donderdag 30 mei 2019

Sofia Express (boek verschenen)

SOFIA EXPRESS VERSCHENEN

Op 18 juni 2019 verscheen Sofia Express bij uitgeverij Bas Lubberhuizen. Het is een deel in de Het Oog in 't Zeil Stedenreeks.

Zie verder: Jan Paul Hinrichs, Sofia Express. Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2019. 160 pp. ISBN  9789059375260

Uit de aanbiedingstekst van de uitgeverij: "Sofia Express onthult de literaire charme van een enigszins verborgen metropool op de Balkan. De reuk van detectives, Oriënt-Express en spionage-intriges is hier nooit ver weg. De stad is een befaamde treinhalte op de route naar Istanbul en A. den Doolaard waant zich er in Chicago. Niet vreemd dus dat Eric Ambler enkele thrillers situeert in Sofia. Voor de Joodse Angelika Schrobsdorff biedt de stad juist een veilig 

Jan Paul Hinrichs, Sofia Express.
Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2019.
 ISBN  9789059375260
onderkomen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
     Als het stadscentrum tijdens de Koude Oorlog een stalinistische make-over krijgt, bezoekt daarna vrijwel niemand de stad meer. Toch schrijft Lucebert in 1955 een reeks reisgedichten over Bulgarije en spelen romans van Cees Nooteboom en Dimitri Verhulst in Sofia. Het is ook de stad van de dissidente schrijver Georgi Markov, slachtoffer van de beruchte paraplumoord in Londen.

Jan Paul Hinrichs is slavist en studeerde in 1979-1980 een jaar Bulgaars in Sofia [...]".


Inhoud:

Woord vooraf

We zijn er niet voor zaken als de uwe
Koude Oorlog: student in Sofia


Niettemin bleek het lot voor mij uitermate genereus
Ivan Boenin drie weken in transit in Sofia


Misschien ben ik zondig en arglistig
Elisaveta Bagrjana: de eeuw van een dichteres

De stroomversnelling van de jaren spoelt alles weg
Atanas Daltsjev, poet’s poet uit de Soloenskastraat

Alsof alleen de dood een halte is
Aleksandar Voetimski, dichter van donker Sofia

smetteloos en strakgespannen als haarlem op zondag
Lucebert en zijn ‘reisje door bulgarije’

Alles om me heen kwam me vreemd en onbeschrijflijk mooi voor
Georgi Markov en zijn reportages over Bulgarije

Wij dachten dat we het einde van het totalitarisme nooit zouden meemaken
Nikolaj Kuntsjev en Stunde Null in Sofia

Sofia schijnt zoiets te zijn als Assen
Cees Nooteboom en de clichés van de Balkan

U bent hier een vreemde, mijnheer Foster
Op missie in Sofia: Romain Gary, Eric Ambler en Robert D. Kaplan

Het leven lijkt veel op een verblijf in een vreemde, onbekende stad
Een wandeling door Sofia

Noten
Verantwoording
Namenregister





zondag 12 mei 2019

Janneke van der Veer: Biografie van Diet Kramer (Recensie)

