Frans Erens (1857-1935) vertelt in
Vervlogen jaren dat hij tijdens zijn
Parijse studietijd, die in januari 1881 begon, zo nu en dan wisselde van
pension of hotel. Zo kwam hij op aanraden van Hollandse kennissen terecht in
een pension in de rue Drouot: ‘De dames en heren in dit pension waren meestal
afkomstig uit het noorden van Europa: Denen, Zweden, Noren, Finnen. Ook
verbleef er een Italiaan, de markies de Malespina, van een oer-oud adellijk
geslacht. Zo ik mij niet vergis, komt de naam al bij Dante voor. Hij was zeven-
of achtentwintig jaar, donker van haar en gelaatstint en hij droeg een volle
baard. Na enige malen met hem geconverseerd te hebben, kwam ik tot de
overtuiging, dat hij iemand was van een buitengewoon karakter en van velerlei
talenten. Hij was een geboren diplomaat en hij is een jaar of tien daarna dan
ook gezant geworden.’[1]
Bij uitzondering zet bezorger Harry G.M. Prick bij dit
fragment geen voetnoten die men toch wel had verwacht. We vragen ons daarom af:
wie was deze man en klopt die verwijzing naar Dante? Op de website van de
Italiaanse senaat vinden we gegevens over Obizzo Malaspina di Carbonara
(1855-1933) die Italiaans gezant was in Buenos Aires, Washington en
Constantinopel. [2] Een Corrado
Malaspina († na september 1294) komt inderdaad bij Dante voor in de Goddelijke Comedie.[3] Erens moet na zijn Parijse tijd nog over markies Obizzo Malaspina hebben gehoord, omdat hij anders niet geweten had dat hij diplomaat was geworden. Misschien was het hem niet ontgaan dat Malaspina in 1889 in Den Haag is getrouwd met een telg uit een Zuid-Nederlands geslacht, Catharina Louisa Carolina barones van Zuylen van Nyevelt (1860-1950)?[4] Of had hij bemerkt dat Malaspina in 1888 tot Italiaans legatiesecretaris in Den Haag was benoemd?[5]
Erens’ memoires worden vaak geroemd om hun betrouwbaarheid. Zo’n fragment bewijst weer eens dat dat niet zonder grond is. De fout in de spelling – Malespina voor Malaspina – zullen we toeschrijven aan de omstandigheid dat hij zijn memoires niet heeft geschreven maar verteld aan zijn vrouw.
Jan Paul Hinrichs
NOTEN
[1] Frans Erens,
Vervlogen jaren, ed. Harry G.M. Prick
(Amsterdam: de Arbeiderspers, 1989), pp. 162-163.
[2]http://notes9.senato.it/web/senregno.nsf/2a9c00aad2bca710c125711400599e36/a9de9fd7ae1e8c7e4125646f005cf2ba?OpenDocument
(geraadpleegd op 12 november 2016).[4] Het Nieuws van den Dag, 27 april 1889.
[5] Het Nieuws van den Dag, 4 augustus 1888.