vrijdag 9 december 2016

Verschenen: artikel over Walter Benjamin

WALTER BENJAMIN, ASJA LACIS EN RIGA


Zojuist verscheen een artikel over Walter Benjamin: over zijn verblijven op Capri en in Riga en verbintenis met de Letse theaterregisseur Asja Lacis. Zie verder: Jan Paul Hinrichs, ‘Van Capri naar Portbou. De lange vlucht van Walter Benjamin’, Passage. Tijdschrift voor Europese literatuur & cultuur 3 (2016), nr. 4, pp. 5-15.

maandag 5 december 2016

Schoon & haaks [afl. 13]

SCHOON & HAAKS [AFL. 13]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de  rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de dertiende aflevering (2016, nr. 5) staan recensies van de volgende boeken:
  • C.O. Jellema & Jan Siebelink, Uit diepe verwantschap. Een briefwisseling. Nijmegen: Flanor, 2016.
  • A.L. Snijders, Achterstand. Haarlem: Lojen Deur Pers, 2015
  • P.F. Thomése, Begrafenismuziek. Haarlem: Lojen Deur Pers, 2016.
  • Rob Bindels, Nescio. De man die iets miste. Rimburg: Huis Clos, 2016.
  • Ton den Boon (ed.), Wie wil stralen die moet branden. Citaten en aforismen van Lucebert. Met een inleiding over de invloed van Lucebert op de Nederlandse taal. Varik: De Weideblik, 2016.
  • Paul Valéry, Tien charmes. Vert. Paul Claes. Bleiswijk: Vleugels, 2016.

| Zie verder Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon & haaks’, De Parelduiker 21 (2016), nr. 5, pp. 63-67.

zondag 27 november 2016

Ralf de Jong: Boeken van nu (Recensie)

VIJFTIG KEER HUIS CLOS (1986-2015)
 
Bijna dertig jaar geleden mocht ik op een beurs van Drukwerk in de Marge in ‘t Gooi uit handen van Joep Schreurs (1952-1999) het eerste deeltje van de Huis Clos-reeks in ontvangst nemen: acht gedichten van Vladislav Chodasevitsj in mijn vertaling. Inmiddels verzorgde compagnon en drijvende kracht van het eerste uur Piet Gerards het vijftigste deel in een reeks die niet meer, zoals toen, bibliofiel is maar wel steevast bijzonder vormgegeven drukwerk biedt (zie De Parelduiker 2015/1 en 2015/3). Op 23 september 2015 werd in Amsterdam in Bijzondere Collecties het vijftigste deeltje gepresenteerd: Boeken van nu: terug naar de toekomst. Bij deze gelegenheid sprak hoogleraar typografie Ralf de Jong, tevens auteur van de jubileumuitgave waarin alle omslagen zijn afgedrukt. Hij noemt de boeken van Huis Clos ‘frivole kleinoden: boeken die zich bescheiden opstellen zonder weg te duiken, boeken die hun plaats in een niche innemen en niet nieuwe terreinen ontsluiten. Huis Clos-uitgaven zijn normaal gesproken geschikt voor de jaszak.’ Dat geldt zeker voor dit kleinood waarin de tekst van de linker naar de rechter pagina doorloopt en voetnoten niet onderaan de pagina maar in kleiner corps in het wit tussen de regels staan. Voeg daarbij  het ontbreken van wit in de marges en er ontstaat een vrijwel onleesbaar, bewust ontoegankelijk boekje, waarbij de martelende moderne muziek op de presentatie perfect aansloot. Het omslag en de flappen bevatten tevens een index op alle Huis Clos-uitgaven: niet alleen op auteurs en vertalers  maar ook op gebruikte lettertypes, bindwijzen, formaten et cetera. In de lijst van medewerkers van de pers mis ik een naam:  Joep Schreurs, tevens een van de aanstichters van de Daniil Charms-rage in ons land.

Ralf de Jong, Boeken van nu: terug naar de toekomst & Index Huis Clos 1-49. Rimburg: Huis Clos, 2015. 32 p. 500 ex. € 5 (Broekhuizenstraat 53 6374 LJ Rimburg info@uitgeverijhuisclos.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 5,  p. 59.
 



 

Andrew Marvell: Gedichten (Recensie)

