zondag 28 juni 2020

Bundel over Albert Vigoleis Thelen (Recensie)


BUNDEL OVER ALBERT VIGOLEIS THELEN

Albert Vigoleis Thelen (1903-1989) geldt als de meest Nederlandse Duitse schrijver. Hij komt uit Süchteln, bij Viersen, net over de grens bij Venlo, en studeerde Nederlands in Münster. Na verblijven in Mallorca en Portugal woonde Thelen van 1947 tot 1954 in Amsterdam. Op latere leeftijd sprak hij nog behoorlijk Nederlands. Pas op het einde van zijn leven keerde hij uit Zwitserland, het land van zijn echtgenote, naar Duitsland terug, waar hij stierf in een Altersheim in Dülken, weer een dorp bij Viersen. Zijn omvangrijke cultboek Het eiland van het tweede gezicht verscheen in 1953 in het Duits bij Van Oorschot. Een halve eeuw later verscheen het in de Nederlandse vertaling van Wil Bostoen, die onlangs (Cossee, 2018) ook tekende voor de vertaling van zijn tweede roman De zwarte heer Bazetub uit 1956. In de Thelen-bundel die bij Aisthesis Verlag verscheen, stellen de redacteuren Moritz Wagner en Magnus Wieland dat de aandacht voor Thelen na de viering van zijn 100ste geboortedag in 2003 ‘iets ingeslapen’ is. In de titel wordt Thelen ein moderner Tragelaph genoemd, naar het fabeldier uit de Griekse mythologie dat half-hert en half-bok is. Thelen noemde zichzelf zo: als aanduiding van een ondefinieerbaar, hybride type waartoe hij zich rekende. In het boek komen vooral facetten van Thelens werk onder de loep die in de schaduw van zijn prozawerk bleven: de briefschrijver, de dichter, de vertaler van Nederlandse en Portugese literatuur.
 Thelen was bevriend met Marsman en Ter Braak, recenseerde Duitse literatuur voor Het Vaderland en vertaalde Het verboden rijk van Slauerhoff. We lezen ervan in de bijdrage van Hans Ester, waaruit we al het een en ander wisten via een eerdere versie in De Parelduiker (2015/2 ). De meest actuele bijdrage voor het Nederlandse publiek komt van Carl Niekerk die ingaat op De zwarte heer Bazetub. Deze roman speelt in Den Haag en Amsterdam, waar de verteller een Braziliaanse jurist, waarvoor Manuel Francisco Pinto Pereira (1889-1956) model heeft gestaan, als tolk en privésecretaris begeleidt als deze voor een lezing in het Vredespaleis wordt verwacht. Niekerk gaat uitvoerig in op de twee Nederlandse professoren die in de roman onder eigen naam optreden: Izaak Kisch (1905-1980) en Jan Hendrik Willem Verzijl (1888-1987) . Een zekere hoogmoed tegenover de ‘rare vogel’ uit Brazilië is hen niet vreemd. Voortdurend is er twijfel aan de competentie van deze jurist uit het ‘oerwoud’. Bij Kisch en Verzijl speelt een opmerkelijk gegeven dat Thelen niet wist of bewust negeerde: beiden waren overlevenden van een Duits concentratiekamp. Hij portretteert ze als typische vertegenwoordigers van het establishment: mensen op voorgebakken posities die de buitenstaander Thelen zelf nooit ergens kreeg. Niekerk ziet de roman als een analyse van een maatschappij: hoe in Nederland van het begin van de jaren vijftig een zwarte met latent racisme wordt waargenomen. De Nederlandse psyche lijkt dan nog niet bevrijd van het koloniale verleden: huidskleur bepaalt het beeld van de gast. Een vraag blijft enigszins onbeantwoord: hoe verging het Thelen zelf in Nederland? Voelde hij zich als Duitser beter behandeld dan deze Braziliaan?

Moritz Wagner & Magnus Wieland (red.), Albert Vigoleis Thelen – ein moderner Tragelaph. Perspektiven auf ein vielgestaltiges Werk. Bielefeld: Aisthesis Verlag, 2019. 313 pp. € 39,80 (info@aisthesis.de)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 24 (2019), nr. 3, pp. 72-73.