maandag 30 april 2012

Ivan Elagin (1918-1987)

DE RIVIER DER VERGETELHEID

In een recent nummer van Maatstaf (no. 6, 1988) lezen we een artikel ‘Michaïl Koezmin: een vergeten dichterschap’. De titel wekt verwondering, want je vraagt je af door wie Koezmin (1875-1936) vergeten is. In ieder geval niet door westerse lezers, want zijn proza en poëzie zijn in chique Russische uitgaven uit München en Berkeley beschikbaar. Ik denk dat bedoeld wordt dat in de Sovjet-Unie van officiële zijde over Koezmin gezwegen wordt. Maar dat is in het land waar het ongedrukte woord niet minder heilig is dan het gedrukte iets anders dan vergetelheid.
     Vorig jaar stierf in de Verenigde Staten de dichter Ivan Elagin. Jelagin zou je willen schrijven omdat je het zo uitspreekt, maar ik houd me aan de transcriptie die hij zelf gebruikte, getuige ook het onvindbare, schoolkrantachtig gestencilde cahiertje waarin hij eigen vertalingen van zijn gedichten uitgaf: Ivan Elagin, Selected poetry (East Lansing 1966).
     Elagin, geboren te Vladivostok in 1918, behoort tot de ‘tweede emigratiegolf’: de Russen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland terechtkwamen en niet terugkeerden naar huis. In 1949 vertrok hij naar de Verenigde Staten. Hij is de auteur van tien dichtbundels, waarin veel gedichten opvallen door een subtiele mengeling van autobiografische en surrealistische elementen. Meesterlijke gedichten schreef hij over de oorlog en het groteske in het Amerikaanse stadslandschap. Hoewel Elagin dichtte dat hij ‘de bittere smaak van nostalgie’ niet kende, keerde hij in zijn werk vaak terug naar Rusland. Tragische stemmingen waren hem niet vreemd, getuige aangrijpende gedichten over zijn vader die gedurende Stalins Grote Terreur vermoord werd en over zijn dochtertje dat in de Tweede wereldoorlog bij zijn vlucht door Polen omkwam. Regelmatig werd Elagin tijdens zijn leven ‘de grootste dichter uit de emigratie’ genoemd, ook toen Brodski die vorig jaar de Nobelprijs kreeg de Sovjet-Unie al lang verlaten had.
     Toen een paar jaar geleden van mijn hand een boekje uitkwam met vertalingen uit de poëzie van Elagin en Morsjen, een andere Amerikaanse Rus, verschenen er, enkele zeer perifere vermeldingen daargelaten, geen recensies. Die waren misschien ook niet te verwachten, want potentiële recensenten werd het niet gemakkelijk gemaakt met twee dichters die in veel handboeken niet genoemd worden.
     Is dus Elagin een vergeten dichter? Zeker niet. In het afgelegen Bulgarije hoorde ik eens iemand over hem praten die zijn gedichten in Moskou gelezen had. Terwijl zijn werk daar in die tijd verboden was en alleen het land kon zijn binnengesmokkeld. Zulke dingen ervaar je met auteurs die wat voorstellen. Na Elagins dood behoorde Brodski tot de eersten die hem herdachten (Roesskaja mysl, Parijs, 6 maart 1987). En inmiddels mag zijn poëzie ook legaal in de Sovjet-Unie gelezen worden, getuige een keuze uit zijn werk die zojuist in het Leningradse tijdschrift Neva (nummer 8, 1988) verscheen.
     Elagin is dus een beroemdheid? Zo men wil. Maar de Russische literatuur zit door de enorme politieke en geografische verscheidenheid waarbinnen ze zich sinds de revolutie van 1917 ontwikkelt, zo ondoorzichtig in elkaar dat onmiskenbare erkenning heel goed kan samengaan met volstrekte onbekendheid.

Maar vrienden wachten al niet meer
waar de wind der tijd voorbijging.
Daarom wend ik me tot de gesternten
als tot een tafel met adressen.

En als je wat herkent in de sterren
jammert daar enkel bittere kou,
en de brug, neergelaten naar het verleden,
hangt boven de rivier der vergetelheid.[1]

Jan Paul Hinrichs         

Di Lampedusa's kasteel in Letland, september 1990

OP HET LETSE KASTEEL VAN DI LAMPEDUSA

Kasteel Stameriena (Stomersee /Stāmerienas pils),
september 1990.

