dinsdag 17 maart 2020

De poëzie van een enclave: tweede, herziene en uitgebreide druk (boek verschenen)

DE POËZIE VAN EEN ENCLAVE: TWEEDE, HERZIENE EN UITGEBREIDE DRUK

Bij uitgeverij De Wilde Tomaat verscheen zojuist een tweede, herziene en uitgebreide druk van De poëzie van een enclave. Dit boekje, waarvan de eerste uitgave in 2017 verscheen,  gaat de sporen na van Oegstgeest in de Nederlandse literatuur: van Jan Wolkers, F.B. Hotz, J. van Oudshoorn, Nescio en Gerrit Achterburg naar Hella Haasse, Jan Arends, W.F. Hermans, Willem Brakman, J.M.A. Biesheuvel, Frédéric Bastet en Maarten 't Hart. Uit de flaptekst: "Het resultaat is een verrassend, vernieuwd beeld van de literair wellicht meest tot de verbeelding sprekende vierkante kilometer van ons  land."



| Zie verder Jan Paul Hinrichs, De poëzie van een enclave. Tweede, herziene en uitgebreide druk. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2020. 93 pp. isbn 9789082995961. € 13,95.

Zie voor een kort interview naar aanleiding van het verschijnen: 'De poëzie van een enclave van Jan Paul Hinrichs herdrukt', in Oegstgeester Courant, 18 maart 2020, p. 11. Klik voor een online versie hier.

donderdag 5 maart 2020

Grigor Narekatsi: Het boek der weeklaging (Recensie)


ARMEENSE POËZIE VERTAALD

De Turkse genocide op de Armeniërs maakte honderdduizenden slachtoffers en rekende tegelijk af met de materiële cultuur van het volk met de oudste christelijke staatskerk: talrijke kloosters en kerken werden grondig vernield. Hierbij hoort het klooster Narek aan het meer van Van in Oost-Turkije, bekend van het veer op het treintraject Istanbul-Teheran. In de tiende eeuw verbleef hier Grigor Narekatsi (ca. 945-ca. 1003): de monnik, dichter, mysticus en theoloog die paus Franciscus in 2015, een eeuw nadat zijn klooster was verwoest, tot kerkleraar verhief. Nu is Narekatsi’s hoofdwerk Het boek der weeklaging, waarin een gelovige in tranen tot God bidt,  deels in het Nederlands vertaald door armenoloog Theo Maarten van Lint (1957) uit Oxford. We kennen hem als vertaler van een gezocht bundeltje Russische gedichten van Arseni Tarkovski  in de Cahiers van De Lantaarn (nr. 32, 1984) en door Armeens getoonzette bijdragen in de Het Oog in ’t Zeil-stedenboeken over Sint-Petersburg (1997) en Istanbul (2001). Dit is een onalledaagse en anachronistische uitgave van een Armeens dichter in vertaling: aanbevolen voor liefhebbers van poëzie van mystici als Hildegard van Bingen en Johannes van het Kruis. Dan blijkt dat teksten, stammend van een barre, buiten-Europees aandoende hoogvlakte, ook binnen onze oude christelijke poëziecultuur kunnen worden bekeken. Tenslotte is dit het gebied van de Bijbelse rivieren Tigris en Eufraat en de berg Ararat: ‘de fouten die mij aankleven zijn groter dan / de opeengehoopte wateren van de zondvloed [….] / en overstijgen de toppen van de bergen. / Toch, laat de wind van welwillendheid waaien, zoals in de tijd van Noach’.

Grigor Narekatsi, Het boek der weeklaging. Vert. Theo Maarten van Lint. Jerevan: Tigran Mets / Amsterdam: Stichting St. Grigor Narekatsi, 2018. 103 pp. 500 ex.  € 10 (info@narekatsi.nl)

| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 24 (2019), nr. 2, pp. 74-75.

Nick ter Wal: De schrijfmachine (Recensie)


