zaterdag 21 december 2024

Józef Wittlin: Mijn Lwów (nawoord verschenen)

JÓZEF WITTLIN: MIJN LWÓW (nawoord verschenen)

Zojuist verscheen het nawoord in: Mijn Lwów (1946) door Józef Wittlin in vertaling van Dirk Zijlstra.

| Zie verder: Jan Paul Hinrichs, ‘Józef Wittlin en een verloren stad’, in Józef Wittlin, Mijn Lwów (vert. Dirk Zijlstra), Amsterdam: van Oorschot, 2024, pp. 71-77.

maandag 16 december 2024

Martine Cuyt: Ware vrienden (Recensie)

DE BOEZEMVRIEND VAN WILLEM ELSSCHOT

Deze rubriek (2023/2) schreef eerder over de grote rol van vriendschap in het leven van Willem Elsschot (1882-1960). Kwijt raakte hij vrienden ook, zoals na publicatie van het geruchtmatige Borms-gedicht. De enige vriend van voor de Eerste Wereldoorlog die hem trouw bleef, is de beeldhouwer Frans Claessens (1885-1968) aan wie Martine Cuyt het boekje Ware vrienden wijdt. Wat bond hen? Beiden waren Antwerpenaren: ‘Ze waren in hun jonge jaren anarchisten. Ze kenden de stad van haver tot gort. Ze waren leeftijdsgenoten. Uitstekende mensenkenners en portrettisten. Dichters ook.’ Dit gold ook voor de gemeenschappelijke vrienden Jan van Nijlen en Ary Delen, die later uit Elsschots leven verdwenen. In een tijd van opkomend modernisme en avant-garde excelleerde de bescheiden Claessens, die niet graag op foto’s kwam, in kinderkopjes. Ook portretteerde hij Elsschot en hij bewees hem de ultieme vriendendienst: op de dag van zijn dood nam hij hem het dodenmasker af. Ook goot hij zijn schrijvershand af. Vlak daarop overleed Elsschot vrouw. En ook van haar nam Claessens  het dodenmasker af. Uiteraard ontwierp hij ook het grafmonument.

Een meerwaarde krijgt dit boekje door foto’s, velen uit privébezit. De indrukwekkendste is de foto van vier kortgeknipte Elsschot-dochters in donkere mantelpakjes die bedroefd en vol ongeloof aan het graf van hun ouders staan. De vrouw van Claessens, tevens de boezemvriendin van Elsschots vrouw, staat er met gesloten ogen bij. Tot haar dood was Elsschots kleinzoon Jan Maniewski, oftewel Tsjip, haar huisarts, zoals haar zoon en kinderen in 1965 een huisarts vonden in Elsschots zoon Willem De Ridder. Dit zegt ook iets over de vriendschap van Elsschot en Claessens. De wijnfeesten van Elsschot, waar Claessens stamgast was, net als diens zoon en later diens kinderen, werken nog lang na. Nog altijd schijnen in wederzijdse families beelden van Claessens en opdrachtexemplaren van Elsschot te circuleren, Kennen we zulke verwevenheden in Holland? Uiteindelijk leek Elsschot zijn netwerk, de sleutel tot zijn welvaart, belangrijker te vinden dan zijn werk.

Martine Cuyt, Ware vrienden. Frans Claessens en Willem Elsschot. Antwerpen: Willem Elsschot Genootschap, 2022. 122 pp. € 14 (www.weg.be)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 28 (2023), nr. 5, pp. 78-79.

zondag 15 december 2024

F.C. Terborgh: Wat ik geloof (Recensie)