DE WILDE TOMAAT: POËZIE VAN ANDREW MARVELL
 
Sinds 2013 opereert in Amsterdam uitgeverij De Wilde Tomaat die zo’n drie keer per jaar vertalingen uitbrengt. Aan bod komen vooral negentiende-eeuwse auteurs onder wie Verlaine, Rimbaud, Browning en de Russen Gogol en – niet eerder in welke taal dan ook in boekvorm vertaald - Wilhelm Küchelbecker. De eenvoudig ogende boekjes zijn niet bibliofiel maar met zorg uitgegeven. Uitgever Joan Ter Maten duikt nu dieper in de tijd met een omvangrijke dichtbundel van Andrew Marvell (1621-1678): zijn meest ambitieuze uitgave tot dusver. Marvell, die in Cambridge studeerde en parlementslid was,  is een literair-historisch buitenbeentje. In eigen tijd was hij niet algemeen als dichter bekend en ruime aandacht kreeg hij pas tweeënhalve eeuw na zijn dood dankzij een krantenartikel van T.S. Eliot uit 1921. Vooral na de Tweede Wereldoorlog is Marvell trendy geworden. Zijn cultstatus blijkt ook uit boektitels over hem als The Literary Underground in the 1660s en Marvell, Nabokov. Een modernistisch auteur als Nabokov laat Marvell in Bleek vuur door Sybil Shade in het Frans vertalen en door Charles Kinbote in het Zemblaans. Marvell is ten onzent bekend door het anti-Nederlandse gedicht ‘The Character of Holland’, geschreven ten tijde van de Engelse zeeoorlogen. De mare gaat dat Marvell rond 1662 in Nederland als spion opereerde maar vertaler Cornelis W. Schoneveld (1935) oppert, zonder documentair bewijs te overleggen, dat Marvell leraar Engels van de jonge Willem III was. Je zou zeggen: een betere positie voor spionage is niet denkbaar. Veel rond Marvells leven blijft obscuur en zijn lyrisch oeuvre is klein. Schoneveld vertaalde 23 gedichten,  ongeveer viervijfde deel van de lyriek die pas enkele jaren na Marvells dood als boek verscheen. De uitgave is tweetalig en elk gedicht wordt uitvoerig ingeleid. Het politieke scheldgedicht ‘The Character of Holland’, poëtisch het minst interessant, is ‘als uitsmijter’ toegevoegd. Schoneveld, die zich in vertaling formeel strikt aan de versvormen van Marvell houdt, levert interessante poëzie, zoals in het befaamde ‘Aan zijn kuise geliefde’: ‘Maar steeds hoor ik achter mij aan / De tijdskar vliegen in zijn baan; / En ginds ligt voor ons allebei / Een eindeloze woestenij.’  Fraai vertaald is ook ‘De definitie van de liefde’, waarin het liefdeslot is verbeeld via de draaiing van de aarde in het heelal: ‘Als lijnen kunnen liefdes wel / Elkaar ontmoeten in een hoek; / Bij de onze, zo heus parallel / Maar eindeloos, is ’t raakpunt zoek.’ Deze Marvell-uitgave, vol dubbelzinnige intellectuele lyriek van hoog gehalte, bewijst de waarde van een uitgeverij als De Wilde Tomaat die zich positioneert tussen de bibliofielen voor wie dit project te veel zetwerk vergt en de grote uitgevers die er geen brood in zullen zien. Vanaf nu hoort Marvell er helemaal bij.

Andrew Marvell, Gedichten. Vert. Cornelis W. Schoneveld. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2015. 165 p. € 20,00 (Overtoom 387-HS, 1054 JN Amsterdam dewildetomaat@snork.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 5,  pp. 58-59.
 
 
 

Nanne Tepper: De psychologie van de reconstructie (Recensie)

ONBEKEND VERHAAL VAN NANNE TEPPER
 
De Statenhofpers richt zich vooral op Nederlandse literatuur. De psychologie van de constructie is een ongepubliceerd verhaal van cultauteur Nanne Tepper (1962-2012). Het boekje is een drieluik, want het bevat ook een nawoord van bezorger Jack van der Weide en brieven uit 1995 van Tepper aan Atte Jongstra en Kees ’t Hart over het aanbieden van dit verhaal aan de tijdschriften De Revisor en Optima. Beide bladen plaatsten het niet. Uitgever Jaap Schipper liet zijn handpers dit keer met rust en besteedde het drukwerk uit. Bibliofiel is het gebruik van verschillende papiersoorten en de beperkte oplage. Het resultaat bevat juist alle ingrediënten waarmee het marginale circuit zich kan onderscheiden: een mooi boekje, een onbekende tekst, maar ook een uitvoerige verantwoording en aanvullend materiaal. Tappers verhaal is volgens Van der Weide bedoeld als een Atte Jongstra-pastiche maar ik kan niet beoordelen of het in die hoedanigheid geslaagd is. Wel leest het als een leuk verhaal over een beginnend schrijver die een oudere vakbroeder om raad vraagt waarbij deze uitroept: ‘Bent u neerlandicus? Wilt u dan weggaan? Komt hier een beetje binnenvallen en begint dan prompt met vieze praatjes!’

Nanne Tepper, De psychologie van de constructie. Den Haag: Statenhofpers, 2015. 35 p. 100 ex. € 29,50 (Frederik Hendriklaan 6, 2582 BB Den Haag duodecim@telfort.nl).
 
 | Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 5,  pp. 57-58.

H. Marsman: Ruimteschemer (Recensie)

MARSMANS DEBUUTBUNDEL GERECONSTRUEERD
 
De debuutbundel Verzen van H. Marsman (1899-1940) verscheen in 1923. Eigenlijk had zijn debuut rond 1921 Ruimteschemer moeten heten: een bundel via houtsneden afgedrukte gedichten. Nol Gregoor (1912-2000) onthulde dit in 1953 in Vrij Nederland. Niels Bokhove bemachtigde in een antiquariaat een mapje met documentatie uit Gregoors nalatenschap en reconstrueert hiermee de bundel alsnog voor de literair-historische reeks De Utrechtse Boekhoudpers, een uitgave van Salon Saffier. Het gaat hier om de ruim verantwoorde uitwerking van twee nooit gerealiseerde plannen rond Marsman: een voor het door twee oud-klasgenoten opgerichte kunstcentrum ‘In die Coornschuere’ in Delft, waarvan alleen de omslag van Dick de Leur nog rest, en een voor het Amsterdamse genootschap ‘De anderen’, waarvoor Jan Havermans houtsneden maakte. Niet van alle gedichten die in de bundel zouden komen, zijn houtsneden bewaard. Sommige gedichten zijn voor deze gelegenheid afgedrukt in de schreefloze Futura-kapitaal die bij de gesneden letter van Havermans aansluit. Alle gedichten zijn in de loop der tijd opgenomen in bundels van Marsman. Het boekje leest eerder als een variantenverzameling bij de verzamelde gedichten dan als een aparte bundel. Zo weten we nu dat de prachtige regels ‘maar toen de luiken gleden voor zijn oogen, / draaide de wereld zich een kwartslag om’, uit het gedicht dat in het Verzameld werk ‘Gang’ heet, op een romanheld van Dostojevski slaan. In Ruimteschemer heet dit gedicht althans ‘Raskolnikow’. 

