maandag 18 juni 2012

Ilf en Petrov: De blauwe duivel (Recensie)

ONZICHTBAAR AANWEZIG


Het werk van Ilja Ilf en Jevgeni Petrov gaf de stoot tot de oprichting van een unieke Amsterdamse onderneming: de uitgeverij M Bondi (voorheen M Bondi & Galerie Onrust) die zich uitsluitend op de uitgave van hun satirische proza toelegt. De afgelopen jaren trotseerde uitgever én vertaler Frans Stapert de concurrentie van de Wereldbibliotheek, die ook de schelmenromans De twaalf stoelen (1928) en Het gouden kalf (1931) uitgaf. De bundel De blauwe duivel, die prozastukken uit de jaren 1928 en 1929 bevat, heeft hij nu tenminste alleen. Het gaat om werk dat tijdens het leven van Ilf en Petrov niet meer in boekvorm is herdrukt. De eerste
Geboortehuis van Jevgeni Petrov in Odessa,
15 oktober 2010.

Foto © Jan Paul Hinrichs
herdruk zonder coupures verscheen pas in 1994 in het nieuwe vijfdelige verzamelde werk van Ilf en Petrov dat momenteel in Moskou verschijnt.
        Frans Stapert noemt ze ‘novellen’ maar twee van de drie stukken zijn eigenlijk feuilletons. ‘Ongewone gebeurtenissen uit het leven van de stad Kolokolamsk’ is een kroniek van het kleinburgerlijke Russische provincieleven in de tijd van het NEP, toen socialisme en kapitalisme een soort monsterverbond aangingen. De absurde gebeurtenis is de bouw van een wolkenkrabber voor de hele bevolking van Kolokolamsk. De gevolgen laten zich lezen als een evaluatie van de Sovjeteconomie die nog decennia haar geldigheid zou bewaren: ‘De buizen van de onvoltooide centrale verwarming verwerkten de burgers tot bedden. Van het koperen hang-en-sluitwerk maakten ze aanstekers en verkochten deze thuiswerkproducten aan het gouvernementele handelscentrum. Over de gelakte trapleuning hing de was te drogen en in de marmeren trapportalen werden houten boerderijprivaten opgetrokken.’ Toen fragmenten uit dit feuilleton in de jaren zestig in Tasjkent werden herdrukt, werd de naam van een van de helden, de ruziemaker Nikita, door de uitgever (of censor?) in Nikola veranderd om de lezer niet op de gedachte te brengen dat Ilf en Petrov de toenmalige partijleider Nikita Chroesjtsjov op het oog konden hebben.
            ‘De nieuwe Sheherazade uit Duizend-en-één-dag’ is een raamvertelling waarin een met ontslag bedreigde Moskouse administratrice ten overstaan van haar chef verhalen vertelt waarin genadeloos wordt afgerekend met de luiheid en manipulaties van alleen op macht uit zijnde ambtenaren en partijbonzen. Beide feuilletons zijn in opdracht van tijdschriftredacties ontstaan. Jevgeni Petrov heeft later verklaard dat het schrijven van de afleveringen waarvan de omvang ook door afspraken met redacties bepaald werd, een kwellende aangelegenheid was: ‘Wij voelden dat we iets anders moesten schrijven.’ Dat andere werd tenslotte het meesterwerk Het gouden kalf.
            Van een gebrek aan vertelplezier zal de lezer overigens niets merken. Ilf en Petrov tonen weer een feilloos gevoel voor drama en veel scherpe humor waarin de knapste maatschappelijke analyses verborgen zitten. Wat de feuilletons missen, is die ene held die in Het gouden kalf en De twaalf stoelen, in de figuur van de charmante oplichter Ostap Bender, het hele gebeuren bijeenhoudt. Een centrale figuur zit wel in het derde stuk, ‘Een man van formaat’, tevens het hoogtepunt van de bundel. De titel is ironisch want de vertelling gaat over een nietige ambtenaar, een ‘registrator’, die huurschulden maakt om voor een pak te kunnen sparen. Zijn monotone bestaan verandert radicaal als hij door het antisproetenmiddel van een uitvinder ineens onzichtbaar wordt. ‘Filjoerin restte nog slechts één ding: zijn denkvermogen. Maar daar had hij nog nooit iets mee gedaan.’ Ongewild groeit de registrator uit tot een controleur van zijn collega’s die telkens vermoeden dat hij hen in het geheim gadeslaat. Hun oplettendheid slaat om in schuchter dienstbetoon en angst voor een onzichtbare maar alom aanwezige kracht.
            Ilf en Petrov schreven dit verhaal voordat de persoonlijkheidscultus en het totalitarisme van Stalin echt waren begonnen. Maar vanuit het perspectief van onze tijd zien we in dit verhaal moeiteloos de kern van een dictatuur en cultuur van leugens en angst die de lezer van 1928 nog grotendeels onbekend waren. Ook was er toen nog geen sprake van de bouw van gigantische overheids- en partijgebouwen die we uit de jaren dertig kennen. Zolas Kolokolamsk een overbodige wolkenkrabber had, bezat de stad Pisjtsjeslav een clubgebouw ‘rijk aan architectonische verfraaiingen’ dat ‘nuttig vloeroppervlak geheel ontbeerde’. Zo was er in het hele gebouw geen wc, zodat algauw toestanden ontstonden die de misplaatste grandeur en verloedering van het hele land karakteriseren: ‘De colonnades, galerijen en peristylen waren snel vervuild geraakt en een stinkkaasachtige geur walmde tussen de zuilen het plein op.’
            Het groteske proza van Ilf en Petrov benadert de werkelijkheid, zeker in retrospectief, vaak heel dicht. De auteurs leken daar zelf ook wel van overtuigd toen ze ‘Een man van formaat’ schreven: ‘Het valt niet mee in het bestaan van een stad als Pisjtsjeslav te geloven, maar bestaan doet ze en dat ontkennen is onmogelijk.’Toch zijn het zeker niet uitsluitend politieke of Ruslandkundige aspecten en de steeds opduikende vreugde om die te ‘herkennen’ die het werk van Ilf en Petrov nog altijd zo aantrekkelijk maken. Hun kracht zit toch in de eerste plaats in het onvervalste leesplezier dat ze bieden: hun universele komische talent overstemt de onmiskenbaar in hun werk aanwezige sarcastische ondertonen, waardoor de uitgebeelde treurigheid ook de tragiek ontbeert die in de Russische literatuur al genoeg voorhanden is.
           
Rec. van Ilja Ilf & Jevgeni Petrov, De blauwe duivel (vertaling Frans Stapert), Uitg. M Bondi, 1995.

Jan Paul Hinrichs

| Eerder verschenen in Vrij Nederland, 17 februari 1996, p. 73.