GELOOFSBELIJDENIS VAN F.C. TERBORGH

Al eerder traceerde deze rubriek (2022/1) een comeback van F.C. Terborgh (1902-1981), pseudoniem van Reijnier Flaes. De Statenhofpers neemt het voortouw: na Aan de grens, vertalingen van Chinese gedichten (2020/5) en de autobiografische tekst Jeugd (2021) komt de Haagse pers nu in haar budgetreeks Saldencahiers met een nieuwe ongepubliceerde tekst uit de nalatenschap in het Literatuurmuseum: Wat ik geloof. Terborgh komt met meditaties rond uit zijn oeuvre welbekende begrippen als ‘bezinning’ en ‘aanvaarding’. Hij breekt een lans voor een ‘eerlijk agnosticisme’ als ‘beste grondslag’ voor ‘tevreden en evenwichtig leven’. Terborgh maakt excursies over ouder worden, ‘het langzaam naderen van de Dood – een stemming als voor het begin van een reis. Een vage onrust: of men ook niets heeft vergeten...’ Hij voelt zichzelf gelaten, gerust: ‘Een gevaarlijke kaap werd blijkbaar omzeild. Men denkt de Dood te hebben overwonnen.’ Mooi is de lofzang op de ‘goede levensgezel’ als ‘goede kameraad’, een verwijzing naar zijn langdurige, in Riga geboren huisgenote Katja Endel die inmiddels was overleden. Men voelt de stilte en eenzaamheid van een huis waarin hij alleen is met zijn honden en huishoudster. Misschien is dit geschrift niet zo gepolijst en diepzinnig, de stijl her en der krampachtig, maar voor de lezer van zijn werk informatief en verbluffend modern als hij anno 1979 te keer gaat tegen overbevolking, klimaatveranderingen, roofbouw en ontbossing: ‘Men doet zijn best met man en macht om een der laatste vitale bosgebieden, de Amazonas, te vernietigen.’

Even belangrijk is het nawoord van H.C. ten Berge (1938) die Terborgh in de jaren zeventig in Portugal bezocht. Voor zijn gastheer ‘was ik een jongeman die met jij en jou kon worden aangesproken.’ Tegelijkertijd noemt Ten Berge hem ‘gastvrij en gulhartig’, maar ‘ook opvliegend en onheus’. De breuk die later kwam, schrijft Ten Berge mede toe aan het wegvallen van Katja Endel, die een matigende invloed had op ‘Baas’, zoals ze hem veelbetekenend aansprak. Hoe dan ook: Ten Berges uitnodiging aan Terborgh om bijdragen te leveren aan Raster heeft uiteindelijk diens literaire lot in niet geringe mate bepaald. Zonder Ten Berge, die het initiatief nam voor het Verzameld werk dat bij De Bezige Bij verscheen en het boekje Een schrijver als grenskozak ter promotie schreef, was Terborgh in de jaren zeventig veel minder voor het voetlicht gekomen. En komt Terborgh ooit nog uit de huidige, hem passende private press-sfeer, waarin hij in 1940 met privédrukken bij de Paters Lazaristen in Peking begon? Deze vraag laat zich wellicht na verschijnen van de aangekondigde biografie beantwoorden. 

F.C. Terborgh, Wat ik geloof. ’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2023.  45 pp. Opl.: 100 ex. € 19,50 (info@statenhofpers.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 28 (2023), nr. 5, pp. 76-77.

Bij het dagboek van Max de Jong (Recensie)

MAX DE JONG: HET GEZICHT VAN AMSTERDAM?

Hoeveel lezers heeft Max de Jong (1917-1951)? Van Oorschot haalde zijn Dagboek (2016) na een verkoopfiasco door de papierversnipperaar. De Verzamelde gedichten (zie 2023/1) verschenen bij de Statenhofpers in een oplage van 125 exemplaren. Als bezorger Bob Polak tien exemplaren kreeg en enkele exemplaren ter promotie afvallen, blijven 110 exemplaren voor verkoop over. Nu heeft deze pers liefhebbers die alles afnemen. Als we die afname conservatief op dertig exemplaren begroten, blijven tachtig exemplaren over voor de Max de Jong-fans. De site van de Statenhofpers, vermeldt (peildatum 13.09.2023) nog 46 leverbare exemplaren: een unicum voor de pers die een patent heeft op het snel uitverkocht raken van haar boeken. Veel meer dan zo’n dertig échte Max de Jong-fans zullen niet bestaan: zelfs voor de erenaam cultschrijver lijkt zijn achterban te beperkt. Dit beeld wordt bevestigd door de performance van de Leidse uitgeverij Fragment waarvan de uitgaven ook vaak direct na verschijnen zijn uitverkocht. Twee uitgaven van Fragment (2023/1) over Max de Jong uit 2022 zijn nog altijd leverbaar. De opgeblazen mythe rond zijn figuur is veel sterker dan zijn ware rol in de literatuur: uitgevers verslikken zich steeds weer. De verdoemde Max de Jong blijft als vanouds een man voor roofdrukken. 