H. Marsman, Ruimteschemer. Utrecht: Salon Saffier, 2015. 39 p. 75 ex. € 9 (Nachtegaalstraat 55 B, 3581 AD Utrecht info@salonsaffier.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 5,  pp. 56-57.
 
 

Max Jacob, Robert Desnos en Nathalie Quintaine (Recensie)

MAX JACOB, ROBERT DESNOS EN NATHALIE QUINTAINE
 
Druksel was van 1998 tot 2006 een Gentse beurs van boekenmakers, bibliofiele drukkers en kleine uitgevers. Sinds de eeuwwisseling geeft Johan Velter onder die imprint ook boekjes in lage oplage uit, meestal met werk van Nederlandse en Vlaamse dichters. Recente uitgaven bevatten poëzie van boegbeelden van de historische avant-garde: de Franse dichters Max Jacob (1876-1944) en Robert Desnos (1900-1945). Ze hadden een vergelijkbaar lot: de joodse Jacob, bekeerd tot het katholicisme, stierf in kamp Drancy voor zijn deportatie naar Auschwitz, terwijl de verzetsman Desnos Buchenwald overleefde, de bevrijding in Theresienstadt meemaakte maar een maand later aan uitputting en tyfus overleed. Dergelijke biografische gegevens ontbreken in deze nawoordloze uitgaven. Max Jacob is vooral bekend via Duco Perkens (E. du Perron), want hij tekende het portret voor diens dichtbundel Filter (1925). Snoek meldt in zijn Du Perron-biografie: ‘Maar Jacobs interesse voor het Indische cherubijntje had natuurlijk ook een homo-erotisch accent.’ Du Perrons roman Een voorbereiding (1927) voert Jacob op als de nicht Clovis Nicodème. Kiki Coumans vertaalde uit Jacobs bundel Le cornet à dés (1917) veertien prozagedichten. Het ‘kubistische’ uit de titel Veertien kubistische gedichten, dat als aanbeveling lijkt bedoeld, lees ik er niet altijd aan af. De bundel eindigt triest met ‘Het huis van de dichter’ en de slotregel gericht aan de overledene: ‘En jij, arme ziel, wat verwacht je van je eigen huis behalve het verraad van je vrienden?’
        Ook Robert Desnos is geen vreemde in ons land, vooral door het muurgedicht op het Da Vinci College, de spectaculairste creatie onder de Leidse muurgedichten. Hij stamt uit het surrealistische milieu rond Breton waarmee hij later brak. Niettemin blijft hij de kampioen van de ‘écriture automatique’. Desnos dook in de postmoderne sferen van De Revisor en Raster nog wel eens op maar al veel eerder drongen films van Man Ray die op zijn gedichten zijn geïnspireerd tot Filmliga en Ter Braak door. De tweetalige bundel Literatuur en andere gedichten bevat acht, door Katelijne De Vuijst vertaalde gedichten van een levenslustig dichter (‘We gaan pissen in de klaver / En spugen in de haver’). De meest dramatische regel staat in ‘De hoogtijdagen van de dichter’ waarin oorlogsslachtoffer Desnos dicht: ‘We komen allen te laat aan bij ons graf…’ De uitvoering is, zoals de website van Druksel ook aangeeft, net als bij Jacob nogal eenvoudig. De enigszins fragiele, genummerde boekjes hebben blinde omslagen en de tekst lijkt geprint. Maar de inhoud rechtvaardigt deze uitgaven ten volle: ze bieden voor het eerst vertaalde bundels van in ons land al lang bekende dichters voor wie reguliere uitgevers zullen terugschrikken.
      Toeval of niet, ook Studio 3005 kondigt een uitgave van Robert Desnos aan in vertaling van genoemde Kiki Coumans die bij deze pers nu alvast tekent voor een forse bundel oneliners (met een enkele twoliner) van Nathalie Quintaine (1964). Het gaat om haar debuut Remarques (1997), geschreven in een ondefinieerbaar genre: iets tussen aforismen, poëzie, proza en dagboekaantekeningen in. De titel Opmerkingen dekt de lading wel. Het gaat om observaties van schijnbaar onbetekenende dingen in de urbane sfeer waarin ik humor soms wel een beetje mis. De kwaliteit wisselt: van flauw en nietszeggend (‘Als ik een krokant beschuitje eet, hoor ik de radio minder goed’), naar tot nadenken stemmend (‘Huizen zijn meestal vernoemd naar vrouwen of winterharde struiken’) en trefzeker (‘Het geluid van de ijskast wordt voortgebracht door de ijskast. Als het uit de muur zou komen, dan zou dat heel ontregelend zijn’). Het boekje, waarin uitgever Marc Vleugels binnenwerk in offset met boekdruk ‘met houten biljetletters’ op het omslag combineert, is in zijn kraakheldere eenvoud een van de fraaiste van de pers. Verder blijft Studio 3005 de hang naar avant-garde trouw met de absurdistische, cabareteske theatertekst idioot van de Oostenrijker Konrad Bayer (1932-1964). Het zal wel toeval zijn dat ook deze Wiener Gruppe-auteur een Leids muurgedicht op zijn naam heeft.