BIOGRAFIE VAN DIET KRAMER
 
Diet Kramer (1907-1965)? Een enkeling weet het misschien nog: de schrijfster van protestants-christelijke romans voor ‘oudere meisjes’ als Razende Roeltje en Roeland Westhout. Janneke van der Veer (1953), jarenlang hoofdredacteur van Boekenpost,  promoveerde met ‘Onrustig is ons hart’ op haar leven en schrijverschap. Ze noemt deze biografie ‘niet vanzelfsprekend’ en stelt dat Kramer vaak wordt verward met Rie Cramer (1887-1977). De drogistendochter Kramer, zo lezen we, doet ouderwets aan door de waarden die haar boeken pedagogisch uitdragen: harmonisch gezinsleven, vaderlandsliefde, arbeidszin en spaarzaamheid. De vraag is: kan een biografie ons iets zeggen als we de boeken van Kramer niet meer gaan lezen? Haar levensverhaal lijkt niet op dat van haar romanhelden: ‘In tegenstelling tot haar hoofdpersonen kwam zij niet gelouterd uit de strijd.’ Diet maakt een stevige indruk: komend uit een jongensgezin voetbalde ze op straat. Ze zette haar artistieke aspiraties door tegen de moraal van een middenstandsgezin in en debuteerde als zeventienjarige met een schets in De Telegraaf. Haar debuutroman, Stans van de Vijf-jarige, verscheen in 1924. In 1929 leerde ze op vakantie in Limburg haar toekomstige echtgenoot Wim Muller kennen. Enkele jaren later leverde dat drama op, en tegelijk spanning in het boek: Diet Kramer nam in 1933 de boot naar Nederlands-Indië, waar Muller rector was van het Bataviaasch Lyceum. Zijn vrouw en twee van zijn drie kinderen vertrokken kort daarvoor naar Nederland. Muller scheidde en trouwde met Diet met wie hij nog twee kinderen kreeg. Tijdens de Japanse bezetting was het gezin geïnterneerd. Muller stierf vlak voor de bevrijding, waarna Diet begin 1946 met de kinderen terugreisde naar Nederland. Ze ging samenwonen met het gezin van een vrouw die ook haar man had verloren. Een lesbische relatie sluit Van der Veer niet uit. De vrouw van Frits Philips bewonderde Kramers boeken en steunde haar financieel. Ze gaf het schrijven niet op, maar belandde, gebroken door het Indische avontuur, in psychiatrische instellingen. Diet Kramer stierf op haar 58-ste eenzaam in het antroposofische rusthuis Huize Novalis in Den Haag. Een schijnbaar onaantrekkelijk onderwerp levert een boeiende, gewetensvol vertelde levensgeschiedenis en een intrigerend tijdsbeeld op rond een vrouw die in verzuild Nederland en Indië de grenzen opzocht. Janneke van der Veer verdient alle lof voor dit rijk gedocumenteerde boek dat ook leest als pleidooi voor ouderwets vakwerk.

Janneke van der Veer, ‘Onrustig is ons hart’. Leven en schrijverschap van Diet Kramer (1907-1965). Schalkhaar: De Eierland Pers, 2018. 480 p. € 29,50 (Oerdijk 1c, 7433 AE Schalkhaar eierlandpers@kpnmail.nl)
 
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 23 (2018), nr. 3, pp. 72-73.

Piet Wackie Eysten: Stefan Zweig en Richard Strauss (Recensie)

STEFAN ZWEIG EN RICHARD STRAUSS
 
Interessant blijven boeken en voorstellingen die tijdens dictaturen er raadselachtig ‘doorglippen’. Het bevreemdt nog altijd: dat in 1935 in nazi-Duitsland de première kon plaatsvinden van de komische opera Die schweigsame Frau van Richard Strauss (1864-1949), waarvoor de Joodse auteur Stefan Zweig (1881-1942), wiens boeken al lang verboden waren, het libretto had geschreven. Oud-advocaat Piet Wackie Eysten (1939), die we reeds tegenkwamen als bezorger van Paul van den Houts vertaling van Kästners Lyrische Huisapotheek (De Parelduiker 2017/4), onderzoekt deze intrigerende affaire in Tragiek van een komedie. De Dresdense première onder dirigent Karl Böhm bleek een eenmalige concessie aan Strauss, een te grote beroemdheid om te negeren. In nazi-Duitsland werd de opera vervolgens nooit meer opgevoerd. Leidraad in dit boekje, waarin ik een literatuuropgave mis, is Strauss’ opvallend grote behoefte aan passende tekst om tot componeren te kunnen komen. Na de plotselinge dood in 1929 van zijn vaste librettist Hugo von Hofmannsthal (Elektra, Der Rosenkavalier) vond hij in Zweig een nieuwe tekstdichter. Strauss’ hardnekkige moeite om de samenwerking ondanks tegenwerking van de nazi’s door te zetten, duidt op zijn behoefte aan Zweigs talent, niet op een verkapte actie tegen antisemitisme. Tegen Goebbels klaagde hij zelfs dat hij gedoemd was tot werkloosheid als Zweig aan de kant werd gezet. Zweig leek minder naïef: hij had al lang door dat verdere samenwerking onmogelijk was en scheepte Strauss op met Joseph Gregor als nieuwe librettist. Strauss reageert gepikeerd: ‘Waarom wilt u mij toch steeds tot iedere prijs aan die geleerde filoloog koppelen? Mijn tekstdichter heet Zweig, die heeft geen medewerkers nodig.’ Een nazi was Strauss niet, maar hij deed concessies, zonder daarvoor een al te hoge prijs te betalen. Ook kon hij zich afwijkend gedrag permitteren: Hitler weigerde hij ‘Führer’ te noemen, het bleef bij ‘Herr Hitler’. Bormann verbood in 1944 alle hoge nazi’s contact met Strauss. Na lezing van dit boekje kunnen we Vier letzte Lieder (1948), op teksten van Eichendorff en Hesse, met redelijk gerust hart blijven beluisteren. Met recht vraagt Wackie Eysten zich af: ‘Heeft tekst als bron van inspiratie toch weer het laatste woord gehad?’ Enige uitlating van Strauss over Zweigs zelfmoord in Brazilië kwam ondertussen nooit boven water.

