In het voetspoor van Selbstfindung
(2014) en Mijn beste lezer (2015)
bezorgt Gerben Wynia in Uit diepe
verwantschap een nieuwe uitgave van brieven van C.O. ‘Cor’ Jellema
(1936-2003). Het gaat om de briefwisseling met Jan Siebelink (1938) uit de
jaren 1986-1998. Aan de ene kant zien we
de weifelende dichter Jellema, die, vol doodsgedachten en wroeging dat het ware
leven hem ontglipt, vroeg zijn Groningse universitaire baan opgeeft en zich op een
landhuis met rozentuin in Leens terugtrekt. Hij gelooft ‘heel fundamenteel,
nooit het gevoel [te] hebben, het uitrustende gevoel te behoren tot de wereld
der geslaagden, daarin mee te tellen, ook al doorzie je die wereld als op
drijfzand gebouwd’. Ook van de uitgave
van zijn verzamelde gedichten bij Querido (1992) geniet hij niet optimaal: ‘of
dat nou verstandig is, zo’n balansopruiming -
zou dit het einde zijn?’ Daar tegenover staat de sportief besnorde, vlot
in spijkerbroek gestoken leraar Frans en verbluffend productieve romanschrijver
Siebelink, met zijn vrouw, kinderen en geslaagde gezinsvakanties in Frankrijk: ‘Probeer
hier school en literatuur te vergeten. Wat aardig lukt. In dit door hitte en
kruidige geuren vertragend bestaan.’ Ook deinst Siebelink er niet voor terug in
de dubbeldekker van een Zundertse bordeelhouder mee te rijden in de karavaan
van de Tour de France. Van eigen succes kan hij onbeschaamd genieten: hij is
van een AKO-prijs nog tijden ‘in lichte euforie’. Jellema kan weinig met Siebelinks
boek met wielrennerportretten Pijn is
genot (1992), ‘zoals voetbal- en schaatswedstrijden mij absoluut niets
zeggen, laat staan dat ik enig sportchauvinisme zou kennen.’ Het boekje geeft
aardige inkijkjes in de wereld van twee auteurs die ver van de grachtengordel
staan. Trouwens, Amsterdam ís ook heel ver voor Cor: ‘7 uur, onderweg!’ Zo
weten we nu dat Siebelink (gedebuteerd in 1975) nog correspondeerde met
Bordewijk (gestorven in 1965). In 1988 is hij zeer geïmponeerd door een gesprek
met de weduwe Achterberg: ‘dat zou ik vroeger niet voor mogelijk gehouden
hebben’. Jellema en Siebelink, die elkaar kenden van een luidruchtige literaire
avond bij het Groningse studentencorps waarop Cor te dronken bleek om nog een
woord te zeggen, blijven hoffelijk en hartelijk tegenover elkaar. Het is niet
duidelijk waarom het contact afbrak in 1998: ‘door een misverstand’ vermoedt
Siebelink nu. Wel zegde Jellema al jaren, soms niet helemaal overtuigend, af
voor boekpresentaties van Siebelink: ‘helaas elders verplicht’. Maar hun
verwantschap was al gedocumenteerd: Siebelink droeg zijn roman De overkant van de rivier (1990) aan
Jellema op. Verder: Siebelink had omgang met James Purdy, bezocht hem in New
York en publiceerde veel over hem. Dit is een aanvulling op het artikel in De Parelduiker (2016/3): de exclusieve
rol die deze Amerikaan in Nederland speelde, blijkt nu weer groter dan gedacht
en beperkte zich niet tot in homoseksuele zaken geïnteresseerde private pressers. De uitstekende,
uitvoerige annotatie voegt veel toe aan dit boekje. Wel vraagt Wynia zich af
wie een zekere Emiel H. kan zijn die Siebelink in 1996 in een Amsterdams
café ontmoette. Zal dat niet publicist
en kroegtijger Emile Henssen zijn geweest (1950-1999), bij zijn dood redacteur
van dit blad?
| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 21 (2016), nr. 5, pp. 63-64.