Robert Desnos, Literatuur en andere gedichten.  Vert. Katelijne De Vuijst. 2015. 25 p. 75 ex. € 15 | Max Jacob, Veertien kubistische gedichten, gekozen uit de «Le cornet à dés» (De dobbelbeker). Vert. Kiki Coumans. 2015. 34 p. 70 ex. € 15. Uitgaven van Druksel (Gentbruggestraat 106, 9040 Gent johanvelter@druksel.be)

Nathalie Quintane, Opmerkingen. Vert. Kiki Coumans. 2015. 56 p. 100 ex. € 24,75 | Konrad Bayer, idioot. Vert. Erik de Smedt. 8 p. 100 ex. € 18,50. Uitgaven van Studio 3005 (Van ’t Hoffstraat 27, 2665 JL Bleiswijk 3005@bart.nl).

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 5,  pp. 55-56.

zaterdag 12 november 2016

Voetnoot: Frans Erens en Obizzo Malaspina di Carbonara

VOETNOOT: FRANS ERENS EN OBIZZO MALASPINA DI CARBONARA

Frans Erens (1857-1935) vertelt in Vervlogen jaren dat hij tijdens zijn Parijse studietijd, die in januari 1881 begon, zo nu en dan wisselde van pension of hotel. Zo kwam hij op aanraden van Hollandse kennissen terecht in een pension in de rue Drouot: ‘De dames en heren in dit pension waren meestal afkomstig uit het noorden van Europa: Denen, Zweden, Noren, Finnen. Ook verbleef er een Italiaan, de markies de Malespina, van een oer-oud adellijk geslacht. Zo ik mij niet vergis, komt de naam al bij Dante voor. Hij was zeven- of achtentwintig jaar, donker van haar en gelaatstint en hij droeg een volle baard. Na enige malen met hem geconverseerd te hebben, kwam ik tot de overtuiging, dat hij iemand was van een buitengewoon karakter en van velerlei talenten. Hij was een geboren diplomaat en hij is een jaar of tien daarna dan ook gezant geworden.’[1]
      Bij uitzondering zet bezorger Harry G.M. Prick bij dit fragment geen voetnoten die men toch wel had verwacht. We vragen ons daarom af: wie was deze man en klopt die verwijzing naar Dante? Op de website van de Italiaanse senaat vinden we gegevens over Obizzo Malaspina di Carbonara (1855-1933) die Italiaans gezant was in Buenos Aires, Washington en Constantinopel. [2] Een Corrado Malaspina († na september 1294) komt inderdaad bij Dante voor in de Goddelijke Comedie.[3]
      Erens moet na zijn Parijse tijd nog over markies Obizzo Malaspina hebben gehoord, omdat hij anders niet geweten had dat hij diplomaat was geworden. Misschien was het hem niet ontgaan dat Malaspina in 1889 in Den Haag is getrouwd met een telg uit een Zuid-Nederlands geslacht, Catharina Louisa Carolina barones van Zuylen van Nyevelt (1860-1950)?[4] Of had hij bemerkt dat Malaspina in 1888 tot Italiaans legatiesecretaris in Den Haag was benoemd?[5]
       Erens’ memoires worden vaak geroemd om hun betrouwbaarheid. Zo’n fragment bewijst weer eens dat dat niet zonder grond is. De fout in de spelling – Malespina voor Malaspina – zullen we toeschrijven aan de omstandigheid dat hij zijn memoires niet heeft geschreven maar verteld aan zijn vrouw.

Jan Paul Hinrichs


NOTEN

[1] Frans Erens, Vervlogen jaren, ed. Harry G.M. Prick (Amsterdam: de Arbeiderspers, 1989), pp. 162-163.
[2]http://notes9.senato.it/web/senregno.nsf/2a9c00aad2bca710c125711400599e36/a9de9fd7ae1e8c7e4125646f005cf2ba?OpenDocument (geraadpleegd op 12 november 2016).
[3] Divina Commedia, Purgatorio, Canto VIII, vv. 118-120.
[4] Het Nieuws van den Dag, 27 april 1889.
[5] Het Nieuws van den Dag, 4 augustus 1888.

woensdag 26 oktober 2016

25 november 2016: Lezing over Vladimir Nabokov

25 NOVEMBER 2016: LEZING OVER VLADIMIR NABOKOV

Op vrijdag 25 november 2016 een lezing over Vladimir Nabokov in Utrecht, Salon Saffier. Voor meer informatie klik hier.

