstenaar – misschien vooral levenskunstenaar - Jacques Boersma (1932-1979), die onder het internationale pseudoniem Alain Teister opereerde, blijft bekend om zijn geschilderde crucifixen en zijn enigszins woeste, melancholieke aan een Italiaanse filmacteur herinnerende verschijning. Na de postume publicatie van Verzamelde gedichten (1988) werd het stil rond zijn literaire oeuvre waartoe ook theaterteksten, recensies en honderden actuele versjes op pagina 2 van Vrij Nederland behoren. Boersma werd geboren en stierf in Amsterdam maar draaide twintig jaar mee in de Utrechtse bohème waar hij William Kuik, Jan Emmens en Theo Sontrop ontmoette. Ook was hij bevriend met de onderwijzer en bijlesleraar Theo F. den Heijer (1928) die met Pavane voor de schouwburg (1959), ‘de Utrechtse De avonden’, zijn enige romanpublicatie beleefde. Het boek kwam uit bij drukkerij Heijnis te Zaandijk, waarbij ook W.F. Hermans’ Erosie en het debuut van Wolkers verschenen. In de roman komt Boersma voor als de zelfverzekerde, bebaarde Beaujolais drinkende artiest Louis Dwuim. Andere romans van Den Heijer bleven onuitgegeven. Midden jaren vijftig was Boersma’s zolderkamer op Oude Gracht 78 een centrum voor artistiekelingen. In De Utrechtse Boekhouder (2013, nr. 6), een tijdschrift dat het locale literaire erfgoed met diepgang documenteert, blikt Den Heijer terug: ‘’s Nachts wandelden we vaak. De stad kreeg door deze wandelingen een heel nieuw aanzicht; het leek wel of wij elkaar de wereld lieten zien zoals hij werkelijk was.’ Hij benijdde Boersma om zijn succes bij vrouwen: ‘Ze wilden hem als om strijd uit het moeras helpen.’ Aan Den Heijer droeg Boersma een schriftje met teksten en tekeningen op dat hij bijhield tijdens een reis door Frankrijk in 1955: Uisla, ruisend als bladeren. Het schriftje is nu facsimile herdrukt. Uitgeverij Salon Saffier van Marijke van Dorst nam het met een nawoord van Niels Bokhove op in een bijreeks van De Utrechtse Boekhouder. Boersma’s dagboek is een document van dronkenmanspraat, liefde en vriendschap. Frankrijk is nauwelijks aanwezig, of het zou moeten zijn door de herkomst van drank: ‘monsieur Gérard had het zelf gemaakt en hij verkoopt er mij van zoveel ik wil tegen 43 francs de liter. Het is RUM en het percentage is 48.’ Er is ook sprake van een dorp, onbekend waar: ‘Ik heb vannacht een halve liter rum gedronken. Uisla, ik heb het je verteld, ik was niet dronken, niet eens wat men noemt “dronken” ik was gek, kapot niets, ik heb gekotst als een stervende jaguar, en omdat de bergen echo’s geven heeft het hele dorp het gehoord’. Uisla is de naam of bijnaam van een al dan niet fictief meisje. Boersma teert vooral op eigen ongenoegen: ‘Maar natuurlijk spreekt dit nergens anders van dan de vereenzaming der mensen. […] Dat ik dit reine papier vol pis met de ellende van alleenzijn is een kwestie van voorbijgaande waanzin en dat ben ik mij WÈL bewust.’ Het beschrijven van stadia van dronkenschap is Boersma wel toevertrouwd: ‘En toen heb ik zachtjes geglimlacht tegen mijn spiegel en het was alsof ik mezelf in een machtige rol zag verfilmd en ik zei: haha, nu werkelijk doorgaan.’ Boersma zond het cahier uit Frankrijk naar Den Heijer maar verbrak de vriendschap kort na terugkomst. Er kwam een verzoening ‘maar het werd nooit meer wat het ooit was’. Dit curieuze dronkenmanschriftje toont een kunstenaarschap in embryonale staat. Boersma geeft ook toe dat zijn woorden ‘nog geen litteratuur zijn’. Debuteren als dichter deed Boersma, als Teister, pas in 1964 bij Querido met De huisgod spreekt. Uiteindelijk werd alcoholverslaving hem fataal. Hij stierf, net aan een nieuw leven met een jonge Italiaanse begonnen, toen hij 47 was. Den Heijer bezocht zijn oude vriend in de rouwkamer: ‘Een geteisterd leven, een zoektocht naar onvindbaar geluk. Maar zijn onbeschrijflijk beginsel was hij trouw gebleven.’