Foto / Copyright © Jan Paul Hinrichs

Kasteel Stameriena (Stomersee / Stāmerienas pils),
september 1990.

Foto / Copyright © Jan Paul Hinrichs



Kasteel Stameriena (Stomersee /
Stāmerienas pils), september 1990.

Foto / Copyright © Jan Paul Hinrichs
Op een cocktailparty van de Letse schrijversbond wordt me gevraagd of ik zin heb met een delegatie van de bond mee te gaan naar het district Balvi. Aangezien er bij wordt gezegd dat Balvi ‘diepe provincie’ is en ik in Letland nog niet in diepe provincie ben geweest, besluit ik de uitnodiging aan te nemen. Een paar dagen later moet ik op een namiddag instappen in een bus met een stuk of acht zitplaatsen en veel laadruimte. Behalve de chauffeur zijn aanwezig een jongedame met bril en snor die ‘cultuurorganisator’ is in Balvi, twee dichters van een jaar of vijfenveertig van wie ik niet eerder heb gehoord, een dichteres in wie ik de Russische vrouw van de voorzitter van de schrijversbond herken en een man die tussen de zakken en dozen achterin slaapt en die zich vooralsnog niet verheft.
     Langs bossen, moerassen en velden en over glooiende wegen zet de kloeke bus uit de jaren vijftig koers in de richting van de Russische grens. Ik ben er niet geweest maar meermaals is me verzekerd: als je voorbij Balvi de grens passeert, is er van de betrekkelijke orde en welvaart van het Balticum ineens niets meer over. In het eerste de beste Russische dorp is het armoede en chaos troef. Geen wonder dat men vanuit Rusland naar Letland komt om daar de winkels te plunderen en dat de Letten een eigen douane willen. ‘Moskou is Azië’, hoor ik.
     Het is donker wanneer op de weg van Gulbene naar Balvi de koplampen een bord naar een afslag belichten waarop staat dat het zes kilometer is naar Stameriena. Stameriena! Geen plaats in Letland waar ik zo graag heen wil en hoe had ik kunnen denken dat die aan onze route ligt…
     In Balvi worden we ingekwartierd in een hotel. Het is een langwerpig gebouw van twee verdiepingen dat op een kantoor lijkt. Hoe zeer de tijden zijn veranderd, blijkt wanneer ik mijn paspoort, dat ik in Riga vergeten ben, niet kan overleggen. Vroeger zou de receptioniste uit angst voor de politie me niet ongeregistreerd hebben laten slapen. Nu is ze vereerd met het westerse bezoek dat in het afgelegen Balvi niet aan de orde van de dag lijkt.
     De dichteres krijgt een eigen kamer, ik volg de dichters naar ons ‘appartement’. Dat bestaat uit twee kamers, beide met een deur naar de badkamer die met zijn ongeverfde muren en plafond en zwakke verlichting veel weg heeft van een keldergang. Tegels zijn uit de betonnen muur gevallen, de wankele badkuip is bruin uitgeslagen en achter een donker gordijn spoelt een door reusachtige zwarte buizen omgeven wc van het laagste type dat ik ooit heb gezien eeuwig door. De dichters nemen de achterkamer, ik de voorkamer waar een knalrode slaapbank staat, een koelkast van het merk Kodry die als je de stekker in het uit de muur hangende stopcontact steekt niet aanslaat, en een bruine televisie Jantar 726, op haar beurt een model van onwaarschijnlijk kolossale omvang. Zullen we niet ooit heimwee naar het disproportionele, surrealistische in de socialistische architectuur en industriële vormgeving krijgen? In de Sovjet-Unie wil iedereen er zo snel van af dat er binnenkort wel niets meer van zal resten.
     Direct moeten we door naar het enige restaurant ter plaatse, bewaakt door een corpulente, in een ongestreken uniform gestoken portier die uit een opvoering van De revisor kon zijn weggelopen, alwaar ons door het cultuurcomité van het district een diner wordt aangeboden. Op een pleintje achter het restaurant heeft de karavaan van het circus van Leningrad voor een paar uur halt gehouden. Voor een roebel mocht je van de chauffeurs de apen in hun vrachtwagen zien. Het is inmiddels tien uur in de avond. Het gezelschap is moe en weinig spraakzaam. Opzettelijk vraag ik niet wat het doel en de geschatte duur van de expeditie zijn en wat er van me wordt verwacht. Ik zal het wel merken, als gast hoef ik me immers nergens zorgen over te maken.
     Een ijskoude nacht in het midden van september. Telkens als ik even wakker word, hoor ik uit de andere kamer het gemoedelijke gesnurk van de dichters. We waren Balvi bij nacht binnengekomen, bij het eerste daglicht zie ik voor het eerst iets van de omgeving. Een grijze hemel, volkomen windstilte, bibberige vogels. Het begrip ‘ruimtelijke ordening’, dat je het best begrijpt als je boven ons eigen Nederland in een vliegtuig zit, heeft Balvi nooit bereikt. Schots en scheef staan her en der wat lage flatgebouwen met daartussen houten huisjes van vroeger. Helemaal rechts ligt onder een roestend golfplaten afdakje hout opgeslagen, daarachter begint een bos. Tussen het hout en de eerste flat staan op een plaats waar je een kinderspeelplaats verwacht wat grijze generatoren. Het wegdek is afwisselend van zand en van steen, overal plassen water. Deksels van afvoerputten en rioleringen zijn steevast omgeven door grote gaten waar een brommer in kan blijven steken. Een krom vrouwtje met hoofddoek schuifelt voorbij, even later gevolgd door een eenzame bastaardhond. Bij de dichters klinkt een immens gekraak waarna de radio wordt afgestemd op de nieuwszender. Daarna hoor ik het karakteristiek in reepjes scheuren van een krant: het wc-papier wordt aangemaakt. Het is tegen half acht. Balvi wordt wakker.

