Dit blog bevat artikelen, notities, vertalingen en recensies over verschillende onderwerpen die vrijwel altijd iets met literatuur, kunst of wetenschapsgeschiedenis te maken hebben. De meeste berichten zijn eerder in druk verschenen (zie voor een publicatielijst het bericht van 14 mei 2012).
zaterdag 21 december 2024
Józef Wittlin: Mijn Lwów (nawoord verschenen)
maandag 16 december 2024
Martine Cuyt: Ware vrienden (Recensie)
DE BOEZEMVRIEND VAN WILLEM ELSSCHOT
Deze rubriek (2023/2) schreef eerder over de grote rol van vriendschap
in het leven van Willem Elsschot (1882-1960). Kwijt raakte hij vrienden ook,
zoals na publicatie van het geruchtmatige Borms-gedicht. De enige vriend van
voor de Eerste Wereldoorlog die hem trouw bleef, is de beeldhouwer Frans
Claessens (1885-1968) aan wie Martine Cuyt het boekje Ware vrienden
wijdt. Wat bond hen? Beiden waren Antwerpenaren: ‘Ze waren in hun jonge jaren
anarchisten. Ze kenden de stad van haver tot gort. Ze waren leeftijdsgenoten.
Uitstekende mensenkenners en portrettisten. Dichters ook.’ Dit gold ook voor de
gemeenschappelijke vrienden Jan van Nijlen en Ary Delen, die later uit
Elsschots leven verdwenen. In een tijd van opkomend modernisme en avant-garde
excelleerde de bescheiden Claessens, die niet graag op foto’s kwam, in
kinderkopjes. Ook portretteerde hij Elsschot en hij bewees hem de ultieme
vriendendienst: op de dag van zijn dood nam hij hem het dodenmasker af. Ook
goot hij zijn schrijvershand af. Vlak daarop overleed Elsschot vrouw. En ook
van haar nam Claessens het dodenmasker
af. Uiteraard ontwierp hij ook het grafmonument.
Een meerwaarde krijgt dit boekje door foto’s, velen
uit privébezit. De indrukwekkendste is de foto van vier kortgeknipte Elsschot-dochters
in donkere mantelpakjes die bedroefd en vol ongeloof aan het graf van hun
ouders staan. De vrouw van Claessens, tevens de boezemvriendin van Elsschots
vrouw, staat er met gesloten ogen bij. Tot haar dood was Elsschots kleinzoon
Jan Maniewski, oftewel Tsjip, haar huisarts, zoals haar zoon en kinderen in
1965 een huisarts vonden in Elsschots zoon Willem De Ridder. Dit zegt ook iets
over de vriendschap van Elsschot en Claessens. De wijnfeesten van Elsschot,
waar Claessens stamgast was, net als diens zoon en later diens kinderen, werken
nog lang na. Nog altijd schijnen in wederzijdse families beelden van Claessens
en opdrachtexemplaren van Elsschot te circuleren, Kennen we zulke verwevenheden
in Holland? Uiteindelijk leek Elsschot zijn netwerk, de sleutel tot zijn welvaart,
belangrijker te vinden dan zijn werk.
Martine Cuyt, Ware vrienden. Frans Claessens en Willem Elsschot. Antwerpen: Willem Elsschot Genootschap, 2022. 122 pp. € 14 (www.weg.be)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 28 (2023), nr. 5, pp. 78-79.