Jacq. Boersma, Uisla, ruisend als bladeren. Een zelfportret. Utrecht: Salon Saffier, 2014 (Utrechtse Boekhoudpers; 8). 36 p. 40 ex. € 16 (Nachtegaalstraat 55 B, 3581 AD Utrecht info@salonsaffier.nl).

| Eerder verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 4-5, p. 153-154 (als onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).



zondag 17 mei 2015

Schoon & haaks [afl. 5]

SCHOON & HAAKS [AFL. 5]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de vijfde aflevering staan recensies van de volgende boeken:
  • Flip Treffers, “Vladimir Vladimirovitsj en ik”: Karel van het Reve en Nabokov. Amsterdam: Carson, 2015.
  • Boudewijn van Houten, Onder de barbaren. Nijmegen: Flanor, 2014.
  • Dolph Kessler (foto’s), Michiel Driebergen, Kees van Ruyven, Ruud Mey (tekst), Herman Zonderland (kaarten), Lviv, stad van paradoxen. City of paradoxes. Mauritsheech Publishers i.s.m. Apriori Publishers, Lviv, 2014.
  • A.F.Th. van der Heijden, De ochtendgave. Den Haag: Statenhofpers, 2014.

| Zie verder Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 20 (2015), nr. 2, pp. 64-68.

vrijdag 24 april 2015

Huyck van Leeuwen: Notities (Recensie)

HUYCK VAN LEEUWEN: EEN 98-JARIGE DEBUTANT?

Sinds jaar en dag staat de pers van Ser J.L. Prop borg voor mooi gedrukte, klassiek vormgegeven edities van ongepubliceerd materiaal, ook nogal eens uit verrassende hoek. Zijn nieuwste uitgave, Verwaaide notities, verscheen volgens de uitgever ter gelegenheid van de 98-ste verjaardag van de auteur, Huyck van Leeuwen (1916): ‘Voor dit boekje maakten Thérèse Cornips en Carlos van Regteren Altena een keuze uit niet eerder gepubliceerde notities van Huyck van Leeuwen.’ Er staat niet bij dat het om een debuut gaat. Andere boekuitgaven van Van Leeuwen zijn mij evenwel niet bekend. Als W.F. van Leeuwen richtte hij met H.A. Gomperts het ‘tijdschrift voor vrienden’ Libertinage op. Hierin publiceerde hij in de jaren 1948-1953 een tiental bijdragen, vooral over buitenlandse literatuur en het existentialisme. Sindsdien lijkt zijn naam uit de tijdschriftenwereld verdwenen. Wel raakte hij betrokken bij Nederlandse uitgaven van psychologische vakboeken maar die waren door Freud en anderen geschreven. Kennelijk gingen zijn literaire ambities niet al te ver. De titel Verwaaide notities duidt ook al niet op planmatige bezigheden. Het boekje bevat 26 aforismen (‘Kleine knipoogjes van werkelijk inzicht’), invallen en korte stukjes waarin de zaken mild van afstand worden bekeken, soms schijnbaar uit het perspectief van een psychotherapeut: ‘Diepe menselijke behoefte: iets te betekenen, van belang te zijn, to matter in some way. Dit kan de grootste ellende geven en het vreemdste gedrag, of ook een eeuwig knagend manco.’ Geduld had misschien een oplossing kunnen brengen: ‘Je moet de tijd de tijd geven. Geen haasten naar later. Het ís al later.’

Jan Paul Hinrichs


Huyck van Leeuwen, Verwaaide notities. Terhorst: Ser J.L. Prop, 2014. [10 ongenummerde p.] 50 ex. € 24,90 (Terhorst 33, 6262 NA Banholt serjlprop@home.nl). 

| Eerder verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 3, p.  72 (als onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).

C.O. Jellema: Essays (Recensie)

C.O. JELLEMA OVER POËZIE

De Groningse dichter C.O. Jellema (1936-2003) leidt een levendig postuum bestaan, in eigen provincie maar ook daarbuiten. Nadat Querido zijn verzamelde gedichten (2005), een keuze uit zijn essays (2005) en zijn dagboeken (2009) publiceerde, ging het bibliofiele circuit ruimhartig met hem verder. Deze rubriek signaleerde al door Jellema vertaalde gedichten van Georg Trakl. Zijn intrigerende Leopold Andrian-vertaling is nog leverbaar in een prachtige uitgave van de Avalon Pers: aristocratische fin de siècle gedichten vol kleine extases en door huisknechten en kamermeisjes verstoord geluk: ‘als een vrouw in avondrobe op een straathoek ’s morgens / staart vreemd ons aan het gister nog geleefde leven.’  De Groningse uitgeverij Kleine Uil kwam met de aanvullende essaybundel Een open plek (2009). Nu bundelt literair erfgenaam Gerben Wynia verspreid gepubliceerde en ongepubliceerde essays van Jellema in In beelden aanwezig. De uitgeverij Vliedorp van Dick Ronner, vooral gespecialiseerd in Groningana, gaf al eerder Jellema’s essay Over realisme in de beeldende kunst (2013) uit. In dit nieuwe boekje staan twaalf stukken die allemaal iets met de techniek van het schrijven van poëzie te maken hebben. Het gaat om gelegenheidswerk: lezingen en dankwoorden bij prijsuitreikingen.  De germanist Jellema put graag uit Gottfried Benn, Rilke en Goethe of uit bewonderde vaderlandse dichters als Dèr Mouw, Wilfred Smit en H.W.J.M. Keuls maar heeft het vooral over zichzelf, over zijn worsteling met de poëtische taal. In bedachtzaam proza probeert Jellema af te dalen naar de bronnen van zijn inspiratie. Met gevoelens heeft het ontstaan van poëzie volgens hem niet veel te maken, wel met ‘volstrekte eerlijkheid tegenover jezelf’. Zo weten we ook wanneer poëzie slecht is: ‘Als het niet waar blijkt te zijn. Elke imitatie is niet waar.’ Hoe we een imitatie herkennen, vertelt hij niet maar wel dat een gedicht vooral als gevolg van een soort leegte ontstaat: ‘En pas dankzij het gedicht ontdek ik wat ik voel […].’ De dichter moet ook vooral niet denken dat hij iets te vertellen heeft: ‘alles verhelderen, niets verklaren.’ Wie te veel reflecteert, is in deze optiek ook geen dichter. Het uiteindelijke doel reikt volgens Jellema verder dan het papier. Zijn belangrijkste stelling lijkt dan ook deze: ‘De dichter, als technicus, maakt met het gedicht tegelijk zichzelf.’