In Balvi en in de dorpjes Viksna, Kuprava en Baltinava moet ik gedurende twee dagen, geheel onvoorbereid, spreekbeurten houden op middelbare scholen. Ik vertel het publiek, dat een keer een hele school omvat met wel vijfhonderd kinderen die ik zonder microfoon haast schreeuwend moet toespreken, wie ik ben en hoe het zo ver is gekomen dat de Letse schrijversbond me heeft uitgenodigd, en daar probeer ik zo veel en zo onderhoudend mogelijk omheen te babbelen.
     Na afloop mogen de kinderen vragen stellen. ‘Niet over voetballen!’ waarschuwt een lerares. Ze willen dan weten of ik getrouwd ben, kinderen heb, hoe ze heten, hoe oud ik ben. Maar er komen ook onbevangen vragen waardoor ik, soms tot mijn eigen verrassing, allerlei stellige verklaringen afleg over God, liefde, koningin en Nederland. Verbluffend is de patriarchale sfeer in de boerenschool van Baltinava waar kaarsen voor het bord worden aangestoken, kinderen patriottische verzen voordragen en na afloop de klas uit volle borst het Letse volkslied zingt. Nergens in Letland kan ik zo goed merken dat de oude burgerlijke waarden weer eerbaar zijn en dat de tijd van het communisme voorbij is. Elk optreden wordt besloten met een maaltijd met de directie, dit ongeacht het uur van de dag, zodat zelfs vlak na het ontbijt een bord druipend vette rijst met een halve kip verorberd dient te worden.
     Gaandeweg word me duidelijk dat ik hier ben omdat twee dichters hebben afgezegd. Voor de directrice in Viksna is dat helemaal spijtig, want zij heeft tot twee keer toe een op de verwachte dichter toegespitst poëtisch programma ingestudeerd, en krijgt tot haar onmiskenbare irritatie een Nederlander wier naam ze niet eens kan uitspreken. Ondertussen geniet ik van het ongerepte Letse boerenland vanuit de overjarige jeeps en Wolga’s, die me over de smalle, zanderige wegen rondvoeren, met steevast de charmante verslaggeefster van de streekkrant Vaduguns aan mijn zij. Zij excuseert zich voor de volgens haar ‘idiote situaties’ waarin ik in haar district beland.
     Ik beding dat op de terugweg naar Riga de jeep even langs Stameriena gaat. Inmiddels heb ik mijn  reisgenoten uitgelegd waarom ik dat wil. Stameriena, dat was het kasteel van het Duits-Baltische baronnengeslacht Wolff. De laatste eigenares van het kasteel, barones Alexandra ‘Licy’ Wolff (1894-1982), was in 1932 in een Russisch-orthodoxe kerk in Riga getrouwd met de Italiaan Giuseppe Tomasi di Lampedusa (1896-1957), auteur van de postuum verschenen roman De tijgerkat. In Stameriena is hij vaak geweest, zelfs een keer een heel jaar, en hij heeft in zijn brieven lyrische passages aan de stilte en lieflijkheid van het landgoed gewijd. In augustus 1942, tijdens de Duitse bezetting van Letland, was barones Wolff, een actief beoefenaarster van de psychoanalyse, voor de laatste maal vanuit Sicilië naar Stameriena gereisd. Niemand die ik van de voor plaatselijke legenden overigens zeer ontvankelijke inwoners van Balvi spreek, blijkt iets over Di Lampedusa te weten, maar wel vertelt de verslaggeefster dat onlangs een oude bediende van barones Wolff, die nog voor kerstmis 1942 definitief Stameriena verliet, is overleden.
     De jeep slaat rechts af naar Stameriena, ‘Stomersee’ in de tijd der Duitse landheren. Een weg met hoge bomen langs een meer. Het kasteel, overdekt met groene en rode klimop, duikt na een glooiing in een park op. Het is in lichte steen gebouwd, heeft twee torens. De deur staat open in wat nu een agrarisch instituut is. Naast de deur, waarboven het oude familiewapen van de Wolffs de tand des tijds wonderlijkerwijs heeft doorstaan, hangt een Letse vlag: een teken dat men er het nationalistische Letse Volksfront steunt dat in Riga aan de macht is. Geen mens is te zien in de enorme hal met een houten trap die in het midden van de ruimte eerst naar een overloop met een open haard voert en daarna naar twee zijden uitzwaait. De trap is het enige wat van het oude interieur rest. In de hal viel ooit het licht binnen door een glazen dak, maar dat is nu grotendeels aan het gezicht onttrokken door een vage stellage die het dak stut. In de hal was de woonkamer en de bibliotheek, waaruit Di Lampedusa volgens zijn notitieboekjes vele jaargangen Blackwood’s Magazine  heeft uitgespeld. Ik loop het hele instituut door, tot aan de trappetjes op de zolder. Overal zijn werkkamers van docenten, maar ik kom niemand tegen.
     Aan de achterzijde van het kasteel is een overdekte veranda, gestut door pilaren die bijkans op instorten staan, met uitzicht op het park met linden, eiken, berken en sparren. Het is doodstil. Ik loop met mijn camera door het hoge natte gras van het park. Mijn reisgenoten roken beleefd een sigaret. De jeep, met een chauffeur die na aankomst in Riga nog terug naar Balvi moet, wacht…