Programma op de website van Salon Saffier:


 

Over "Vladimir Nabokov":

Jan Paul Hinrichs
studeerde Slavische talen en Italiaans in Leiden en Sofia. Hij publiceerde onder meer Vader van de slavistiek. Leven en werk van Nicolaas van Wijk (1880-1941) (2005), Lemberg - Lwów - Lviv (2008), De mythe van Odessa (2011), Brief uit Vidin (2015), Senhor Valério (2016). Hij bezorgde dagboeken van J. van Oudshoorn (Dagboek 1943-1947, 2016) en brieven van F.B. Hotz (Over J. van Oudshoorn, 2016). Hij vertaalde Russische en Bulgaarse auteurs, onder wie Daniil Charms. Boeken van Jan Paul Hinrichs zijn vertaald in het Duits, Italiaans, Engels, Oekraïens en Russisch. Over Nabokov publiceerde hij artikelen in de literaire tijdschriften Het Oog in ’t Zeil (1987), De Tweede Ronde (1999) en De Parelduiker (2015), alsmede in de bundels Verbannen muze (1990) en Oxbridge blues (1999). Hij werkt aan de Universiteit Leiden als vakreferent voor onder meer Oost-Europa.

Joost Dekker
studeerde in 2007 af aan de Toneelschool Arnhem. Naast zijn veelvuldige optreden bij Bonheur Theaterbedrijf - onder andere in Medea, Onder Melkwoud, De Meid, Schuld en Boete, De troost van vreemden - werkte hij samen met jonge regisseurs als Marcel Osterop (Toneelgroep Cargo) en Lucas de Man (Stichting Nieuwe Helden). Hij is mede-oprichter van het acteurscollectief Zomergasten. Samen met Peter Sonneveld werkte hij voor Poetry International festival in 2006. Met Michiel Bijmans speelde hij de voorstelling De Idealisten over Erich Wichman. Hij werkt ook als regisseur.

Salon Saffier intiem literair theater.


donderdag 29 september 2016

Schoon & haaks [afl. 12]

SCHOON & HAAKS [AFL. 12]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de  rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de twaalfde aflevering (2016, nr. 4) staan recensies van de volgende boeken:

  • Rob van Schaik, Op weg naar een nieuwe wereld. Van servet naar tafellaken. Den Haag: eigen beheer, 2015.
  • Rob van Schaik, Een schooljongen in de schaduw van de oorlog. Den Haag: eigen beheer, 2de druk 2015. 
  • Toke van Helmond-Lehning, Bin ich kein Schriftsteller? Walter Benjamin en Ernst Bloch en hun medewerking aan i10. Rimburg: Huis Clos, 2016.
  • Guillaume Apolinnaire, Poèmes secrets. Geheime gedichten. Vert. Paul Claes. Bleiswijk: Vleugels, 2016.
  • L.H. Wiener, Oog in oog met Bordewijk. Haarlem: de Korenmaat, 2016.
  • Miriam Merzbacher-Blumenthal, Een meisje uit Berlijn. Vert. Anne Stoffel. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2016. 
| Zie verder Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon &haaks’, De Parelduiker 21 (2016), nr. 4, pp. 63-67.


donderdag 22 september 2016

Hans Bethge hervertaald (Recensie)

HANS BETHGE: DE BEWERKER HERVERTAALD
 
In 1907 publiceerde Hans Bethge (1876-1946) Die chinesische Flöte: een bloemlezing van Chinese klassieke gedichten waarvan tienduizenden exemplaren zijn verkocht. Blijvende bekendheid  genieten deze gedichten als zangtekst in talrijke composities, waarvan Mahlers Das Lied von der Erde de bekendste is. Bethge kende geen Chinees en bewerkte bestaande prozavertalingen, vooral via het Frans. Ook Bethge werd ruim vertaald, onder anderen door Hélène Swarth (1921). Componist en bariton Jan-Paul van Spaendock (1956), wiens tweede verhalenbundel Bankjeszomer onlangs bij Flanor verscheen, waagt zich aan een anachronistisch experiment: een nieuwe vertaling van Bethges bewerkingen. Hij koos in ieder geval voor de gedichten uit Das Lied von der Erde. Zijn uitgangspunt was Bethge ‘zo trouw mogelijk’ te volgen, ‘in betekenis zowel als in metrum.’ De Avalon Pers van Jan Keijser maakte een liefdevol boekje met een fraaie chinoiseristische omslagtekening van kostuumontwerpster Rosanne van Spaendonck, ideaal voor wegdromen bij Mahlers panoramische slotstuk: ‘De aarde is dezelfde overal, / En eeuwig, eeuwig zijn de witte wolken…’. Wilt Idema heeft in zijn bloemlezing (1991) voor de directe vertaling van dit gedicht van Wang Wei 44 woorden nodig waar Van Spaendonck via Bethge op 84 komt. In zijn verantwoording geeft deze grif toe: ‘Met Chinese poëzie heeft deze bundel niet zoveel te maken’.

Hans Bethge, De Chinese fluit (vert. Jan-Paul van Spaendonck). Woubrugge: Avalon Pers, 2014.  32 p. 99 ex. € (Leidse Slootweg 4, 2481 KH Woubrugge avalonpers@hetnet.nl).
Jan-Paul van Spaendonck, Bankjeszomer. Nijmegen: Flanor, 2014. 195 p. € 17,50 (Beijensstraat 30, 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com).


| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 4,  p. 188.
 