Piet Wackie Eysten, Tragiek van een komedie. De samenwerking tussen Stefan Zweig en Richard Strauss (1931-1935). Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2018. 66 p.  € 12,50 (Overtoom 387-hs, 1054 JN Amsterdam dewildetomaat@ziggo.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker  23 (2018), nr. 3, pp. 71-72. 

Veldwerkers en vrouwen in en om Baskenland (Recensie)

BUITENBEENTJE IN LEIDEN, WERELDBEROEMD IN BILBAO
 
De bundel heet cryptisch Veldwerkers en vrouwen in en om Baskenland. Niet amoureuze perikelen staan centraal, maar Nederlandse onderzoekers van het Baskisch die Baskenland met hun echtgenotes bezochten en allerlei publicaties op hun naam brachten. Het begon in de negentiende eeuw met de bemiddelde jonkheer Willem Jan van Eys (1825-1914), woonachtig in het Amsterdamse pand Herengracht 450, later residerend in San Remo. Als taalkundige was hij autodidact. Hij schreef boeken over het met geen enkele andere taal verwante Baskisch en besloot, volgens de bijdrage van Jan Noordegraaf, zijn leven met schilderen en het eigenhandig bouwen van klokken. De mysterieuze Leidse hoogleraar C.C. Uhlenbeck (1866-1951), die we hier tegenkwamen via veldwerk bij de indianen (De Parelduiker 2016/1), wijdde bijna honderd  publicaties aan het Baskisch. Hij had als student op Baskisch willen promoveren, maar dat mocht niet ‘daar eene Baskische dissertatie toch wel wat curieus zoude zijn voor iemand, die in de Nederl. Letteren promoveerde’. De droom van een Baskische promotie maakte Uhlenbeck als promotor mee met de Schot William Rollo (1894-1960) die in Leiden ging studeren en een Nederlandse trouwde. Hij promoveerde in 1925 op een dialectstudie. Vanaf 1926 werkte hij als classicus in Kaapstad. Uhlenbeck was al uitgeweken naar Lugano, toen zijn oud-leerling Nicolaas Deen (1897-1977), ook classicus, in 1937 in het Latijn in Leiden promoveerde op een Baskisch-IJslandse woordenlijst.  Deen was literair actief: hij publiceerde gedichten en vertaalde Franse romans voor uitgeverij Foreholte uit Voorhout. Op het Rotterdamse Erasmiaans Gymnasium was hij beroemd door te laat komen: ‘hij meende dat de aanvangstijdstippen van de lessen niet voor hem waren bedoeld’.
     De verrassende held van dit boek is Rudolf de Rijk (1937-2003) die in Amsterdam, naast taalkunde, wiskunde studeerde bij L.E.J. Brouwer. In Baskenland geldt hij als de beroemdste buitenlandse baskoloog: een naar hem genoemde zaal van het Baskische Instituut in Bilbao bevat zijn bibliotheek. Een Baskisch eredoctoraat en Festschrift bereikten hem op zijn ziekbed, maar zijn zonder PC geschreven levenswerk verscheen postuum,  zo’n 1400 pagina’s dik: Basque, A Progressive Grammar (2008).  De Rijks portret in dit boek bevat een detail, typerend voor deze onhandige man: ‘De Baskische keuken is vol knoflook, en Rudolf lustte geen knoflook.’ Het universitaire milieu in Leiden, waar hij docent Baskisch was, ervoer de bescheiden, perfectionistische, zich altijd haastende en stotterende De Rijk als asociaal en onvriendelijk: ‘Ook klassenverschil leek een rol te spelen. Rudolf had geen lange familiegeschiedenis of stamboom.’ In zijn geboorteplaats Amsterdam tutoyeerden docenten en studenten elkaar, maar niet in Leiden, ‘waar de meeste taalkundigen zich nogal isoleerden van elkaar.’ Leiden deed alle moeite het buitenbeentje weg te werken, wat uiteindelijk deels lukte, ook door salarisverlaging. Nederland kent nog twee productieve baskologen: Wim Jansen (1948), ruimtevaartdeskundige  en oud-hoogleraar Esperanto in Amsterdam, en Peter Bakker (1959), taalkundige in Aarhus. Zij verdienden ook zelf een artikel, maar schreven ruimschoots mee aan dit boek.
      De rijk geïllustreerde bundel is een privé-initiatief van de auteurs, met Mary Eggermont-Molenaar uit Calgary, eerder drijvende kracht achter een Uhlenbeck-bundel (2009), als gangmaakster. Dit rariteitenkabinet rond een uniek Nederlands specialisme biedt veel meer dan de titel aanduidt: biografieën van vijf baskologen, reisdagboeken van hun vrouwen die naar Baskenland meereisden, vertaalde Baskische poëzie van een priester uit 1545 met erotische passages, alsmede een reisgids voor Baskische plekken waar onze helden verbleven: ‘Leioa (Bizkaia). Hier staat een boom die voor Rudolf de Rijk geplant is in het lokale arboretum. Virginia de Rijk heeft nog wat overgebleven as van haar man bij de boom achtergelaten.’  Het resultaat is een monument voor het Baskisch en zijn Nederlandse beoefenaars en hun vrouwen: het postume levenswerk van De Rijk verscheen dankzij inspanningen van zijn weduwe. Wat dreef deze mannen? Koppige nieuwsgierigheid? Ingebakken eigenwijsheid? De romantiek van het onbekende en onverklaarbare? Uhlenbeck, zelf ex-dichter, bedreef taalkunde als letterkundig genre. Over Van Eys schreef hij dat die ‘een straal licht in het mystieke duister geworpen heeft waarmee de Baskische taal omgeven was’.  Dit boek doet dat op een nog veel breder vlak. Maar een Rudolf de Rijk-leerstoel zal in Leiden nog wel even op zich laten wachten.

