zondag 12 mei 2019

Veldwerkers en vrouwen in en om Baskenland (Recensie)

BUITENBEENTJE IN LEIDEN, WERELDBEROEMD IN BILBAO
 
De bundel heet cryptisch Veldwerkers en vrouwen in en om Baskenland. Niet amoureuze perikelen staan centraal, maar Nederlandse onderzoekers van het Baskisch die Baskenland met hun echtgenotes bezochten en allerlei publicaties op hun naam brachten. Het begon in de negentiende eeuw met de bemiddelde jonkheer Willem Jan van Eys (1825-1914), woonachtig in het Amsterdamse pand Herengracht 450, later residerend in San Remo. Als taalkundige was hij autodidact. Hij schreef boeken over het met geen enkele andere taal verwante Baskisch en besloot, volgens de bijdrage van Jan Noordegraaf, zijn leven met schilderen en het eigenhandig bouwen van klokken. De mysterieuze Leidse hoogleraar C.C. Uhlenbeck (1866-1951), die we hier tegenkwamen via veldwerk bij de indianen (De Parelduiker 2016/1), wijdde bijna honderd  publicaties aan het Baskisch. Hij had als student op Baskisch willen promoveren, maar dat mocht niet ‘daar eene Baskische dissertatie toch wel wat curieus zoude zijn voor iemand, die in de Nederl. Letteren promoveerde’. De droom van een Baskische promotie maakte Uhlenbeck als promotor mee met de Schot William Rollo (1894-1960) die in Leiden ging studeren en een Nederlandse trouwde. Hij promoveerde in 1925 op een dialectstudie. Vanaf 1926 werkte hij als classicus in Kaapstad. Uhlenbeck was al uitgeweken naar Lugano, toen zijn oud-leerling Nicolaas Deen (1897-1977), ook classicus, in 1937 in het Latijn in Leiden promoveerde op een Baskisch-IJslandse woordenlijst.  Deen was literair actief: hij publiceerde gedichten en vertaalde Franse romans voor uitgeverij Foreholte uit Voorhout. Op het Rotterdamse Erasmiaans Gymnasium was hij beroemd door te laat komen: ‘hij meende dat de aanvangstijdstippen van de lessen niet voor hem waren bedoeld’.
     De verrassende held van dit boek is Rudolf de Rijk (1937-2003) die in Amsterdam, naast taalkunde, wiskunde studeerde bij L.E.J. Brouwer. In Baskenland geldt hij als de beroemdste buitenlandse baskoloog: een naar hem genoemde zaal van het Baskische Instituut in Bilbao bevat zijn bibliotheek. Een Baskisch eredoctoraat en Festschrift bereikten hem op zijn ziekbed, maar zijn zonder PC geschreven levenswerk verscheen postuum,  zo’n 1400 pagina’s dik: Basque, A Progressive Grammar (2008).  De Rijks portret in dit boek bevat een detail, typerend voor deze onhandige man: ‘De Baskische keuken is vol knoflook, en Rudolf lustte geen knoflook.’ Het universitaire milieu in Leiden, waar hij docent Baskisch was, ervoer de bescheiden, perfectionistische, zich altijd haastende en stotterende De Rijk als asociaal en onvriendelijk: ‘Ook klassenverschil leek een rol te spelen. Rudolf had geen lange familiegeschiedenis of stamboom.’ In zijn geboorteplaats Amsterdam tutoyeerden docenten en studenten elkaar, maar niet in Leiden, ‘waar de meeste taalkundigen zich nogal isoleerden van elkaar.’ Leiden deed alle moeite het buitenbeentje weg te werken, wat uiteindelijk deels lukte, ook door salarisverlaging. Nederland kent nog twee productieve baskologen: Wim Jansen (1948), ruimtevaartdeskundige  en oud-hoogleraar Esperanto in Amsterdam, en Peter Bakker (1959), taalkundige in Aarhus. Zij verdienden ook zelf een artikel, maar schreven ruimschoots mee aan dit boek.
      De rijk geïllustreerde bundel is een privé-initiatief van de auteurs, met Mary Eggermont-Molenaar uit Calgary, eerder drijvende kracht achter een Uhlenbeck-bundel (2009), als gangmaakster. Dit rariteitenkabinet rond een uniek Nederlands specialisme biedt veel meer dan de titel aanduidt: biografieën van vijf baskologen, reisdagboeken van hun vrouwen die naar Baskenland meereisden, vertaalde Baskische poëzie van een priester uit 1545 met erotische passages, alsmede een reisgids voor Baskische plekken waar onze helden verbleven: ‘Leioa (Bizkaia). Hier staat een boom die voor Rudolf de Rijk geplant is in het lokale arboretum. Virginia de Rijk heeft nog wat overgebleven as van haar man bij de boom achtergelaten.’  Het resultaat is een monument voor het Baskisch en zijn Nederlandse beoefenaars en hun vrouwen: het postume levenswerk van De Rijk verscheen dankzij inspanningen van zijn weduwe. Wat dreef deze mannen? Koppige nieuwsgierigheid? Ingebakken eigenwijsheid? De romantiek van het onbekende en onverklaarbare? Uhlenbeck, zelf ex-dichter, bedreef taalkunde als letterkundig genre. Over Van Eys schreef hij dat die ‘een straal licht in het mystieke duister geworpen heeft waarmee de Baskische taal omgeven was’.  Dit boek doet dat op een nog veel breder vlak. Maar een Rudolf de Rijk-leerstoel zal in Leiden nog wel even op zich laten wachten.

 
Peter Bakker, Mary Eggermont-Molenaar, Wim Jansen & Jan Noordegraaf, Veldwerkers en vrouwen in en om Baskenland. Leiden: Gingko, 2018. 440 p. € 30 (Citrusweg 12, 2321 KD Leiden info@uitgeverijginkgo.nl)
 
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 23 (2018), nr. 3, pp. 69-71.