DE HEL ALS DE GEWOONSTE ZAAK TER WERELD
Boeken over kampen en gevangenissen in bolsjewistisch Rusland zijn er al van vlak na de Oktoberevolutie. Het relaas van de Amerikaanse Rode Kruis-medewerker A. Kalpashnikov, Prisoner of Trotsky (New York, 1920), opent een ware gruwelbibliotheek die tot op de dag van vandaag wordt aangevuld. Vooral in de jaren zestig en zeventig, in de hoogtijdagen van het Russische dissidentendom, werden veel Russische kampmemoires in het Westen vertaald en met de publicatie van Solzjenitsyns Goelag Archipel (1974) beleefde het genre zelfs een internationale bestseller. Daarna verflauwde de belangstelling zienderogen: het Russische leed werd te bekend. Inmiddels, na het verdwijnen van de ideologie van de Koude Oorlog, kan het dissidentenwerk van weleer beter op zijn historisch-documentaire of literaire waarde beoordeeld worden. Dat kan tot herwaarderingen leiden, zoals in het geval van de Verhalen uit Kolyma van Varlam Sjalamov, een boek waarvan alleen al de titel een ijskoude wind vooruitzendt die elke ironie uitsluit.
Kolyma is een gebied in Noodoost-Siberië waarheen Stalin miljoenen dwangarbeiders stuurde om bij temperaturen van vaak tientallen graden onder nul in de goudmijnen te werken. Volgens schattingen kwamen minstens twee miljoen mensen door executie, mishandeling, honger, kou of ziekte in Kolyma om het leven. Varlam Sjalamov (1907-1982) behoort tot de overlevenden van kampen die boven de poort het cynische, aan de nazipraktijken herinnerende opschrift hadden: ‘Arbeid is een erezaak, een roemvolle zaak, een zaak van moed en heroïek’. Sjalamov bracht tussen 1929 en 1951 zeventien jaar in gevangenschap door, waarvan de laatste termijn overigens het gevolg was van zijn opmerking dat de emigrant en verklaarde anticommunist Ivan Boenin ‘een klassiek Russisch schrijver’ is. Na terugkeer uit Kolyma bleven nieuwe beproevingen niet uit: hij bleek te zijn vervreemd van zijn familie die hij sinds 1937 niet meer had gezien, terwijl hij zijn levenseinde doof en blind in een verzorgingstehuis doorbracht. Vandaar werd hij naar een psychiatrische inrichting overgebracht waarin hij een paar dagen na zijn aankomst stierf. Het dieptepunt in Sjalamovs schrijverscarrière was dat hij zich in 1972 publiekelijk in de sovjetpers distantieerde van zijn verhalen over Kolyma die inmiddels in westerse periodieken verschenen, terwijl hij ondertussen gewoon doorging ze te schrijven. De definitieve Russische uitgave van zijn Verhalen uit Kolyma verscheen in 1978 in Londen.
In een brief uit 1967 (onlangs in het Frans gepubliceerd in Sjalamovs Correspondence avec Alexandre Soljenitsyne et Nadejda Mandelstam, Lagrasse: Editions Verdier, 1995) vergelijkt Sjalamov Kolyma met Auschwitz en stelt dat de kampproblematiek de belangrijkste tragedie van de twintigste eeuw vormt. Waar in Auschwitz de slachtoffers werden verbrand, begroef men in Kolyma de lijken in mijnschachten. Sjalamovs verhaal ‘Lend-Lease’ verhaalt van een bulldozer die met lijken sleept die zich uit de aarde hebben losgemaakt: ‘De permafrost bewaart geheimen en openbaart ze. Al onze dierbaren die in Kolyma zijn omgekomen, al die gefusilleerde, doodgeslagen en verhongerde mensen kunnen zelfs na tientallen jaren nog worden geïdentificeerd. […] Niets was vergaan: niet de gekromde vingers, of de verrotte tenen waarvan na alle bevriezingen alleen nog maar stompjes over waren, niet de opengekrabde dorre huid, niet de ogen waarin de glans van honger blonk.’
Sjalamovs Kolyma was veel wreder dan de kampwereld die Solzjenitsyn heeft beschreven, zoals deze ook zelf heeft beaamd. Niettemin ontleent Sjalamovs werk zijn waarde niet uitsluitend aan de gruwelen die hij beschrijft, maar aan de nuchtere manier waarop hij dat doet: de nuchtere, sobere, haast Tsjechoviaans kale stijl waarin hij autobiografische en ook zeer authentiek overkomende verhalen vertelt waarin willekeur een hoofdthema is. Er zaten gewone criminelen in Kolyma, maar vooral mensen die zonder enige reden waren opgepakt: ‘Ze waren geen vijanden van het gezag, geen staatsmisdadigers en als ze stierven begrepen ze helemaal niet waarom ze moesten sterven. Hun zelfrespect, hun wrok kon nergens op steunen’ (‘De laatste slag van majoor Poegatsjov’). Ook al geeft Sjalamov wel eens uitleg, zoals hier boven, zijn proza is in tegenstelling tot het werk van Solzjenitsyn zelden moralistisch en ontstijgt eigenlijk het probleem van goed en kwaad. Het best is hij op dreef wanneer hij over de hel van Kolyma schrijft alsof die de gewoonste zaak ter wereld is. Overleven is de hoofdbezigheid van zijn personages, terwijl gelegenheid om iemand te helpen ontbreekt: zelfs van lijken stelen de gevangenen nog ondergoed. Sjalamov toont ons flarden uit het kampbestaan, zonder dat we iets weten over het verleden van de gevangenen die zelden heldhaftig zijn. Voor hun overleving zijn ze van het toeval afhankelijk, zoals de hoofdpersoon in het haast ondraaglijk spannende verhaal ‘Het complot der juristen’ die naar zijn executie onderweg lijkt en gered wordt door een machtsstrijd onder de kampleiders zelf.
Sjalamovs Kolyma heeft ondertussen ook onmiskenbaar poëtische kanten. De sneeuw, de hemel en de enorme kleurenpracht van de bloemen in de korte zomer werken als tekenen van hoop voor gevangenen die ook in de levenskracht van lariksen op de bevroren, rotsachtige grond een leerzaam voorbeeld zien. Aangezien Sjalamovs natuurbeelden in contrast tot als alledaags gepresenteerde wreedheden staan, steken ze daarbij des te scherper en juist bevreemdend mooi af.
De nu verschenen Nederlandse bundel Verhalen uit Kolyma vermeldt op geen enkele wijze dat dit boek in dezelfde vertaling grotendeels al in 1982 bij De Arbeiderspers verscheen onder de titel Kolyma: verhalen uit de Goelag Archipel. De uitgever doet niet allen de lezer maar ook zichzelf te kort door deze informatie te verzwijgen: Sjalamovs proza verdient het om niet als iets nieuws, maar als een herontdekking te worden gepresenteerd. Sterker nog: er was alle reden véél meer van Sjalamov te vertalen, tenslotte beslaat deze bundel nog geen vijfde deel van de Russische uitgave uit 1978. Dat een integrale vertaling van de Verhalen uit Kolyma geen overbodige luxe is, maakt deze bundel ondertussen heel goed duidelijk. Dit proza is zo aangrijpend dat John Updikes aanbeveling op de flap dat ‘de lezer er als een ander mens uit te voorschijn komt’ zeker niet overdreven lijkt.
Jan Paul Hinrichs
Jan Paul Hinrichs
Rec. van Varlam Sjalamov, Verhalen uit Kolyma (vertaling Marja Wiebes en Yolanda Bloemen), Bert Bakker, 1996.
| Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, 9 november 1996, p. 87.