'Kampgedichten' van Jan de Vries (Recensie)

'KAMPGEDICHTEN' VAN JAN DE VRIES ONTDEKT
Oudgermanist Jan de Vries (1890-1964) staat geboekt als collaborateur ‘op niveau’. Het tribunaal dat hem in 1948 tot internering voor de duur van zijn voorarrest veroordeelde, trok evenwel zijn persoonlijke integriteit niet in twijfel. In in eigen beheer uitgegeven geschriften heeft de Groningse oudgermanist A.D. Kylstra (1920-2009) zich intensief met deze omstreden figuur beziggehouden. Postuum verschijnt nu van Kylstra een onvoltooide biografie van De Vries in de Cahiers uit het Noorden (zie De Parelduiker 2014/2): een op A-4 formaat in minieme oplage op het kopieerapparaat geproduceerde reeks bronnenstudies. Ze worden zonder enige reclame uitgegeven door een collega van Kylstra, de Groningse oud-hoogleraar geschiedenis A.H. Huussen jr. De ondertitel ‘met een reproductie van zijn Kampgedichten’ wekt bevreemding. Deze term, door De Vries zelf gebezigd, lijkt gereserveerd voor gevangenen van de nazi’s. Zelf zat hij in Duitsland en Vught in kampen, maar na de oorlog en in het gezelschap van andere collaborateurs. Kylstra slaat een grimmige toon aan tegen vakgenoten die De Vries onheus zouden hebben behandeld of niet begrepen. In zijn inleiding vereffent Huussen op zijn beurt een rekening met jonge vakbroeders die Kylstra voor vermeende pogingen De Vries te rehabiliteren ‘als een kwajongen’ behandelden. Het voorwoord van Kylstra bevat een dramatische passage: ‘In 1961 ben ik in Utrecht gepromoveerd […]. Toen na het steekspel de hooggeleerde opponenten zich terugtrokken om zich te beraden, draaide ik mij om; ik keek naar het publiek en zag De Vries zitten, uiteraard geïsoleerd, zoals hij ook in de bus werd gemeden. Naast De Vries kon men niet plaatsnemen. Ik stevende op hem af en zei: “Professor, wat vind ik dat fijn, dat U bent gekomen”. Dat heeft mijn naam geen goed gedaan.’ Een schitterende scène: ook de opponenten zullen hebben begrepen wie in de zaal zat. Maar of zij hem wilden zien? Na zijn ontslag als Leids hoogleraar en gevangenschap was De Vries in 1948 in Oostburg als leraar aan de slag gegaan en in totaal isolement beland. Met mannenmoed schreef hij verder aan een internationaal gezaghebbend oeuvre. In Nederland werd hij geboycot maar in 1962 gaf hij nog een gastcollege in Oxford. Weinig bekend is dat Propria Cures in 1913 gedichten van De Vries plaatste. Daarna publiceerde hij schijnbaar geen poëzie meer.  Zijn tot dusverre onbekende, in gevangenschap geschreven gedichten, die Huussen in 2013 als manuscript in een antiquariaat kocht, staan als bijlage in Kylstra’s biografie. Oprecht gemis spreekt uit het gedicht ‘Aan Machteld’, geschreven in 1947 bij het huwelijk van zijn dochter dat hij als gevangene niet kon bijwonen: ‘De bruiloftsdisch was toebereid. / De bruid kwam aangeloopen, / Maar aan den ingang stond zij stil: / Twee plaatsen stonden open. [...] Haar ouderhuis bestond niet meer: / Daarom die plaatsen open.’ Veel gedichten gaan over gevangenschap en dingen in de buitenwereld die herinneren aan ‘’t wonder van het vrije  leven’: pinksterklokken die luiden in de verte, een trein met wuivende mensen die het kamp voorbijrijdt waarin ‘Als raadloos voor een vreemde poort’ gevangenen staan. Reflecties op eigen gemis gaan zelden gepaard met politieke inkeer, al roept De Vries eens uit: ‘Wat hebben wij aan dwaasheid fel beleden!’ Als op het sportveld in het kamp een zelfbewuste jongeman opduikt, kennelijk een Duitser, ontwaakt een Dietse bard in De Vries: ‘Niets is hem meer gebleven / Dan stoere, ijzren wil in zijn stoeren kop.’ Er volgt een bezwerend woord aan Duitsland: ‘Vertwijfel niet, o volk! Te midden van Uw leed / En onderworpenheid aan vreemde wereldmachten / Schrijdt in het vol besef van mannelijke krachten / Het jong geslacht, met schouders sterk en breed’ (Recklinghausen, 12 oktober 1947). Of het vers voor publicatie was bestemd?

 A.D. Kylstra, Jan P.M.L. de Vries (1890-1964): bijdragen tot een biografie met een reproductie van zijn Kampgedichten. Oegstgeest 2014 (Cahiers uit het Noorden; 29). 222 +  98 p. € 10 (Rustenborchdreef 108, 2341 AS Oegstgeest).

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 4,  pp. 187-188. 

Louis Couperus in Duitsland (Recensie)