 
Peter Bakker, Mary Eggermont-Molenaar, Wim Jansen & Jan Noordegraaf, Veldwerkers en vrouwen in en om Baskenland. Leiden: Gingko, 2018. 440 p. € 30 (Citrusweg 12, 2321 KD Leiden info@uitgeverijginkgo.nl)
 
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 23 (2018), nr. 3, pp. 69-71.

donderdag 9 mei 2019

Schoon & haaks [afl. 24]

SCHOON& HAAKS [AFL. 24]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de  rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de vierentwintigste aflevering (2019, nr. 2) staan recensies van de volgende boeken:

·         Guido Lauwaert, Alvorens alles vervaagt. Memoires. Antwerpen: Houtekiet, 2018.

·         Lela Zečković, Een straat met kastanjebomen. Woubrugge: Avalon Pers, 2018.

·         Lela Zečković, Lapis lazuli. Woubrugge: Avalon Pers, 2019.

·         Gerrold van der Stroom, J.M.N. Kapteyn en Leo Polak, en Ludwig Erich Schmitt. Dubbelvoudig verraad en overmoed aan de Rijksuniversiteit Groningen tijdens de Duitse bezetting (1940-1942). Amsterdam: Stichting Neerlandistiek VU, 2018.

·         Nick ter Wal, De schrijfmachine. Portret van Ferdinand Langen. Groningen: Passage, 2018.

·         Grigor Narekatsi, Het boek der weeklaging. Vert. Theo Maarten van Lint. Jerevan: Tigran Mets / Amsterdam: Stichting Grigor Narekatsi, 2018.

| Zie verder: Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 24 (2019), nr. 2, pp. 70-75.