BOUDEWIJN VAN HOUTEN IS MULISCH NOG NIET VERGETEN
De naam Boudewijn van Houten (1939) is onlosmakelijk
verbonden met het polemische tijdschrift Tegenstroom
(1964-1965) dat hij met Theo Kars uitgaf én met de autobiografische roman Onze hoogmoed (1970) die de postwisselfraude
beschrijft die zich rond dit tijdschrift afspeelde. De tirannieke Max in
deze roman blijft nog altijd een sterk neergezet romankarakter. Van Houten
publiceerde later boeken over excessen bij het studentencorps, erotische escapades
en zijn NSB-familie. ‘Het verkeerde pad’ lijkt zijn hoofdthema. Een bestaan als
schrijver leverde hem dat niet op, al was hij in zijn onderwerpen vaak een
pionier. Van Houten werd actief als vertaler van reisgidsen, levensbeschouwelijke
geschriften en romans. Jarenlang ging hij ondergronds als hoofdredacteur van
een medische encyclopedie. Eind jaren tachtig kreeg hij met zijn proza nog even
onderdak bij uitgeverij Manteau maar gaandeweg leek hij steeds dieper verzeild te
raken in de reisgidsensfeer. Na een stilte van meer dan tien jaar kwam een
comeback: na de eeuwwisseling publiceerde
hij, deels onder pseudoniem, zes boeken met proza en essays bij de
raadselachtig productieve, door de Tweede Wereldoorlog en collaboratie geobsedeerde
uitgeverij Aspekt in Soesterberg. Ook is Van Houten, in ‘Exil’ in België
woonachtig, op internet columns gaan
schrijven voor De Dagelijkse Standaard.
Uitgeverij Flanor, sinds 1987 onverstoorbaar actief met literair-historische en
autobiografische uitgaven, heeft zich
ontfermd over zevenenveertig columns die volgens het colofon tussen november
2012 en september 2013 zijn gepubliceerd. Meermaals spuwt Van Houten in Tegengif op De Wereld Draait Door, ‘televisie voor dummies’: een ergernis waar
hij kennelijk niet zonder kan. Het
interessants zijn stukken over literatuur, zoals ‘En eeuwig zingen de trilogieën’,
over het onderscheid tussen literatuur en lectuur dat in onze tijd is vervaagd.
Op Nederlandse schrijvers heeft hij het als vanouds niet begrepen, ook niet op
een kersvers lid van onze Akademie van Kunsten: hij vindt het ‘verwonderlijk
dat Aron Grunberg als zo’n orakel gezien wordt, maar Nederland houdt van
dergelijke zelfbenoemde orakels, zoals je kunt zien aan het aanhoudende succes
van Mulisch (ik zie Arnon Grunberg als de nieuwe Mulisch’). Oek de Jongs roman Pier en oceaan (2012) is volgens Van
Houten beter geschreven dan hij zelf zou
kunnen maar hij ‘miste gewoon een ziel in dit alles. Schrijven is niet
bladzijden zwart maken, maar een karakter, liefst een boeiend karakter, op
papier smijten. […] Oek heeft iets van een eunuch voor me. In ieder geval zal
hij voor zijn volgende boek zonder enige twijfel weer een subsidie van het Nederlands
Letterenfonds krijgen.’ Op subsidies of literaire prijzen, zo hij die ooit incasseerde,
zal Van Houten niet meer rekenen. ‘Er hangt een doem over mij’, verklaarde hij
vorig jaar tegen HP/De Tijd. In Tegengif toont Van Houten zich een
geestige en nieuwsgierige dwarsligger met een hekel aan ‘literaire pubers als
Mulisch, Claus, Brouwers en Campert’. Tegenstroom
noemde Mulisch al ‘een intellectuele […] uitgave van Lou de palingboer’ en
Campert iemand ‘die niets te vertellen heeft’. In zijn afkeren is Van Houten
zichzelf ook na een halve eeuw trouw gebleven.
Jan Paul Hinrichs
Jan Paul Hinrichs
Boudewijn van Houten, Tegengif:
1 x daags. Nijmegen: Flanor, 2013. 191 p. € 17,50 (Beijensstraat 30, 6521
EC Nijmegen | uitgeverijflanor@gmail.com).
| Eerder verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 2, pp. 67-68 (als onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).