zondag 15 december 2024
F.C. Terborgh: Wat ik geloof (Recensie)
GELOOFSBELIJDENIS VAN F.C. TERBORGH
Al eerder traceerde
deze rubriek (2022/1) een comeback van F.C. Terborgh (1902-1981), pseudoniem
van Reijnier Flaes. De Statenhofpers neemt het voortouw: na Aan de grens,
vertalingen van Chinese gedichten (2020/5) en de autobiografische tekst Jeugd
(2021) komt de Haagse pers nu in haar budgetreeks Saldencahiers met een nieuwe
ongepubliceerde tekst uit de nalatenschap in het Literatuurmuseum: Wat ik
geloof. Terborgh komt met meditaties rond uit zijn oeuvre welbekende begrippen
als ‘bezinning’ en ‘aanvaarding’. Hij breekt een lans voor een ‘eerlijk
agnosticisme’ als ‘beste grondslag’ voor ‘tevreden en evenwichtig leven’. Terborgh
maakt excursies over ouder worden, ‘het langzaam naderen van de Dood – een
stemming als voor het begin van een reis. Een vage onrust: of men ook niets
heeft vergeten...’ Hij voelt zichzelf gelaten, gerust: ‘Een gevaarlijke kaap
werd blijkbaar omzeild. Men denkt de Dood te hebben overwonnen.’ Mooi is de
lofzang op de ‘goede levensgezel’ als ‘goede kameraad’, een verwijzing naar
zijn langdurige, in Riga geboren huisgenote Katja Endel die inmiddels was
overleden. Men voelt de stilte en eenzaamheid van een huis waarin hij alleen is
met zijn honden en huishoudster. Misschien is dit geschrift niet zo gepolijst en
diepzinnig, de stijl her en der krampachtig, maar voor de lezer van zijn werk
informatief en verbluffend modern als hij anno 1979 te keer gaat tegen
overbevolking, klimaatveranderingen, roofbouw en ontbossing: ‘Men doet zijn
best met man en macht om een der laatste vitale bosgebieden, de Amazonas, te
vernietigen.’
Even belangrijk is het nawoord van H.C. ten Berge (1938) die Terborgh in de jaren zeventig in Portugal bezocht. Voor zijn gastheer ‘was ik een jongeman die met jij en jou kon worden aangesproken.’ Tegelijkertijd noemt Ten Berge hem ‘gastvrij en gulhartig’, maar ‘ook opvliegend en onheus’. De breuk die later kwam, schrijft Ten Berge mede toe aan het wegvallen van Katja Endel, die een matigende invloed had op ‘Baas’, zoals ze hem veelbetekenend aansprak. Hoe dan ook: Ten Berges uitnodiging aan Terborgh om bijdragen te leveren aan Raster heeft uiteindelijk diens literaire lot in niet geringe mate bepaald. Zonder Ten Berge, die het initiatief nam voor het Verzameld werk dat bij De Bezige Bij verscheen en het boekje Een schrijver als grenskozak ter promotie schreef, was Terborgh in de jaren zeventig veel minder voor het voetlicht gekomen. En komt Terborgh ooit nog uit de huidige, hem passende private press-sfeer, waarin hij in 1940 met privédrukken bij de Paters Lazaristen in Peking begon? Deze vraag laat zich wellicht na verschijnen van de aangekondigde biografie beantwoorden.
F.C. Terborgh, Wat
ik geloof. ’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2023. 45 pp. Opl.: 100 ex. € 19,50 (info@statenhofpers.nl)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 28 (2023), nr. 5, pp. 76-77.
Bij het dagboek van Max de Jong (Recensie)
MAX DE JONG: HET GEZICHT VAN AMSTERDAM?
Hoeveel lezers heeft Max de Jong (1917-1951)? Van Oorschot haalde zijn Dagboek
(2016) na een verkoopfiasco door de papierversnipperaar. De Verzamelde
gedichten (zie 2023/1) verschenen bij de Statenhofpers in een oplage van
125 exemplaren. Als bezorger Bob Polak tien exemplaren kreeg en enkele
exemplaren ter promotie afvallen, blijven 110 exemplaren voor verkoop over. Nu
heeft deze pers liefhebbers die alles afnemen. Als we die afname conservatief
op dertig exemplaren begroten, blijven tachtig exemplaren over voor de Max de
Jong-fans. De site van de Statenhofpers, vermeldt (peildatum 13.09.2023) nog 46
leverbare exemplaren: een unicum voor de pers die een patent heeft op het snel
uitverkocht raken van haar boeken. Veel meer dan zo’n dertig échte Max de Jong-fans
zullen niet bestaan: zelfs voor de erenaam cultschrijver lijkt zijn achterban
te beperkt. Dit beeld wordt bevestigd door de performance van de Leidse
uitgeverij Fragment waarvan de uitgaven ook vaak direct na verschijnen zijn uitverkocht.
