De Esten zijn met nauwelijks meer dan een miljoen mensen,
maar brengen in hun voor de rest van Europa nogal ondoorgrondelijke Fins-Oegrische
taal een literatuur voort die internationaal aardig meetelt. De romans De gek van de tsaar (Prometheus, 1992)
en Het afscheid van professor Martens
(Prometheus, 1993) van Nobelprijskandidaat Jaan Kross en de gedichten van de
vooral in het Engelse taalgebied zeer gewaardeerde Jaan Kaplinski (De bronmeester van Veskimõisa, Plantage,
1993) leveren op hun eigen, integere wijze een antwoord op de censuurproblemen
in de sovjettijd. Met Emil Tode en diens roman Grensgebied uit 1993 dient zich een jongere generatie aan. De
flaptekst gaat al aan de bejaarde Kross voorbij en noemt de in 1962 geboren
Tode (pseudoniem van Tonu Onnepalu) ‘de belangrijkste hedendaagse Estse auteur’.
Grensgebied zorgde in Estland voor
opschudding als het wellicht eerste Estse boek over homoseksualiteit. Het is
een korte roman in de vorm van brieven van een naamloze ik-figuur aan een
vriend, Angelo. De ik-figuur is net als de auteur ex-leraar, literair actief en
afkomstig uit een ‘grensland’ waarin we Estland herkennen. Hij bevindt zich in
Parijs waar hij met een stipendium Franse poëzie vertaalt die hij eigenlijk
niet lust. Zinloos is zijn werk echter niet: ‘Ik word er tenslotte voor
betaald.’ Een dergelijke houding overheerst in het boek: de Est kijk neer op
het Westen dat in het kader van allerlei vage integratieprojecten
Oost-Europeanen subsidieert die louter op eigen financieel gewin uit zijn: ‘Heel
Oost-Europa is in een hoer veranderd.’De rode draad in het boek is de verhouding van de ik-persoon met Franz, een professor, eigenaar van een fraai Parijs appartement en de belichaming van de westerse goedgelovigheid tegenover Oost-Europa. Tenslotte wil Frans de Est van zich afhankelijk maken zodat deze niet naar ‘daar’ terug hoeft. Zijn Estse vriend vermoordt hem met een overdosis hartdruppeltjes. Zijn dood, door de Franse pers verlekkerd als zelfmoord beschreven, wordt onthuld in brieven waarin de ik-persoon steeds teruggrijpt naar een uitstapje met Franz naar Amsterdam. Nederlanders beschrijft Tode als mensen met ‘bittere spijt dat ze niet meer op inboorlingen of olifanten kunnen jagen, tempels plunderen of dorpen platbranden’. Amsterdam fungeert vooral als decor voor de naïviteit van Franz en de universitaire prietpraat waar hij zijn status aan ontleent: ‘Als een echte Oosteuropeaan hoorde ik met grote ogen zijn choquerende ideeën over de vrijheid, over Foucault en Derrida aan, waarom niet, vooral in afwachting van een delicaat diner, met om ons heen de krachteloze betovering van het oude dierbare Europa.’
De titel Grensgebied verwijst naar de schemerachtige positie van de ik-persoon, ingeklemd tussen het morsige Estland van zijn jeugd en ‘dat volmaakte, klinisch-zuivere’ Westen. De botsing van deze werelden levert het zelfportret op van een onzekere, willoze, eenzame persoon die nergens een thuis heeft, zelfs niet in de literatuur: ‘Wereldliteratuur! Dat klinkt net zo hol als “vredesmacht”!’ Het echec van de Est in de Europese technocratie wordt aan het einde van de roman met cynische ironie verbeeld, wanneer een anonieme geldautomaat in een verlaten Frans provincieplaatsje zijn pasje opslokt.
De Oost-Westtegenstelling in Grensgebied heeft onmiskenbaar politieke implicaties. Zo laat Tode niet geheel achteloos woorden als Bosnië en Joegoslavië vallen, sleutelwoorden voor westerse lankmoedigheid. De associaties liggen voor de hand: de praatjes van westerse gezanten die gangsterachtige Balkanleiders op ‘afspraken’ en ‘democratie’ wijzen, getuigen van een even grote naïviteit als die van Franz tegenover zijn Estse gast. Soms is Tode nogal flauw en gedateerd in zijn typeringen van het Westen, zoals wanneer hij schrijft dat iemand die hier sterft niet gaat stinken omdat hij altijd steriel voedsel heeft gegeten en twee keer per dag heeft gedoucht. Dat neemt niet weg dat er genoeg andere dingen overblijven die dit even poëtische als onbarmhartige schrijversportret tot een geslaagd tijdsbeeld maken waarin behalve westerse intellectuelen ook menige Oost-Europeaan een spiegel wordt voorgehouden.
Rec. van Emil Tode, Grensgebied
(vertaling Marianne Vogel en Cornelius Hasselblatt), Meulenhoff, 1996.
| Eerder verschenen in Vrij Nederland, 11 januari 1997, p. 72.