zaterdag 3 november 2018

Théophile Gautier: Mijn eigen dierentuin (Recensie)

THÉOPHILE GAUTIER OVER HUISDIEREN
 
Frans Erens spreekt in het boven besproken Spanje-boek over het ‘gedistingeerde sentiment en wazige zilverte’ van de prozastijl van de Franse auteur Théophile Gautier (1811-1872). Het eerste wat opvalt in Mijn eigen dierentuin, de door De Wilde Tomaat uitgegeven vertaling van Ménagerie intime (1869), is wel de uitmuntende stijl die ook in vertaling tot haar recht komt. Gautier houdt onpretentieuze, onderhoudende en vaak ontroerende causerieën over dieren uit zijn leven: honden en katten, maar ook kameleons, eksters en paarden. Het draait hier steeds om verstandhouding: wat mogelijk is als mens en dier elkaar vertrouwen. Vooral honden en katten tonen dan goede manieren en verantwoordelijkheidsgevoel: een hond vlucht weg van huis en verdwijnt als hij beseft ziek te zijn, omdat hij bang is zijn baasjes te gaan bijten. Gautier benadert dieren vooral als verstandige wezens: een kat zal ‘nooit iets voor u willen doen wat hij onredelijk vindt.’ Dramatisch is het verhaal van een tamme rattenfamilie die bij hem thuis omkwam door een bliksemschicht: ‘Hun ijzeren kooi was hen noodlottig geworden. Zo stierven de tweeëndertig Noorse ratten zoals ze hadden geleefd. Samen. Een benijdenswaardige dood die ons door het lot zelden deelachtig wordt.’

Théophile Gautier, Mijn eigen dierentuin. Vert. Antonia Bolweg. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2017. 67 pp. € 12,50 (Overtoom 387-hs, 1054 JN Amsterdam dewildetomaat@ziggo.nl)

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', De Parelduiker 22 (2017), nr. 5, p. 75.