LOUIS COUPERUS IN DUITSLAND

In geen land verschenen zoveel Couperus-vertalingen als in Duitsland. Toen R. Breugelmans zijn bibliografie van Couperus-vertalingen maakte (2de druk 2008), besefte hij evenwel niet dat van één Duitse titel, net zoals in Nederland, vaak meerdere uitvoeringen verschenen. Dat nog werelden te ontdekken zijn, bewijst Ruud Veen (1943), kleinzoon van Couperus’ uitgever L.J. Veen, in zijn proefschrift Couperus bij de buren. Veen positioneert zich nadrukkelijk als boekwetenschapper: hij beperkt zich tot de uitgave van Couperus in Duitsland en laat receptie en beeldvorming buiten beschouwing. Dat dit perspectief resultaat oplevert, blijkt alleen al uit  de bibliografie. Zo zien we bij Veen per titel een soms verbluffend aantal bindvarianten dat op de Duitse markt kwam: papieren, linnen, halflinnen, halfleren, leren band etc. Een uitgeefgeschiedenis en minutieus variantenonderzoek per titel vormen de kern van dit onderzoek. Aan dit boek gaat een verzamelaarsprestatie vooraf: Veen kon zijn werk schrijven op grond van zijn eigen collectie. Een groot verschil in leescultuur komt boven water.  Wij associëren Couperus vooral met Haagse romans maar Eline Vere, De boeken der kleine zielen en Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan kwamen in Duitsland nooit in boekvorm in vertaling uit. In Duitsland was De berg van licht de best verkochte titel: acht drukken bij drie uitgevers. Hoofdvraag blijft waarom Duitse uitgevers Couperus op grote schaal uitgaven: zaten ze echt op hem te wachten? Het blijkt dat de figuur van de vertaler veel belangrijker was dan Couperus die bovendien regelmatig als Belg of Vlaming werd opgevoerd. De sleutel ligt bij de in Amsterdam geboren maar vanuit Berlijn en een vakantiehuis in het Zwarte Woud opererende vertaalster, zangeres en societyfiguur Else Otten (1873-1931). Zij vertaalde 18 van de maar liefst 23 Duitse Couperus-titels uit de jaren 1892-1931. Na haar dood werd het meteen stil: er verscheen niets meer tot de DDR-herdruk van Die verliebte Esel uit 1957. Het initiatief lag uitsluitend bij Otten: zij kocht rechten bij Couperus en probeerde vertalingen bij wisselende uitgevers onder te brengen. Ze liep daarbij het financiële risico maar verdiende uiteindelijk ruim aan de meer dan 150.000 exemplaren die van haar vertalingen zijn gedrukt. Ze leek meer op een agent of impresario dan een vertaler. Het waren andere tijden: Otten vertaalde heel vrij en dicteerde in moordend tempo aan een stenotypiste. Alle Duitse Couperus-banden zijn in Veens boek in alle varianten in kleur afgedrukt. Misschien zullen ooit nieuwe varianten boven water komen maar het resultaat is een heerlijk boek dat door alle kennis van de praktijk van het uitgeven en aandacht voor de structuur en beschrijving van boekbanden ook in algemene zin leerzaam is. Else Otten, die ook Frederik van Eeden vertaalde en naar wie inmiddels een ‘Übersetzerpreis’ is genoemd, lijkt wel een biografie waard.

Ruud  K. Veen, Couperus bij de buren. Een onderzoek naar de uitgaven van het werk van Louis Couperus bij Duitse uitgevers tussen 1892 en 1973. Culemborg: Stichting Couperus – collectie Veen, 2015. 426 pp. € 49,50 (veen@couperus-collectie.nl).

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 4,  pp. 185-186.

Zeven keer Studio 3005 (Recensie)

ZEVEN KEER STUDIO 3005

Al decennia domineren ‘klassieke’ persen als Avalon Pers, Ser J.L. Prop, In de Bonnefant en Statenhofpers het bibliofiele landschap. Ze houden een constante productie vol, meestal in mooie sobere vormgeving die dienstbaar is aan de tekst. Deze rubriek  (De Parelduiker 2014/3, 2014/4-5) signaleerde al eerder een op beurzen en de website van Drukwerk in de Marge meteen in het oog springende nieuwkomer: Studio 3005. De pers lijkt in 2015 actiever dan ooit. Bij drukker Marc Vleugels staan vormgeving en tekst nadrukkelijk op gelijke voet. Hij combineert ambachtelijk, op zijn proefpers gedrukte omslagen ook met uitbesteed binnenwerk in offset. Oplages liggen vaak niet boven de vijftig exemplaren. Bij gelegenheid zet Vleugels zijn eigen letter in: de OCW Talent, ontworpen voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Perfecte afwerking en een kleurrijke, avontuurlijke, strakke montagestijl kenmerken zijn boekjes. Inhoudelijk mikt Vleugels vooral op vertalingen in eigenzinnige sfeer. De pers oogt actueel, ook al startte dit jaar met Twee gedichten voor Lou van Guillaume Apollinaire (1880-1918): liefdespoëzie geschreven aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Vier boekjes verschenen  in samenwerking met Poetry International. Daar is ook een puur Nederlands boekje bij: De wemeling, nagelaten gedichten van Erik Menkveld (1959-2014). Het tweetalig uitgegeven lange gedicht van Peter Gizzi (1959) Vincent, terugverlangend naar het land der schilderingen verschijnt als keerdruk, waarbij het Engels ondersteboven vanaf de achterkant terugloopt.  Het omslag van Uit een verte ver voorbij de woorden van de Roemeense dichteres Doina Ioanid (1968) is tevens titelpagina en beginpagina van haar prozagedicht. De Chileen Yanko González Cangas (1971), volgens de website van Studio 3005 ‘de ontdekking van de Poetry 2015’, komt met een onruststoker. brr. s: titels van prozagedichten waarin op elke werkvloer herkenbare irritante collega’s zijn geportretteerd. Gelukkig bepaalt Poetry niet alle aanwas. Zo verschenen twee vertalingen van Arno Schmidt (1914-1979), wiens onbeschrijflijk bizarre en letterlijk en figuurlijk loodzware, drie koloms hoofdwerk Zettel’s Traum (1970) als hét cultboek van de moderne Duitse literatuur geldt. Een primeur is Schmidt niet: Jan H. Myskin verzorgde rond de eeuwwisseling al vertalingen bij de uitgeverijen Perdu en IJzer. De nieuwe uitgaven zijn een overtuigend pleidooi voor een geheimzinnige, avant-gardistische auteur die zich decennia met zijn vrouw als kluizenaar terugtrok in het heidedorpje Bargfeld in Nedersaksen. Een stichting ontfermt zich nu over het houten huisje met schrijversarchief en bibliotheek waarbij de Schmidts in eigen tuin zijn begraven. Een in Schmidt gespecialiseerd antiquariaat heeft zich vlakbij op de heide gevestigd. Sleutels ruilen schetst een vluchtelinge in een dorpje die sleutels verzamelt en desnoods steelt. Haar karakteristiek zal menig bibliofiel herkenbaar voorkomen: ‘als ik een zwak heb voor een bepaald type mens, dan wel voor de verzamelaar: hartstocht en onverbiddelijkheid; teerheid en moordlust’. Verhalen van Stürenburg bundelt korte verhalen van een landmeter in ruste waaruit blijkt dat avant-gardist Schmidt ook het ouderwetse handwerk van spannend vertellen beheerst. Het gaat hier om ‘gewoon’ ingenaaid offset. We zijn benieuwd hoe lang Marc Vleugels de combinatie van proefpers en offset volhoudt en wie wint: de uitgever of de drukker? Vermoedelijk in ieder geval een derde: de vormgever.

