zondag 15 december 2024

F.C. Terborgh: Wat ik geloof (Recensie)

GELOOFSBELIJDENIS VAN F.C. TERBORGH

Al eerder traceerde deze rubriek (2022/1) een comeback van F.C. Terborgh (1902-1981), pseudoniem van Reijnier Flaes. De Statenhofpers neemt het voortouw: na Aan de grens, vertalingen van Chinese gedichten (2020/5) en de autobiografische tekst Jeugd (2021) komt de Haagse pers nu in haar budgetreeks Saldencahiers met een nieuwe ongepubliceerde tekst uit de nalatenschap in het Literatuurmuseum: Wat ik geloof. Terborgh komt met meditaties rond uit zijn oeuvre welbekende begrippen als ‘bezinning’ en ‘aanvaarding’. Hij breekt een lans voor een ‘eerlijk agnosticisme’ als ‘beste grondslag’ voor ‘tevreden en evenwichtig leven’. Terborgh maakt excursies over ouder worden, ‘het langzaam naderen van de Dood – een stemming als voor het begin van een reis. Een vage onrust: of men ook niets heeft vergeten...’ Hij voelt zichzelf gelaten, gerust: ‘Een gevaarlijke kaap werd blijkbaar omzeild. Men denkt de Dood te hebben overwonnen.’ Mooi is de lofzang op de ‘goede levensgezel’ als ‘goede kameraad’, een verwijzing naar zijn langdurige, in Riga geboren huisgenote Katja Endel die inmiddels was overleden. Men voelt de stilte en eenzaamheid van een huis waarin hij alleen is met zijn honden en huishoudster. Misschien is dit geschrift niet zo gepolijst en diepzinnig, de stijl her en der krampachtig, maar voor de lezer van zijn werk informatief en verbluffend modern als hij anno 1979 te keer gaat tegen overbevolking, klimaatveranderingen, roofbouw en ontbossing: ‘Men doet zijn best met man en macht om een der laatste vitale bosgebieden, de Amazonas, te vernietigen.’

Even belangrijk is het nawoord van H.C. ten Berge (1938) die Terborgh in de jaren zeventig in Portugal bezocht. Voor zijn gastheer ‘was ik een jongeman die met jij en jou kon worden aangesproken.’ Tegelijkertijd noemt Ten Berge hem ‘gastvrij en gulhartig’, maar ‘ook opvliegend en onheus’. De breuk die later kwam, schrijft Ten Berge mede toe aan het wegvallen van Katja Endel, die een matigende invloed had op ‘Baas’, zoals ze hem veelbetekenend aansprak. Hoe dan ook: Ten Berges uitnodiging aan Terborgh om bijdragen te leveren aan Raster heeft uiteindelijk diens literaire lot in niet geringe mate bepaald. Zonder Ten Berge, die het initiatief nam voor het Verzameld werk dat bij De Bezige Bij verscheen en het boekje Een schrijver als grenskozak ter promotie schreef, was Terborgh in de jaren zeventig veel minder voor het voetlicht gekomen. En komt Terborgh ooit nog uit de huidige, hem passende private press-sfeer, waarin hij in 1940 met privédrukken bij de Paters Lazaristen in Peking begon? Deze vraag laat zich wellicht na verschijnen van de aangekondigde biografie beantwoorden. 

F.C. Terborgh, Wat ik geloof. ’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2023.  45 pp. Opl.: 100 ex. € 19,50 (info@statenhofpers.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 28 (2023), nr. 5, pp. 76-77.