Het gebeurt te weinig: in niet meer dan honderd
bladzijden, zonder al te veel polemiek of zendingsdrang en zonder foto’s die de
lezer afleiden, met verstand van zaken uit de doeken doen wat een klassiek
auteur nog kan betekenen. Het is een uitdaging om een vooral niet oubollig
boekje te schrijven, waarin het essentiële over iemands leven en werk in een
hedendaags daglicht staat en genoeg essayistische inslag overblijft dat het ook
iemand boeit die alles al denkt te weten. Zoiets moet veteraan uit het
redactiewezen Rob Bindels (1946) voor ogen hebben gehad in Nescio. De man die iets miste. Deze uitgave van Huis Clos is een
uitgebreide en geactualiseerde versie van een kleurenbijlage van Vrij Nederland uit 1982. Het lijkt er
een beetje op dat Bindels, van wie me geen boekpublicaties over andere onderwerpen
bekend zijn, één boek levenslang herschrijft, want eerder publiceerde hij
deeltjes over Nescio (1882-1961) in de reeksen Ontmoetingen (1974) en Grote
Ontmoetingen (1978) van de Brugse uitgeverij Orion-Desclée
De Brouwer en in de Synthese-reeks (1982) van De Arbeiderspers. Ten
onrechte is Bindels bang ‘disproportioneel opnieuw aandacht te vragen voor een
notoire nationale weinigschrijver’. Het onderwerp veranderde immers zelf: in
1982 wisten we weinig van Nescio’s nagelaten werk, waaronder het Natuurdagboek, dat in deze nieuwe uitgave uitvoerig aan bod komt. Bindels
verbindt natuurbeleving met Nescio’s proza waarin ‘de beschrijving van de
ruimte nauwelijks nog middel, maar al haast doel op zichzelf’ is. Hij
concentreert zich op de duistere kant van Nescio, die schiep ‘uit niet te
kunnen wat ik wil, uit niet te willen wat ik kon, uit te verlangen naar wat ik
niet heb en naar wat ik niet ben.’ Zo ontstaat het beeld van een cynische
moderne antischrijver, puttend uit ‘gruwzame melancholie en mijn ijzige
eenzaamheid’ die zijn onkerkelijke God in de natuur vindt. Van de herinnering
aan een enigszins grappige bohemien, die uit oude schoollectuur misschien was
blijven hangen, blijft in ieder geval niets over. Het was wat mij betreft niet
nodig stukken tekst met een verticale stippellijn in de kantlijn als
‘Intermezzo’s’ te markeren: dat haalt alleen maar spanning uit een betoog. Het
slothoofdstuk over receptie had iets minder opsommerig gekund, maar dit blijft
een boekje dat aan zijn doel beantwoordt:
de lezer deskundig en met herboren nieuwsgierigheid de weg terugwijzen
naar Nescio. Zo verging het mij zelf: het nagelaten fragment ‘De profundis’
(waaruit boven is geciteerd) las ik meteen. Kernachtig concludeert Bindels:
‘Grönloh heeft geleefd als de meeste mensen, allerminst spectaculair; van de
literaire wereld wilde hij niets weten en van schrijverij sprak hij niet omdat
men anders op kantoor zou denken dat hij niet geschikt was voor zijn werk. De
hoogtepunten van zijn leven, de gedachten, gevoelens, dromen, wensen, staan te
boek.’ Ten slotte dit: uitgeverij Suhrkamp heeft Nescio nu een fraai Europees
podium bezorgd door hem onder de ideaal kale titel Werke in 2016 op te nemen in de Bibliothek Suhrkamp. Maar zonder
een nawoord van Nooteboom – van wie me een affiniteit met het onderwerp niet
bekend was – ging het blijkbaar niet.
| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 21 (2016), pp. 65-66.