EEN SCHIMMIGE DIENSTREIS
Günter
Eich over Lemberg
Een Wehrmacht-soldaat komt gedurende de Tweede Wereldoorlog in Lemberg - dat
is de achtergrond van het bekende, vlak na de oorlog geschreven verhaal ‘Der Zug war pünktlich’ van Nobelprijswinnaar Heinrich Böll (1917-1985),
waarin de jonge Andreas ‘weet’ dat hij snel sterven zal, ‘tussen Lemberg en Czernowitz’. Het lijkt ook de achtergrond van het gedicht ‘Lemberg’ dat de
Duitse dichter Günter Eich (1907-1972) in 1955 publiceerde in zijn bundel Botschaften
des Regens. Onbewerkte poëtische dagboeknotities uit de
oorlog kunnen de negen regels van het tweedelige gedicht niet zijn, want
volgens het commentaar in het verzameld werk schreef Eich dit
gedicht in 1955:
1
Stad op hoeveel heuvels.
Vergrijsd geel.
Een klokkentoon geeft het je mee,
hoorbaar in het rammelen
van je
identiteitsplaatje.
2
Hellingen ontelbaar als de angst.
De tram eindigt
in een steppe van onkruid,
voor versleten
deuren.
Waarschijnlijk
duidt Eich met ‘geel’ op het okergeel van Lembergse façades: de kleur van de
gebouwen uit de Habsburgse tijd. Het ‘identiteitsplaatje’ zal van een soldaat
zijn en herinnert vooral aan dood en gevangenschap. Angst heerst in de stad.
Maar dat het oorlog is, blijkt alleen uit het identiteitsplaatje. Er staat meer
niet dan wel in deze regels, maar de spanning en dreiging in een stad in oorlog
lijkt Eich subtiel te hebben vastgelegd.
Er bestaan twee in de ik-vorm
geschreven varianten van dit gedicht die postuum zijn uitgegeven. In één
variant is onmiskenbaar sprake van oorlog, want er wordt gezocht naar
deserteurs:
Stad op hoeveel hevels,-
ik tel de heuvels en de angst niet.
Ook de tram troost niet,
hij eindigt in een steppe van onkruid
en bij de ingangen van de bioscopen
die doorzocht worden op deserteurs.
Geel, vergrijsd geel.
Een klokkentoon neem ik mee,
hij wordt hoorbaar in elk rammelen
van mijn identiteitsplaatje.
De tweede,
nog minder voltooide variant is ook duidelijk wat de oorlogssituatie betreft:
Heuvelige stad. Het angstige
lachen van een vrouw.
Maar het soldatentehuis? En het ontluizen.
Een klokkentoon bleef lang te horen.
Ik behield de indruk van geel.
Günter Eich
heeft in het begin van de Tweede Wereldoorlog als soldaat in Frankrijk gediend.
In februari 1941 kreeg hij een baantje in de Stabsstelle Papier bij het Oberkommando
der Wehrmacht in Berlijn. Eigenlijk was dat een literair productie- en
censuurbureau, waar Eich een Frontbücherei
opzette waarin ook werk van hemzelf verscheen. Hierdoor zag hij weinig van
het front. In 1945 raakte hij bij Remagen in Amerikaanse gevangenschap. Als lid
van de Gruppe 47 behoorde Eich in de
jaren vijftig en zestig tot de culturele elite van de Duitse Bondsrepubliek. Zijn
rol in de oorlog blijft nogal omstreden.
De lezer is geneigd aan te nemen dat
Eich het gedicht ‘Lemberg’ uit eigen ervaringen schreef. In de literatuur over
Eich staat evenwel niets over een verblijf aan het oostfront. Toch lijkt een
kort verblijf of een dienstreis aan te nemen gezien de details over Lemberg die
Eich noemt. En er is een op 29 december 1964 gedateerd gedicht ‘Alle
Augenblicke’ dat pas na zijn dood werd gepubliceerd en waarin de dichterlijke ‘ik’
zich momenten uit het verleden herinnert: ‘Op dit ogenblik / begon ik
grammofoonplaten te verzamelen, / kwam de dienstreis naar Lemberg gelegen.’
De laatste regel lijkt te specifiek
om niet autobiografisch te zijn. Maar harde gegevens ontbreken. Het archief van
de Wehrmacht dat bij de Deutsche Dienststelle in Berlijn berust, kon desgevraagd
geen opheldering verstrekken. Wel bewaarde de Duitse bureaucratie het nummer op
Eichs identiteitsplaatje: Fl. H. Kdtr. E 93-238.
Jan Paul
Hinrichs
| Eerder gepubliceerd als achtste hoofdstuk in: Jan Paul Hinrichs, Lemberg
– Lwów – Lviv (Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2008), pp. 97-100.
[uitverkocht]
Op dit blog staan ook andere hoofdstukken van dit boek. Voor meer informatie klik hier.