            Nu heeft Polak met Bij het dagboek van Max de Jong een soort compendium gemaakt over het Dagboek. Deze omvangrijke nieuwe uitgave van Fragment dingt naar de onderscheiding voor het meest extreme en gewaagde boek van het afgelopen jaar. Het onderwerp is immers het doorgedraaide dagboek van een vrijwel ongelezen auteur. Fragment heeft als handreiking naar de lezer het dagboek gescand op haar website geplaatst. Polaks fenomenaal door Piet Schreuders en Huug Schipper geïllustreerde en vormgegeven boek gaat vooral over Amsterdam in de jaren 1947-1951, de laatste levensjaren van Max de Jong. Het toont ons aan de hand van het dagboek thematisch een donkere stad vol armoede, kolenbonnen, kacheldamp, woningnood en abortussen met hormoonspuitjes en zeepwater. Hospita’s, radio’s bij de buren en chronisch ongeluk in de liefde vergallen Max de Jongs leven. De woningen, dansscholen, eethuizen en bioscopen uit het dagboek komen door Polaks ultieme speurwerk gerubriceerd tot leven, compleet met 3-D plattegronden en de affiches van de films die hij zag. Polak gaat ook tekstueel tot het uiterste: hij heeft geteld dat in het Dagboek pianospel Max de Jong 75 keer stoort, radio 289 keer en vijftien keer belletje trekken. Bijzondere details duiken op, ook veel nagalm van de oorlog: de woning aan de Stalinlaan die Max de Jong op 1 juli 1948 betrok, had jaren leeg gestaan, omdat de vorige bewoner was gedeporteerd en in Auschwitz vergast.

 Nuttig zijn de korte biografieën van de bezoekers van eethuis De Nieuwe Biekorf, namen die niet bijzonder opvallen in het dagboek, maar bij nader inzien enige context krijgen: verzetsman Jan Cost Budde, psychologe Käthe Schlesinger, historicus Philip de Vries, fotograaf Frans Zuydwijk en anderen. Joods Amsterdam is hier en elders in dit boek sterk vertegenwoordigd. Het relaas over de radioprogramma’s die Max de Jong stoorden, zoals AVRO’s De Bonte Dinsdagavondtrein, is een mooi stuk cultuurgeschiedenis. Toch zijn al deze personen en andere wetenswaardigheden belangrijker in de biografie van andere mensen dan in die van Max de Jong. De feitjes in dit boek dragen ook niet altijd bij aan een beter begrip van diens werk. Over Amsterdamse schrijvers die veel beroemder zijn, bestaat zo’n boek evenwel niet. De vraag is: kan een vrijwel ongelezen auteur met terugwerkende kracht het gezicht worden van een stad en tijd waarin hij werd afgewezen? Daarvoor zal zijn versnipperde en nu gescande dagboek eindelijk eens lezers moeten vinden.

Bob Polak, Bij het dagboek van Max de Jong. Leiden: Fragment, 2023. 309 pp. Opl.: 200 ex. € 45 (uitgeverijfragment@gmail.com)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 28 (2023), nr. 5, pp. 75-76.

F.C. Terborgh in Warschau (artikel verschenen)

F.C. TERBORGH IN WARSCHAU (artikel verschenen)

In Elders literair verscheen zojuist een artikel over de naoorlogse jaren van F.C. Terborgh (R. Flaes) als gezant in Warschau en de sporen van die periode in diens literaire werk, met name in het verhaal 'De ring'.

| Zie verder: Jan Paul Hinrichs, '"Wij leefden in een uitgebrande stad". F.C. Terborgh, Warschau en het teken van noodlot', Elders literair, 2024, nr. 4, pp. 38-44.

Trefwoorden: Warszawa hotel Polonia missie Willems Tadeusz Sobolewicz Jean Lenglet Édouard de Nève Poolse nachten