J.J. VOSKUIL: EEN VOETNOOT BIJ IVAN BOENIN EN ANTON TSJECHOV
In Het Bureau van J.J. Voskuil bezoekt hoofdpersoon Maarten Koning in 1978 een congres nabij Belfast. Hij ontmoet daar een collega uit de DDR, de volkskundige Ulrich Panzer. Na het ontbijt staan Koning en Panzer buiten het hotel en kijken uit over een meer (geciteerd naar J.J. Voskuil, Het Bureau, 4. Het A.P. Beerta-Instituut (Amsterdam: G.A. van Oorschot, 1998), p. 866):
Ze keken naast elkaar over het
meer. ‘Das Meer ist gross,’ zei Maarten glimlachend, zoekend naar een onderwerp
van gesprek.
‘Ja,’ zei Panzer.
Maarten keek hem onderzoekend aan. ‘Sie kennen das?’
‘Nein?’
‘Tsjechow.’
Panzer schudde zijn hoofd.
‘Gorki, ich glaube Gorki, fand Tsjechow eines Morgens am Ufer des
Schwarzen Meeres. Er setzte sich neben ihn und fragte wie Tsjechow das beschreiben
würde. Tsjechow dachte einen Augenblick nach, dann sagte er: Das Meer ist gross.’
‘Ach so,’ zei Panzer glimlachend. ‘Ja, natürlich.’
De bedoelde passage over Tsjechov aan de Zwarte Zee staat niet bij Gorki, maar in de herinneringen van Ivan Boenin (zie Ivan Boenin, Over Tsjechov, vert. Jan Paul Hinrichs (’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2020), p. 9).