FERDINAND LANGEN GEPORTRETTEERD

Zijn pseudoniem doet vermoeden dat hij een Duitse emigrant was. Maar toen Ferdinand  Langen (1918-2016), schuilnaam van Egbert Pannekoek, enige jaren geleden overleed, was hij de oudste schrijver van Nederland. Zijn romans en verhalen, met vlotte titels als Hélène in het heelal, Wacht even, Brasem en Morgen kom ik terug verschenen van de jaren veertig tot begin jaren zestig bij De Bezige Bij, Meulenhoff en De Arbeiderspers en verkochten goed. Met Simon Carmiggelt en Annie M.G. Schmidt trad Langen op in uitverkochte zalen. Blogger, antiquaar en margeuitgever Nick ter Wal (1983) schreef voor de Hendrik de Vries-reeks van uitgeverij Passage een boekje dat ons bijpraat over Langen die woonde in het Gooise Laren. Ter Wal memoreert zijn contacten met Langen sinds 2008. Hij tikte zijn boekje De schrijfmachine op de Smith Corona die hij van Langen erfde. De aanschaf was volgens hem geïnspireerd door de schrijfmachine die Langen op het Antwerpse bureau van Willem Elsschot had gezien. De reis dankte hij aan regelneef en hoofdredacteur van de Haagse Post Leo van Breen (zie De Parelduiker 2019/1). Inzage in uitgeverscorrespondentie leert Ter Wal dat Langen ‘erg goed was in het verkopen van beloftes en het verzinnen van smoezen’. Er bestaat een ‘schaduwoeuvre van spooktitels’: boeken die nooit verschenen, maar waarvoor Langen wel voorschotten incasseerde. Het lijkt geen wonder dat Langen begin jaren zestig zijn literaire carrière opgaf en in de reclamewereld terecht kwam, waar hij opklom tot creative director bij topbureau Van Maanen, Ogilvy & Mather. Veel wijzer over Langens boeken worden we niet: een bibliografie van de boekpublicaties had niet misstaan. Het resultaat is het verhaal over een biograaf op zoek naar een onderwerp en een onderwerp op zoek naar een biograaf: ‘hij was ervan overtuigd dat zijn werk aan kwaliteit niks had ingeboet.’ Of dit een opmaat is voor een echte biografie?  Ook zonder dat vooruitzicht schreef Ter Wal vaardig een portret dat Langen weer enigszins oprakelt uit de vergetelheid.

Nick ter Wal, De schrijfmachine. Portret van Ferdinand Langen. Groningen: Passage, 2018. 57 pp.  € 14,50 (info@uitgeverijpassage.nl)

| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 2, p. 74.

Gerrold van der Stroom: J.M.N. Kapteyn, Leo Polak en L.E. Schmitt (Recensie)


VERRAAD ROND LEO POLAK

De joodse jurist en vrijdenker Leo Polak (1880-1941) kennen we uit de biografie van zijn jeugd- en boezemvriend en slavist Nicolaas van Wijk (1880-1941). Op het Zwolse gymnasium beconcurreerden ze elkaar in knapheid. Het slot van zijn levensverhaal is niet onbekend: Polak die tijdens de bezetting na zijn schorsing als hoogleraar verontwaardigde brieven aan zijn Groningse faculteit schreef waarin hij zich beklaagde dat hij geen mededelingen meer ontving over examens en promoties. De correspondentie kwam via de collaborerende rector magnificus en SS-Untersturmführer J.M.N. Kapteyn (1870-1949) onder ogen van de Duitsers die Polak arresteerden. Het stak de Duitsers dat Polak het over ‘het onrecht des vijands’ had. Polak belandde in Sachsenhausen, waar hij enkele maanden later overleed. Gerrold van der Stroom (1958) schetst deze geschiedenis met behulp van meer materiaal dan tot dusverre bekend was en voegt er een wonderlijke geschiedenis aan toe. De Duitsers benoemden Ludwig Erich Schmitt (1908-1994) als hoogleraar Germaanse taalkunde in Groningen: als bedankje aan Kapteyn voor zijn pro-Duitse activiteiten. De eigenwijze kamergeleerde en alleszins capabele Schmitt, een goede bekende van Kapteyn, was geen actieve nazi en werkte zijn eigen benoeming tegen, omdat hij op een Duits professoraat aasde. Hij werd in Den Haag door Duitse autoriteiten uitgekafferd en gedroeg zich vervolgens zo ‘roekeloos en riskant’ in Groningen dat zijn paspoort werd ingenomen. Na een verlof in Duitsland kon hij niet meer terug naar Groningen en hij was gauw hoogleraar af. Het is fascinerend te lezen wat voor enorme Duitse bureaucratie achter deze affaire schuilging: ook daar hadden ze nog tijd voor. Inmiddels zijn de dagboeken van Leo Polak, die decennia gesloten waren, beschikbaar. Van der Stroom citeert aantekeningen uit het Huis van Bewaring, waaruit blijkt dat Polak de ernst van zijn eigen situatie niet begreep: ‘Men kan niet bedoeld hebben, mij dit leed aan te doen’. Het resultaat is een fraai drieluik over drie geleerden die ieder op eigen manier oorlog en bezetting verwerkten. Kapteyn week na Dolle Dinsdag uit naar Oostenrijk en werd na terugkeer meteen gearresteerd. Cynicus Schmitt kwam er opvallend mild van af: naar eigen zeggen een paar dagen gevangenis in Berlijn.

