donderdag 28 augustus 2025

Lodewijk van Deyssel: terug naar Rolduc (Recensie)

LODEWIJK VAN DEYSSEL: TERUG NAAR ROLDUC

Historicus Jan Hartmann (1954) behoort tot de laatste lichting van het katholieke jongensinternaat Rolduc, nabij Kerkrade, dat, opgericht in 1843, in 1972 de deuren sluit na 15.634 leerlingen te hebben toegelaten. Niet iedereen vertrekt planmatig: rolducien in de jaren 1875-1878 Karel Alberdingk Thijm (1864-1952), bekender onder het pseudoniem Lodewijk van Deyssel, wordt wegens ‘onzedelijk gedrag’ linea recta op de trein naar een internaat in Katwijk gezet. Zijn door Rolduc geïnspireerde, ooit scandaleuze kostschoolroman De kleine republiek (1889) is in onze dagen eerder een bekende dan een gelezen titel. Hartmann heeft de tekst gemoderniseerd en hertaald ter wille van leesbaarheid. Zo’n ingreep, zoals we die ook al eens in een ingekorte versie van Max Havelaar (2013) zagen, heeft altijd iets controversieels, maar de jongensdialogen, die zo meesterlijk zijn, heeft hij wijselijk ongemoeid gelaten. Wat Hartmann con amore toevoegt, is niet minder dan overrompelend: ruim 400 foto’s van abdij Rolduc van toen en nu die als illustraties bij de tekst dienen. Hieraan ging een langdurig werk vooraf: het ordenen en digitaliseren van het rijke fotoarchief van de school. Dan blijkt dat alle hoofdpersonen, leerlingen en leraren, bij Van Deyssel wel ergens op een foto staan. Hartmanns onderschriften leveren uitvoerige informatie, waardoor het boek en passant een biografisch naslagwerk is, vooral voor het lerarencorps, met een hoofdrol voor directeur Mgr. Dr. Willem Everts (1827-1900). Meer dan dat: Van Deyssel beschrijft met een fotografisch geheugen het abdijcomplex met kerk en crypte, kruisgangen, studiezalen, slaapzalen, ziekenzalen, plashokken, pianohokken en binnenplaatsen, waar de kleine held Willem Tiessen en de vriendjes uit zijn ‘compagnie’ opgroeien. Hartmann vond bij deze locaties toepasselijke foto’s of maakte ze met de kennis van insider zelf. De schoolfoto’s zijn onthullend: Van Deyssel en zijn leeftijdsgenoten zien er in 1876 nog beduusd, zo niet geterroriseerd uit. Gaandeweg worden de gezichten op klassenfoto’s van Rolduc meer ontspannen. De klassenfoto van Hartmann uit 1972 toont leerlingen die nauwelijks verschillen van een willekeurige andere schoolklas uit die dagen. Inmiddels herbergt Rolduc, naast een grootseminarie met belangwekkende bibliotheek, een abdijhotel met brasserie, een brouwerij en een wijngaard. Het Bisschoppelijk Centrum Rolduc subsidieert zelfs het relaas van zijn beroemdste deugniet die blijkens de roman aanvankelijk niet zonder genoegen van vakantie op zijn kostschool terugkeert: ‘Willem verlangde; hier was het leven waar hij was ingelijfd, hier hoorde hij thuis, het andere was vreemd geworden.’

Voor mede-Tachtiger Frans Erens (1857-1935), afkomstig van een rijke hoeve in het nabije Schaesberg, is Rolduc een vervolgstap in een al bekend cultuurlandschap. De kleine Karel gaat vanuit Amsterdam naar een onbekende, moeilijk bereikbare wereld, waarheen men per trein reist via Mönchengladbach en Herzogenrath. Van Deyssels autobiografische roman, hertaald of niet, laat zich nog altijd uitstekend lezen, als weerklank van een broeierige puberteit, met moedig weergegeven Bijzondere Vriendschap tussen jongens in een tijd dat elfjarigen bij ontvangst door hun biechtvader wijn en sigaren krijgen aangeboden. Het gesprek tussen Willem en Van Miersen in de ‘infirmerie’ over de inzet van cognac, ‘dáár, onder mijn jas, in die leren koker’, ter wille van hun ‘gezondheid’ blijft een verrukkelijke episode in het boek. Voortdurend speelt de magie van Rolduc, van de abdij en omliggend heuvellandschap  met lindelanen, een ‘kleine republiek’ met schutterij, harmonie, koren en allerlei tradities, met welmenende en autoritaire leraren onder wie de ook door Erens in Vervlogen jaren met respect genoemde meester in de retorica ‘lange Janssen’. Er speelt continu wat: dagelijkse missen, sneeuwballengevechten tussen Limburgers en ‘Hollandertjes’, boogschieten en een sigarenoproer. Ook liggen overleden jongens in de plechtige bisschopskamer opgebaard, tussen opvallend goede olieverfportretten van Roermondse prelaten die hier de baas zijn gebleven. Later gebeurde dat in de rococo-bibliotheek. Een foto van jongens die in 1959 de kist met een overleden medeleerling voor zijn laatste tocht naar huis uit het gebouw dragen, wijst op het leed dat op deze plaats ook vaak zal zijn geleden. Ik ken geen Nederlandse roman die zo indrukwekkend geïllustreerd is uitgegeven. Maar het protestantse Holland bezit ook geen onderwijsinstituties, geen historische universiteitscomplexen, die zich alleen al in omvang met de ooit zo fundamentalistische enclave Rolduc kunnen meten. Schrijver dezes kon zich daarvan afgelopen zomer als gast van het abdijhotel ter plaatse overtuigen. Van Deyssels roman De kleine republiek en deze nieuwe uitgave blijken dan ook sterk genoeg om lezers van verre te lokken naar Rolduc.

Jan Paul Hinrichs

Lodewijk van Deyssel, De kleine republiek. Lief en leed in een katholiek jongensinternaat. Hertaald en geïllustreerd door Jan Hartmann. Rolduc: Stichting Lève Rolduc, 2024. 560 pp. € 32,50 (stichting.leve.rolduc@gmail.com)

 | Zie verder: Jan Paul Hinrichs, 'Lodewijk van Deyssel: terug naar Rolduc' [recensie van: Lodewijk van Deyssel, De kleine republiek. Lief en leed in een katholiek jongensinternaat. Hertaald en geïllustreerd door Jan Hartmann. Rolduc: Stichting Lève Rolduc, 2024]De Maasgouw 144 (2025), nr. 1, p. 37 [=uitgebreide versie van bijdrage onder gelijke titel in De Parelduiker 29 (2024), nr. 4, p. 72-74].