Jan Paul Hinrichs

C.O. Jellema, In beelden aanwezig. Over poëzie. Houwerzijl: Uitgeverij Vliedorp, 2014. 75 p. 250 ex. € 15,95 (Havenstraat 2, 9973 PL Houwerzijl mail@zolderman.nl)

Leopold Andrian, Zeven gedichten. Vertaling C.O. Jellema. Woubrugge: Avalon Pers, 2013. 29 p. 70 ex. € 40 (Leidse Slootweg 4, 2481 KH Woubrugge avalonpers@hetnet.nl)

| Eerder verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 3, pp. 71-72 (als onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).


Paul Celan en Jaap Geraedts (Recensie)

PAUL CELAN EN JAAP GERAEDTS

Wat is meesterschap? Feilloos kwaliteit aanvoelen zodat geen tijd verloren gaat aan kansloze projecten. Zoiets lijkt de dichter Paul Celan (1920-1970) uit te stralen in zijn reactie op een toenaderingspoging van de Scheveningse componist en muziekcriticus Jaap Geraedts (1924-2003). In 1957 leest deze Celans gedicht ‘Todesfuge’ en vraagt de dichter, wiens ouders in een kamp in Transnistrië waren omgekomen, een tekst te leveren voor een oratorium over het lijden van het joodse volk tijdens het nazibewind. Hij schermt met een regeringssubsidie. Celan antwoordt niet onwelwillend. Maar op de drie volgende brieven van Geraedts antwoordt hij niet meer. Als Geraedts in maart 1958 Celan kort in Parijs ontmoet, hebben ze elkaar weinig te zeggen. De Nijmeegse germanist Paul Sars, die met ‘Alles is te zwaar, omdat alles te licht is’ (1999) een uitgave van de brieven van Paul Celan aan zijn Nederlandse vriendin Diet Kloos-Barendregt bezorgde, heeft de correspondentie Celan-Geraedts voorbeeldig uitgegeven en becommentarieerd. Hij behandelt beiden op voet van gelijkheid en laat een oordeel over dit contact aan Geraedts zelf over. In 1990 schreef Geraedts aan Sars over het oratoriumplan dat hij Celan had voorgelegd: ‘wanneer ik dit plan nu herlees schaam ik mij over de mateloze pretentie en het ontoereikende inzicht in de tragische essentie van het thema waaraan ik mij wilde wagen.’ Hij gewaagt van ‘de pretentieuze en voor een letterkundige toch rijkelijk dwangmatige opzet van mijn plannen.’ Celan had vermoedelijk weinig vertrouwen in hem: ‘Achteraf heb ik het vermoeden dat hij mijn artistieke en menselijke onrijpheid van destijds heeft aangevoeld en (terecht!) heeft vermoed dat ik tegen een opgave als het realiseren van een dergelijk werk niet opgewassen zou zijn.’ Het oratorium schreef hij ook niet. In het leven van Celan was Geraedts, wiens koorlied ‘Hemelsch Vader’ nog bij het huwelijk van Willem-Alexander en Maxima ten gehore is gebracht, niet meer dan een voetnoot. Postuum leverde die voetnoot wel een boek op. Uiteindelijk is dit het verhaal van twee mensen die door oorlogservaringen getekend waren en daar ieder op hun eigen manier een invulling aan gaven. Celan was er ook nog lang niet klaar mee: ‘für mich bleiben diese Dinge, auch heute noch, in ein Dunkel getaucht, tiefer als man es gemeinhin wahrhaben will’.

Jan Paul Hinrichs

Paul Celan, Jaap Geraedts, Keinerlei “Silberstreifen” am Horizont. Der Briefwechsel des Dichters mit dem Komponisten (ed. Paul Sars). Zürich-Münster: LIT Verlag, 2014. 221 p. € 29,90. ISBN 978-3-643-90431-7.

| Eerder verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 3, pp. 70-71 (als onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).