Karel van het Reve
(1921-1999) kon zijn stukjes schijnbaar overal kwijt. ‘Ze willen altijd mij
hebben’, pochte hij tegenover ons studenten. Zijn aanhang zat op
sleutelposities: Renate Rubinstein, Maarten ’t Hart, Nico Scheepmaker, Rudy
Kousbroek, Theodor Holman, Hugo Brandt Corstius, Ivan Sitniakowsky etc. konden
er geen genoeg van krijgen zijn naam te droppen. Jeroen Brouwers gaf ooit
tegengas maar bereikte weinig. Van het Reve’s werk
heeft tijdens zijn leven en na zijn dood evenwel opvallend weinig aanleiding
voor serieus onderzoek gegeven. Er verscheen een onbeholpen biografie (2004) van
Ger Verrips waarin essentiële gegevens ontbreken. Een prachtige prestatie blijft
het zevendelige verzameld werk (2008-2011), hoewel veel stukken er ongemotiveerd
niet in staan en een bibliografie van alle geschriften, die de lezer volledig
had kunnen informeren, ontbreekt. Onderzoek begint bij bronnen: waar
haalde Van het Reve zijn uitspraken vandaan? Was hij werkelijk zo origineel als
zijn fans spoorslags aannemen? Flip Treffers, oud-hoogleraar kinderpsychiatrie
in Leiden die eerder een studie over Achterberg en zijn psychiaters publiceerde,
onderzoekt in “Vladimir
Vladimirovitsj en ik” Van het Reve’s omgang met Vladimir Nabokov (1899-1977)
die hij tegenover Bibeb zijn ‘grote liefde’ noemde. Van het Reve hield
zich lange tijd voor ontdekker van Nabokov in Nederland want wist niet dat zijn
concurrent Charles B. Timmer hem jaren voor was geweest (overigens voor het
eerst in Litterair Paspoort in 1948
en niet, zoals Treffers aangeeft, in Libertinage
in 1949). Treffers
waagt zich op verraderlijk terrein waar plagiaat, bewuste of onbewuste
beïnvloeding en toevallige overeenkomsten soms moeilijk uit elkaar te houden
zijn. Hij pleit Van het Reve vrij van de beschuldiging van ‘de bekende slavist’
Hans Boland dat hij zijn levenslange kritiek op Dostojevski regelrecht aan
Nabokov ontleent maar verdedigt de stelling dat hij in zijn essay ‘Freud over
Dostojevski’ (1980) Dostojevski-biograaf Joseph Frank plagieert. Een sluitend
bewijs hiervoor overlegt hij niet. Treffers benadeelt zichzelf door deze
kwestie op te blazen want elders opereert hij effectiever. Zijn conclusie is
dat Van het Reve nooit iets origineels over Nabokov heeft gezegd, diens werk slecht
kende en niet duidelijk maakte wat zijn affiniteit met hem was. Ondertussen
herhaalde hij zichzelf uitentreuren en liet zich vaker negatief dan positief
over Nabokov uit. Treffers, befaamd klokkenluider op eigen vakgebied, trekt
zijn oordeel door naar het hele essayistische werk van Van het Reve: ‘Waarschijnlijk
zagen nogal wat mensen die deskundig waren op de gebieden waarover Van het Reve
zich uitliet ervan af met hem te polemiseren, omdat ze de inhoud van zijn
essays te onbeduidend vonden. Daar kwam bij dat Van het Reve vaak voor een
toonzetting koos, die weinig ruimte liet voor een substantiële reactie.’ Zijn
op Multatuli’s Ideën geënte
‘fragmenten’ noemt hij ‘even loos als pretentieus’. Treffers komt met de ontluisterende
stelling dat het verzameld werk Van het Reve’s zwaktes, zoals de neiging zich
te herhalen, juist blootlegt: ‘De omvang […] is in niet geringe mate daaraan te
wijten.’ De eersteling van gelegenheidsuitgeverij Carson suggereert dat Van het
Reve te lang aan kritisch tekstonderzoek is ontsnapt. Treffers biedt een niet
te negeren aanzet tot een discussie over de originaliteit van zijn essays. Niet
eerder werd bij mijn weten zijn werk op één onderwerp zo grondig doorgespit. Of
het materiaal een generaliserend oordeel over het hele essayistische oeuvre
rechtvaardigt? Dat lijkt me niet. Het levert wel fraai koelbloedig proza op:
‘Zo vaak Van het Reve de namen noemde van mensen over wie hij niets te melden
had, zo vaak verzuimde hij de namen te noemen van kunstenaars en geleerden aan
wie hij gedachten ontleende.’ Uiteindelijk gaat het Treffers volgens zijn
zeggen niet om zijn collega Van het Reve die hij nooit ontmoette en pas laat ging
lezen: hij zag dit essay, dat hij ondanks een ernstige ziekte kon voltooien,
‘als vingeroefening voor daarna te schrijven beschouwingen over het werk van
Nabokov’. Helaas kon Flip Treffers (1946-2015) aan dit alleszins gedurfde werk
geen vervolg meer geven, want enkele weken na het verschijnen van zijn boek is
hij overleden. Van het Reve lijkt ondertussen toe aan een solide intellectuele biografie.
Flip
Treffers, “Vladimir Vladimirovitsj en ik”: Karel van het Reve en
Nabokov. Amsterdam: Carson, 2015. 143 p. € 21,50 (Emilie Knappertstraat 6A
1066 XB Amsterdam uitgeverijcarson@gmail.com).
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 2, pp. 64-65.
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 2, pp. 64-65.