zaterdag 3 november 2018

C.O. Jellema: Herinnering verschoont (Recensie)

C.O. JELLEMA OVER JOHANNES BOBROWSKI EN ZICHZELF
 
Dichter en essayist C.O. Jellema (1936-2003) is stamgast van deze rubriek: er komt ook geen eind aan de stroom uitgaven die biograaf en literair erfgenaam Gerben Wynia bij steeds wisselende kleine uitgevers onderbrengt. De KB-catalogus registreert alleen al over de afgelopen zeven jaar zo’n twintig boekjes: een spectaculair aantal voor een auteur die nooit ruime bekendheid heeft gekend.  Nu drukt antiquariaat Hinderickx & Winderickx van René Hesseling een fraaie tweetalige vertaling van gedichten van Johannes Bobrowski (1917-1965): een DDR-coryfee die, afkomstig uit Oost-Pruisen, de Tweede Wereldoorlog als Wehrmachtsoldaat in het Baltische gebied meemaakte. Zijn gedichten interpreteren het met Duitse schuld beladen bosrijke landschap dat voor hem ook een dierbare jeugdherinnering was. Het resultaat is een genuanceerde, niet extravagante maar toch ook verre van lichte poëzie van een dichter die, behalve in de DDR, ook legaal in West-Duitsland publiceerde. Jellema’s Verzameld werk. Gedichten (Querido, 2005) bevat tien gedichten van Bobrowski in vertaling. Stroom en woud bundelt acht andere gedichten: twee die in De Gids stonden en zes ongepubliceerde vertalingen. Het aangrijpendste gedicht is ‘Kaunas 1941’, een herinnering aan de moord op duizenden joden waarvan Bobrowski als soldaat getuige was: ‘De grauwe kolonnes  / – grijsaards en dikwijls de jongens – / sterven daar. De helling / lopen zij op, voor de jakkerende wolven uit.’
      Toen ik voor het stedenboek Trefpunt Riga (Bas Lubberhuizen, 2017) over Bobrowski schreef, had ik helaas nog niet de beschikking over de zojuist verschenen vierdelige brievenuitgave Briefe 1937-1965 (Wallstein Verlag, 2017): fascinerende, onder wisselende censuur van Wehrmacht, Sovjet-krijgsgevangenschap en Stasi geschreven lectuur. Jellema staat niet in het register, maar collega-dichter en germanist Ad den Besten (1923-2015) was een van Bobrowski’s belangrijkste correspondenten. Voor Bobrowski betekende de interesse van Den Besten zelfs een keerpunt. Dat blijkt uit zijn eerste brief van 23 mei 1958: ‘het is immers de eerste keer dat iemand naar mijn werk informeert.’ Of Jellema van Den Bestens contact wist? Wynia zegt er niets over.
       Ook de Statenhofpers van Jaap Schipper komt met een nieuwe uitgave van Jellema. Herinnering verschoont bundelt aantekeningen die niet zijn opgenomen in de dagboekkeuze Een web van dromen (Querido, 2009). Ze komen uit een boekje waarin Jellema vanaf 1991 intieme, ongedateerde notities plaatste over zijn jeugdliefde Henk van de Wall Repelaer (1926-1989). Seksuele zaken komen nogal expliciet aan de orde. Waardevoller zijn de monologen van een aarzelende, in zichzelf wroetende dichter, met zijn bekende poëtische hang naar spijt. Hij verhuist vanuit een donker Gronings stadshuis, ‘zonder wolken, zonder zonsondergangen’, naar een landgoed met rozentuin in Leens: ‘Denken aan vroegere huizen waar je niet uit had moeten weggaan; daarvan je nu de veiligheid herinneren. Zo denk je later aan dit huis, ondanks alles. Herinnering verschoont. Je bent levenslang spijtoptant van eigen beslissingen.’ Dood en afzondering gaan hand in hand: ‘Misschien sterft op het land het denken voor het lichaam uit.’ Een verrassend hoogtepunt is een Kavafis-achtig verhaal over onbereikbare liefde. Op een Griekse boot is een alter ego gefascineerd door een man met een weekendtas waaraan een label met de stadsnaam Larissa zit. Hij neemt vanuit Piraeus zelf de bus naar Larissa en huurt een kamer, ‘niet in een hotel, maar privé, omdat je er lang zult blijven.’ Ook nu duikt het verhuisthema op, verbonden met dood en liefde, terwijl literatuur een verlossing moet brengen die niet komt: ‘Je moet verhuizen naar steeds goedkopere kamers. Misschien verhuur je jezelf als kellner. In dat café komt hij nooit. Ik denk dat je vergeet waarom je in Larissa bent, je wilt het vergeten. Daarom denk je alleen maar aan het verhaal dat je zult schrijven om er weg te komen.’s Avonds voor een blanco vel papier waarop al jaren niets meer staat dan een titel: Sterven in Larissa.’ Der Tod in Venedig, sterven in Leens… Dit is een charmant, gebonden boekje, met een heel intieme uitstraling, waarmee weer een deel van Jellema’s nalatenschap bloot ligt. Ik vraag me wel af: hoe staat het met de biografie die al deze boekjes eens verbindt? Levenslang spijtoptant lijkt een passende titel.

Johannes Bobrowski, Stroom en woud. Vert. C.O. Jellema. Utrecht: Hinderickx & Winderickx, 2017. 28 p. 65 ex. € 35 (Oude Gracht 234, 3511 NT Utrecht info@hinderickxenwinderickx.nl) | C.O. Jellema, Herinnering verschoont. ’s-Gravenhage: Statenhofpers, 2017. 43 p. 70 ex. € 45 (Frederik Hendriklaan 6, 2582 BB Den Haag info@statenhofpers.nl)
 
| Eerder veschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 22 (2017), nr. 5, pp. 70-71.