Guillaume Apollinaire, Twee gedichten voor Lou. Vert. Kiki Coumans. 2015. 8 p. 48 ex. € 20 | Erik Menkveld, De wemeling. 2015. 16 p. 130 ex. € 23 | | Peter Gizzi, Vincent, terugverlangend naar het land der schilderingen. Vincent, Homesick for the Land of Pictures. Vert. Samuel Vriezen. 2015. 24 p. 40 ex. € 28,50 | Doina Ioanid, Uit een verte ver voorbij de woorden. Vert. Jan H. Mysjkin. 2015. 4 p. 48 ex. € 18,50 | Yanko González Cangas, een onruststoker. brr. s. Vert. Bodil Kok. 2015 8 p. 26 ex. € 21,50 | Arno Schmidt, Sleutels ruilen. Vert. Jan H. Mysjkin. 8 p. 49 ex. € 17,50 | Arno Schmidt, Verhalen van Stürenburg. Vert. Jan H. Mysjkin. 2015. 45 p. 300 ex. € 14,50 | Uitgaven van Studio 3005 (Van ’t Hoffstraat 27, 2665 JL Bleiswijk 3005@bart.nl).  

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 4,  pp. 184-185.

dinsdag 9 augustus 2016

Schoon & haaks [afl. 11]


SCHOON & HAAKS [AFL. 11]

In De Parelduiker staat vanaf nummer 2 van de jaargang 2014 de  rubriek ‘Schoon & haaks’ waarin ik publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers bespreek. In de elfde aflevering (2016, nr. 3) staan recensies van de volgende boeken:

  •  Joseph Roth, Aardbeien. Een romanfragment. Vert. Els Snick. Lochem: Het Huis met de Drie Gedichten, 2016.
  •  Christophe Tarkos, Ik ben vrij. Vert. Kiki Coumans. Bleiswijk: Vleugels, 2016.
  •  Guus Luijters, Ménilmontant. Bleiswijk: Vleugels, 2016.
  •  Lans Stroeve, Petit livre d’eau. Vert. Jan H. Mysjkin. Bleiswijk: Vleugels, 2016.
  •  Blaise Cendrars, Ik heb gedood! Vert. Mirjam de Veth. Bleiswijk: Vleugels, 2016.
  •  Louise de Vilmorin, Sint Eensgelee. Vert. Atelier de Traduction d’Amsterdam. Blesiwijk: Vleugels, 2016.
  •  Johann Wolfgang Goethe, West-oostelijke divan. Vert. Ard Posthuma. Nijmegen: Flanor, 2016.
  • Kafka geïllustreerd door J.M.A. Biesheuvel. Vert. Nini Brunt. Woubrugge: Avalon Pers, 2016.
 
| Zie verder Jan Paul Hinrichs, ‘Schoon &haaks’, De Parelduiker 21 (2016), nr. 3, pp. 63-68.

zondag 24 juli 2016

F.B. Hotz: Over J. van Oudshoorn (verschenen)

F.B. HOTZ: OVER J. VAN OUDSHOORN
 
Op 23 juli 2016 verscheen: F.B. Hotz, Over J. van Oudshoorn. Vijf brieven aan Wam de Moor. Bezorgd en van een voorwoord voorzien door Jan Paul Hinrichs. 's-Gravenhage: Statenhofpers, 2016. 37 pp. Opl.: 100 Arabisch genummerde exemplaren ingenaaid + 15 handgebonden exemplaren in halfoasis. Prijs: € 29,50 (ingenaaid).

Voor bestellingen:  https://statenhofpers.nl/



F.B. Hotz, Over J. van Oudshoorn. Vijf brieven aan Wam de Moor.
 Bezorgd en van een voorwoord voorzien door Jan Paul Hinrichs.
 's-Gravenhage: Statenhofpers, 2016.