Gerrold van der Stroom, J.M.N. Kapteyn, Leo Polak, en Ludwig Erich Schmitt. Dubbelvoudig verraad en overmoed aan de Rijksuniversiteit Groningen tijdens de Duitse bezetting (1940-1942). Amsterdam: Stichting Neerlandistiek VU, 2018. 82 pp. € 19,50 (info@jnoordegraaf.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 2, pp. 73-74.

Lela Zečković: Een straat met kastanjebomen. Lapis lazuli (Recensie)

TWEELUIK VAN LELA ZEČKOVIĆ

Dichteres en vertaalster Lela Zečković (1936-2018) was de Kroatische levensgezellin van dichter Hans Faverey (1933-1990) die ze als zeventienjarige op het Dalmatische eiland Krk had ontmoet. In Nederland woonde ze sinds 1959. Ze werkte op de Universiteit van Amsterdam bij de vakgroepen Slavische talen en literatuurwetenschap en vertaalde Servo-Kroatisch proza van Miroslav Krleža en Danilo Kiš. Na haar pensionering  vestigde Zečković zich in 1997 in Triëst waar ze begin 2018 stierf. Veel invloed had ze op de receptie van Servo-Kroatische literatuur in Nederland, en niet alleen door eigen vertalingen: de vertalers Guido Snel, Roel Schuyt en Reina Dokter leidde ze op. Zečković is auteur van één antiquarisch moeilijk verkrijgbare Nederlandse dichtbundel, Belvédère (Querido, 1981). De Avalon Pers van Jan Keijser drukt nu twee bundeltjes met niet eerder gebundeld werk, samengesteld door Marita Mathijsen, Gerben Wynia en Martin Reints. Een straat met kastanjebomen bundelt het weinige proza dat van Zečković bekend is: het dankwoord bij de uitreiking van de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 1983 voor de bundel Belvédère en het verhaal ‘Over bomen en mensen’ dat eerder verscheen in de bundel Zuid (Het Martyrium, 1987). Het bevat observaties uit verschillende huizen waarin ze in Zuid woonde, te beginnen met een gemeubileerde kamer in de ‘L.-straat’ waar ze, kennelijk pas in Nederland, vast zat ‘als in een konijnehok’. Een surrealistisch beeld van eenzaamheid volgt: ‘Alleen een reusachtige hand ontbrak nog, die op een vastgesteld uur door het omhooggeschoven raam koolbladeren groot als salontafels naar binnen wierp.’ Ongebundelde gedichten staan in de bundel Lapis lazuli. Het is beeldend, tijdloos werk, zonder veel beweging. Meesterlijk is het gedicht ‘Geboorteland’, waarin de dichteres op het Kroatische platteland loopt bij ‘een stenen muurtje / dat de twee wijngaarden / van elkaar scheidt’. Een vrouw vraagt of ze later zal terugkomen naar haar geboorteland om te sterven. Ze kiest nergens voor: ‘Liefst sterf ik in een lege coupé / van een trein die door een winters / landschap raast.’ Uiteindelijk stierf Lela Zečković in nabij Italië. Het resultaat is een pleidooi voor een gedistingeerd en eigenzinnig oeuvre dat hopelijk nog eens compleet beschikbaar komt. Veel meer dan honderd bladzijden zal zo’n uitgave niet beslaan.


Lela Zečković, Een straat met kastanjebomen. 2018. 15 pp. 70 ex. € 15 | Lela Zečković, Lapis lazuli. 2019. 33 pp. 90 ex. € 35 (Uitgaven van Avalon Pers, Leidse Slootweg 4, 2481 KH Woubrugge avalonpers@hetnet.nl)

| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 2, pp. 71-72.

Guido Lauwaert: Alvorens alles vervaagt (Recensie)


