We beginnen met een correctie. In De Parelduiker (2015/5) schreef ik dat Huis Clos mede was opgericht
door Joep Schreurs (1952-1999), bij Amsterdammers bekend als boomlange ober in
restaurant Zuid Zeeland. Vormgever Piet Gerards, toen zijn compagnon bij uitgeverij
Gerards & Schreurs, en Marc Vleugels, inmiddels francofiel uitgever te
Bleiswijk, reageerden los van elkaar bliksemsnel: dat was niet waar! Zij waren
de oprichters, samen met Jack van Kronenberg. Waarvan acte. De verschillen
tussen beide persen waren voor mij, als medewerker aan beide fondsen, moeilijk
uit elkaar te houden. Zo kreeg ik de door mij vertaalde eerste Huis Clos-uitgave
in 1986 door Schreurs overhandigd en was Huis Clos in het begin alleen een
reeksnaam met uitgeverij Gerards & Schreurs als imprint. Hoe dan ook, wie
kon toen bevroeden dat Huis Clos het zo lang zou volhouden: zojuist verschenen
deeltjes 68 en 69, naar verluidt de slotuitgaven.
Gerards & Schreurs, voor Schreurs’ overkomst uit
Berlijn uitgeverij Gerards, had een voorloper: uitgeverij AAP. Deze gelegenheidsonderneming
gaf een gezeefdrukte vertaling uit van het futuristische dichtwerk Europa (1929) van de Pool Anatol Stern.
Het idee voor deze uitgave kwam van het uit Polen afkomstige echtpaar Stefan (1910-1988) en Franciszka (1907-1988)
Themerson. In 1962 had hun Gaberbocchus Press, genoemd naar een fabelwezen uit
een nonsensgedicht van Lewis Carroll, een Engelse editie uitgegeven, waarnaar
de Nederlandse is vertaald. Het is geen toeval dat Huis Clos een biografie van
deze Londense uitgeverij uitbrengt. Samensteller Walter van der Star beschrijft
alle zestig titels die sinds 1948 verschenen. Uitvoeriger gaat hij in op een
aantal gezichtsbepalende titels, zoals Themersons roman Cardinal Pölätüo (1961). Ook wordt uitgebreid stilgestaan bij de
Nederlandse connectie van de Gaberbocchus Press. Themerson leek
hier veel bekender dan in Engeland, onder meer dankzij de door W.F. Hermans
ingeleide vertaling Kardinaal Pölätüo
(De Bezige Bij, 1967). Van groot belang was de band van de Themersons met Jaco
Groot en uitgeverij De Harmonie, die distributeur en medeuitgever van de pers werd
en na de dood van het echtpaar nog enkele postume titels uitgaf. Ook Rudy Kousbroek
speelt voortdurend een rol: via zijn contacten kon Themerson in 1981 de Huizinga-lezing
Een leerstoel in fatsoen houden en werd
Cardinal Pölätüo in het Frans
vertaald.De verleiding is groot Huis Clos in het licht van de Gaberbocchus Press te bekijken. Huis Clos stort zich vooral op onderwerpen op het grensvlak van verschillende kunsten en is sterk documentair gericht, terwijl Gaberbocchus vooral een uitgeverij voor en van auteurs was, Stefan Themerson in de eerste plaats. Voorzover ik kan zien, komt alleen Kurt Schwitters als auteur in beide fondsen voor. Bij Gaberbocchus-uitgaven is sprake van een ‘telkens unieke combinatie van tekst, illustratie, vormgeving en materiaal’. Dit geldt ook voor de Huis Clos-uitgaven die allemaal door Piet Gerards zijn vormgegeven. Een grillige hang naar non-conformisme in uitvoering en onderwerpskeuze is beide persen eigen. Bij het laatste Huis Clos-deeltje, het essay Langs de Kapellekensbaan van cineast André Schreuders, met notities over diens verfilming van de roman van Louis Paul Boon, is een dvd (96 min.) met de film gevoegd. Ik schrijf verder geen necrologie, want ga er vanuit dat de uitgeverij op een of andere manier doorgaat, desnoods onder nieuwe naam. Misschien gaat Piet Gerards, die toch moeilijk kan gaan stilzitten, wel weer zeefdrukken, zoals in het begin bij AAP.
Walter van der Star, Biografie
van een uitgeverij. Biography of a
Publishing House. Stefan &
Franciszka Themerson & Gaberbocchus. 2017. 159 p. 600 ex. € 22,50;
André Schreuders, Langs de
Kapellekensbaan 2017. 47 p. (met dvd). 650 ex. € 22,50 (Uitgaven van Huis
Clos, p/a Gerard Terborghstraat 16-hs, 1071 TM Amsterdam willemvandeweteringh@)uitgeverijhuisclos.nl)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 23 (2018), nr. 2, pp. 70-71.
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 23 (2018), nr. 2, pp. 70-71.