DE TERUGKEER VAN F.C. TERBORGH
Het is nu nauwelijks meer voor te stellen: in 1977 was een interview met de buitenstaander F.C. Terborgh (1902-1981) op locatie in Portugal nog goed voor een coverstory in de Haagse Post. Aandacht ebde daarna weg. De P.C. Hooftprijs kreeg Terborgh niet meer. Zijn dood leverde beleefde krantenstukjes op, De Bezige Bij herdrukte in 1987 de roman De Turkenoorlog, jeugdvriend Axel Rosendahl Huber gaf in 1995 correspondentie uit, maar daarna trad een diepe stilte in. Een kwarteeuw verscheen geen nieuwe uitgave, noch een herdruk van Terborghs werk. We telden niet meer dan een of twee diepgravende artikelen, al liet H.C. ten Berge, die het langst en vaakst over Terborgh publiceerde, zijn naam nog wel eens vallen, laatstelijk nog in de bundel Een spreeuw voor Harriët (Atlas Contact 2018). Ook hield de oud-Shell-man Jan Doets enige tijd een interessante website rond Terborgh bij. Een biografie bleef uit, terwijl daarvoor via Terborghs vriendschappen met Slauerhoff en Roland Holst en zijn diplomatenleven onder zijn eigenlijke naam Reijnier Flaes veel pikant achtergrondmateriaal is: de Spaanse burgeroorlog, de Tweede Wereldoorlog in China, het verwoeste Warschau van na de oorlog en Portugal onder Salazar. Sinds 2011 is Terborghs archief in het Literatuurmuseum toegankelijk, al ontbreken daar nog altijd zijn dagboeken en auteursexemplaren.
Het is een gebeurtenis dat de Statenhofpers een nieuwe Terborgh-uitgave brengt: Aan de grens, een onuitgegeven bundel met vertalingen van klassieke Chinese gedichten die als persklaar typoscript in het Literatuurmuseum ligt. De neerlandistiek die Terborgh al had afgeschreven, staat buitenspel: het voorwoord en nawoord van twee sinologen plaatsen hem in een internationale context en tonen aan dat zijn werk zich uitstekend leent voor een wetenschappelijke benadering. Wilt Idema schetst minutieus de herkomst van de gedichten die Terborgh in augustus 1977 vertaalde. Terborgh, die geen woord Chinees kende, benutte Engelse vertalingen, vooral One Hundred Seventy Chinese Poems (1918) van Arthur Waley en Cold Mountain (1962) van Burton Watson. Zijn interesse dateert uit de jaren 1939-1942 toen hij aan de Nederlandse legatie in Peking werkzaam was, maar hij gebruikte ook andere vertalingen uit de jaren zestig, zodat duidelijk is dat hij zich redelijk breed oriënteerde. De hervertalingen zijn, anders dan die van zijn vriend Slauerhoff die voor Yoeng Poe Tsjoeng eveneens Waley gebruikte, zeer getrouw en onberijmd, zonder eigen ingrepen. De gedichten lezen niettemin als beelden uit Terborghs wereld: hij koos voor gedichten die passen bij zijn eigen stemmingen. Zo duiken barre, mistige landschappen op die we kennen uit Terborghs gedichten en prozawerk. In het titelgedicht ‘Aan de grens’ lezen we: ‘in groeiende mist en de zon in ’t Westen, staat eenzaam / de citadel, gesloten.’ Het herinnert ons meteen aan de citadel uit Het gezicht van Peñafiel (1947), de roman over een vlucht in Spaans landschap waaraan hij in Peking werkte.
Klaas Ruitenbeek schetst in zijn voorwoord de betekenis van China in leven en werk van Terborgh. Fascinerend is zijn speurtocht naar de bronnen van Terborghs meesterlijke verhaal ‘Shambhala’ waarin de hoofdpersoon op een imaginaire reis gaat naar de mythische bergen in het westen van China. Het lange verhaal blijkt niet alleen links te hebben met Slauerhoffs roman Het leven op aarde, maar ook met werk van de Brits-Hongaarse archeoloog Aurel Stein en enkele Franse auteurs die de reis daadwerkelijk hebben gemaakt: Nobelprijswinnaar Saint-John Perse die ook in Peking was gestationeerd en wellicht zelfs Victor Ségalen, Mogelijk is deze elegante uitgave een begin van een revival, want het archief van Terborgh biedt veel meer. Ruitenbeek citeert meermaals Logboek Cathay, een door Terborgh voor publicatie gereed gemaakte bewerking van zijn dagboek uit Peking (108 pagina’s typoscript) die ook op een eerste uitgave wacht.
F.C. Terborgh, Aan de
grens. Chinese gedichten. ’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2020. 61 pp. €
49,50 (www.statenhofpers.nl)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 25 (2020), nr. 4, pp. 58-60.