GUIDO LAUWAERT EN DE LEER VAN LAARMANS

Vlaams acteur Guido Lauwaert (1945) publiceert memoires onder de nogal brave titel Alvorens alles vervaagt. Het boek verhaalt van een Mechelenaar van twaalf ambachten en dertien ongelukken, ook in de huwelijkssfeer. Weggestuurd van school, leerling-kapper, leerling-drukker, diensttijd bij de marine, daarna bij autobedrijf Triumph en altijd gauw verveeld: ‘Tot mijn veertigste werd ik onrustig als ik iets bereikt had waar ik mijn zinnen op had gezet.’ Lauwaert probeert het nog als vertegenwoordiger voor Olivetti en productiemedewerker bij Standaard Uitgeverij, een puur Vlaams bedrijf waar volgens hem, net als bij de KBC en Agfa-Gevaert, opvallend veel oud-collaborateurs uit de Tweede Wereldoorlog emplooi vonden. Uit Mechelen, ‘toen en nu nog de meest vervelende stad van het Vlaamse gewest’, vertrekt Lauwaert naar Antwerpen. Een zwerversbestaan in de kunsten begint: ‘Stelen als de raven, een zwarthandel opzetten, wie je bedroog laten bloeden door hem op te lichten of af te persen.’ De Vlaamse samenleving stelt hij voor als een aansmeer- en afpersgebeuren volgens een script van Laarmans. Als organisator van kleinkunstfestival KAZUNO strikt Lauwaert zanger Donovan. Ook regelt hij een optreden van de legendarische popgroep The Soft Machine en richt Shaffy Theater Antwerpen op. Uiteindelijk belandt hij letterlijk op straat: ‘Ik heb op straat geleerd wat ik op school heb gemist.’
Copywriter en dichter Nic van Bruggen brengt Lauwaert op het spoor van de poëzie. Hij zet Nacht van de Poëzie op waarvan de eerste editie in 1973 plaatsvindt in Brussel. Later is het concept naar Utrecht geëxporteerd. In 1974 organiseert Lauwaert in Brussel het, naar later bleek, laatste optreden van Wim Sonneveld. Zijn roeping vindt Lauwaert met monologen op toneel. Die moesten ‘een sterke link hebben met mijn gedrag, karakter en parcours.’ En zo ontstond zijn monoloog Lijmen, naar Elsschots roman, ‘omdat ik een gehaaide lijmer was van sponsors voor mijn literaire initiatieven.’ Lijmen speelt hij zeshonderd keer. Hierna brengt hij Reis naar het einde van de nacht naar Céline op de planken. Financieel gaat het Lauwaert ineens zo goed dat hij in Gent een artiestenhotel opzet, waar hij huiskamervoorstellingen organiseert: weer een soort innovatie. Zo blijkt hij ook initiatiefnemer van de Gentse Poëziewinkel.
Jaartallen staan mondjesmaat in dit boek dat zich moeilijk chronologisch laat lezen. Het draait om het vangen van de tijdgeest en rake typeringen. Over het optreden van prominenten op de vierde Nacht van de Poëzie in 1984 schrijft Lauwaert, te beginnen met Mulisch: ‘hij behandelde de toeschouwers als een stel dommeriken, wat hen helemaal niet beviel, maar toch hielden ze zich kalm, op wat gemor na. Remco [Campert] pakte het publiek in met een zachtheid waar vrouwen van smelten en hem meteen willen knuffelen. Claus kreeg het publiek muisstil door een meesterlijke voordracht en het talent zichzelf een adellijke allure te geven en tegelijk ondeugend te zijn.’ Het resultaat is een aanstekelijk verhaal van een vrijbuiter en trendsetter die de Vlaamse literatuur- en toneelscène onmiskenbaar heeft gekleurd en zichzelf en de sfeer van Lijmen trouw bleef: ‘Aan Willem Elsschot heb ik flink wat geld verdiend.’ Overigens blijkt Guido Lauwaert ook nog altijd een goed journalist, getuige het recente verslag op zijn blog (parterregl.blogspot.com) van de verhuizing van het bureau van Elsschot van Antwerpen naar de bibliotheek van een Amsterdamse verzamelaar.

Guido Lauwaert, Alvorens alles vervaagt. Memoires. Antwerpen: Houtekiet, 2018. 397 pp.  € 22,99 (info@houtekiet.be)

| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 2, pp. 70-71.

Schoon & haaks [afl. 28]


SCHOON & HAAKS [AFL. 28]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de  rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de achtentwintigste aflevering (2020, nr. 1) staan recensies van de volgende uitgaven:
·    Hans Faverey, Verdwijningen. Woubrugge: Avalon Pers, 2019.
·    Gottfried Benn, Zwei Gedichte. Twee gedichten. Vert. C.O. Jellema. Woubrugge: Avalon Pers, 2019.
·    J.A. dèr Mouw, Het prisma van Brahman. Vert. Paul Claes. Woubrugge: Avalon Pers, 2019.
·    Menno Wigman, Invullen – maar met ziel. Woubrugge: Avalon Pers, 2019.
·    Mirjam Rotenstreich, Sam Drukker, Natan. ’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2019.
·    Joris-Karl Huysmans, De pensionering van meneer Bougran. Vert. Walter van der Star. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2019.
·    A.L. Snijders, De Nescio Leesclub. Leiden: Fragment, 2019.

| Zie verder: Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 25 (2020), nr. 1, pp. 88-92.