Twee uitgaven van Fragment (2023/1) over Max de Jong uit 2022 zijn nog altijd leverbaar.
De opgeblazen mythe rond zijn figuur is veel sterker dan zijn ware rol in de literatuur:
uitgevers verslikken zich steeds weer. De verdoemde Max de Jong blijft als
vanouds een man voor roofdrukken.
Nu heeft Polak met Bij
het dagboek van Max de Jong een soort compendium gemaakt over het Dagboek.
Deze omvangrijke nieuwe uitgave van Fragment dingt naar de onderscheiding voor
het meest extreme en gewaagde boek van het afgelopen jaar. Het onderwerp is immers
het doorgedraaide dagboek van een vrijwel ongelezen auteur. Fragment heeft als
handreiking naar de lezer het dagboek gescand op haar website geplaatst. Polaks
fenomenaal door Piet Schreuders en Huug Schipper geïllustreerde en vormgegeven
boek gaat vooral over Amsterdam in de jaren 1947-1951, de laatste levensjaren
van Max de Jong. Het toont ons aan de hand van het dagboek thematisch een donkere
stad vol armoede, kolenbonnen, kacheldamp, woningnood en abortussen met
hormoonspuitjes en zeepwater. Hospita’s, radio’s bij de buren en chronisch ongeluk
in de liefde vergallen Max de Jongs leven. De woningen, dansscholen, eethuizen
en bioscopen uit het dagboek komen door Polaks ultieme speurwerk gerubriceerd tot
leven, compleet met 3-D plattegronden en de affiches van de films die hij zag. Polak
gaat ook tekstueel tot het uiterste: hij heeft geteld dat in het Dagboek
pianospel Max de Jong 75 keer stoort, radio 289 keer en vijftien keer belletje
trekken. Bijzondere details duiken op, ook veel nagalm van de oorlog: de woning
aan de Stalinlaan die Max de Jong op 1 juli 1948 betrok, had jaren leeg
gestaan, omdat de vorige bewoner was gedeporteerd en in Auschwitz vergast.
Nuttig zijn de korte biografieën van de bezoekers van eethuis De Nieuwe Biekorf, namen die niet bijzonder opvallen in het dagboek, maar bij nader inzien enige context krijgen: verzetsman Jan Cost Budde, psychologe Käthe Schlesinger, historicus Philip de Vries, fotograaf Frans Zuydwijk en anderen. Joods Amsterdam is hier en elders in dit boek sterk vertegenwoordigd. Het relaas over de radioprogramma’s die Max de Jong stoorden, zoals AVRO’s De Bonte Dinsdagavondtrein, is een mooi stuk cultuurgeschiedenis. Toch zijn al deze personen en andere wetenswaardigheden belangrijker in de biografie van andere mensen dan in die van Max de Jong. De feitjes in dit boek dragen ook niet altijd bij aan een beter begrip van diens werk. Over Amsterdamse schrijvers die veel beroemder zijn, bestaat zo’n boek evenwel niet. De vraag is: kan een vrijwel ongelezen auteur met terugwerkende kracht het gezicht worden van een stad en tijd waarin hij werd afgewezen? Daarvoor zal zijn versnipperde en nu gescande dagboek eindelijk eens lezers moeten vinden.
Bob Polak, Bij
het dagboek van Max de Jong. Leiden: Fragment, 2023. 309 pp. Opl.: 200 ex. € 45 (uitgeverijfragment@gmail.com)
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 28 (2023), nr. 5, pp. 75-76.