LODEWIJK VAN DEYSSEL: TERUG NAAR ROLDUC
Historicus Jan Hartmann (1954) behoort tot de laatste lichting van het
katholieke jongensinternaat Rolduc, nabij Kerkrade, dat, opgericht in 1843, in
1972 de deuren sluit na 15.634 leerlingen te hebben toegelaten. Niet iedereen
vertrekt planmatig: rolducien in de jaren 1875-1878 Karel Alberdingk
Thijm (1864-1952), bekender onder het pseudoniem Lodewijk van Deyssel, wordt
wegens ‘onzedelijk gedrag’ linea recta op de trein naar een internaat in
Katwijk gezet. Zijn door Rolduc geïnspireerde, ooit scandaleuze kostschoolroman
De kleine republiek (1889) is in onze dagen eerder een bekende dan een
gelezen titel. Hartmann heeft de tekst gemoderniseerd en hertaald ter wille van
leesbaarheid. Zo’n ingreep, zoals we die ook al eens in een ingekorte versie
van Max Havelaar (2013) zagen, heeft altijd iets controversieels, maar
de jongensdialogen, die zo meesterlijk zijn, heeft hij wijselijk ongemoeid
gelaten. Wat Hartmann con amore toevoegt, is niet minder dan
overrompelend: ruim 400 foto’s van abdij Rolduc van toen en nu die als
illustraties bij de tekst dienen. Hieraan ging een langdurig werk vooraf: het
ordenen en digitaliseren van het rijke fotoarchief van de school. Dan blijkt
dat alle hoofdpersonen, leerlingen en leraren, bij Van Deyssel wel ergens op
een foto staan. Hartmanns onderschriften leveren uitvoerige informatie,
waardoor het boek en passant een biografisch naslagwerk is, vooral voor het
lerarencorps, met een hoofdrol voor directeur Mgr. Dr. Willem Everts
(1827-1900). Meer dan dat: Van Deyssel beschrijft met een fotografisch geheugen
het abdijcomplex met kerk en crypte, kruisgangen, studiezalen, slaapzalen,
ziekenzalen, plashokken, pianohokken en binnenplaatsen, waar de kleine held
Willem Tiessen en de vriendjes uit zijn ‘compagnie’ opgroeien. Hartmann vond bij
deze locaties toepasselijke foto’s of maakte ze met de kennis van insider zelf.
De schoolfoto’s zijn onthullend: Van Deyssel en zijn leeftijdsgenoten zien er
in 1876 nog beduusd, zo niet geterroriseerd uit. Gaandeweg worden de gezichten
op klassenfoto’s van Rolduc meer ontspannen. De klassenfoto van Hartmann uit
1972 toont leerlingen die nauwelijks verschillen van een willekeurige
andere schoolklas uit die dagen. Inmiddels herbergt Rolduc, naast een
grootseminarie met belangwekkende bibliotheek, een abdijhotel met brasserie,
een brouwerij en een wijngaard. Het Bisschoppelijk Centrum Rolduc subsidieert
zelfs het relaas van zijn beroemdste deugniet die blijkens de roman
aanvankelijk niet zonder genoegen van vakantie op zijn kostschool terugkeert:
‘Willem verlangde; hier was het leven waar hij was ingelijfd, hier hoorde hij
thuis, het andere was vreemd geworden.’
Voor mede-Tachtiger Frans Erens (1857-1935), afkomstig van een rijke
hoeve in het nabije Schaesberg, is Rolduc een vervolgstap in een al bekend
cultuurlandschap. De kleine Karel gaat vanuit Amsterdam naar een onbekende,
moeilijk bereikbare wereld, waarheen men per trein reist via Mönchengladbach en
Herzogenrath. Van Deyssels autobiografische roman, hertaald of niet, laat zich
nog altijd uitstekend lezen, als weerklank van een broeierige puberteit, met
moedig weergegeven Bijzondere Vriendschap tussen jongens in een tijd dat
elfjarigen bij ontvangst door hun biechtvader wijn en sigaren krijgen
aangeboden. Het gesprek tussen Willem en Van Miersen in de ‘infirmerie’ over de
inzet van cognac, ‘dáár, onder mijn jas, in die leren koker’, ter wille van hun
‘gezondheid’ blijft een verrukkelijke episode in het boek. Voortdurend speelt
de magie van Rolduc, van de abdij en omliggend heuvellandschap met lindelanen, een ‘kleine republiek’ met
schutterij, harmonie, koren en allerlei tradities, met welmenende en
autoritaire leraren onder wie de ook door Erens in Vervlogen jaren met
respect genoemde meester in de retorica ‘lange Janssen’. Er speelt continu wat:
dagelijkse missen, sneeuwballengevechten tussen Limburgers en ‘Hollandertjes’,
boogschieten en een sigarenoproer. Ook liggen overleden jongens in de plechtige
bisschopskamer opgebaard, tussen opvallend goede olieverfportretten van
Roermondse prelaten die hier de baas zijn gebleven. Later gebeurde dat in de
rococo-bibliotheek. Een foto van jongens die in 1959 de kist met een overleden
medeleerling voor zijn laatste tocht naar huis uit het gebouw dragen, wijst op
het leed dat op deze plaats ook vaak zal zijn geleden. Ik ken geen Nederlandse
roman die zo indrukwekkend geïllustreerd is uitgegeven. Maar het protestantse
Holland bezit ook geen onderwijsinstituties, geen historische
universiteitscomplexen, die zich alleen al in omvang met de ooit zo
fundamentalistische enclave Rolduc kunnen meten. Schrijver dezes kon zich
daarvan afgelopen zomer als gast van het abdijhotel ter plaatse overtuigen. Van
Deyssels roman De kleine republiek en deze nieuwe uitgave blijken dan ook
sterk genoeg om lezers van verre te lokken naar Rolduc.
Jan Paul
Hinrichs
Lodewijk van
Deyssel, De kleine republiek. Lief en leed in een katholiek
jongensinternaat. Hertaald en geïllustreerd door Jan Hartmann. Rolduc:
Stichting Lève Rolduc, 2024. 560 pp. € 32,50 (stichting.leve.rolduc@gmail.com)