 Jan Paul Hinrichs

| Eerder verschenen in Het Oog in ’t Zeil 8 (1991), No. 2, pp. 25-27.   Met wijzigingen herdrukt in: Jan Paul Hinrichs, Brief uit Vidin (Nijmegen: Flanor, 2015), pp. 99-104.    

zondag 29 april 2012

Nederlands proza in Bulgaarse vertaling (Recensie)

PROZAÏSCH ALS DE HOLLANDERS ZELF

De hoofdstad van Bulgarije doet me altijd denken aan Den Haag: ministeries in een rustig, saai centrum, dat kampt met de afwezigheid van een rivier zoals die door echte hoofdsteden stroomt. De afgelopen jaren is de binnenstad, ondanks het vertrek van Georgi Dimitrov uit zijn mausoleum en de komst van ING Barings en KFC op strategische punten, niet wezenlijk veranderd: daarvoor zijn de kantoorkolossen, de parken en de Aleksandar Nevski-kathedraal te dominerend. Verdwenen zijn wel de meeste boekwinkels: in de communistische tijd was Sofia dé plaats om Russische boeken te kopen die in de Sovjet-Unie zelf in één dag uitverkocht raakten. Boekenstalletjes zijn ervoor in de plaats gekomen. Gebleven is het literaire tijdschrift Plamǎk (De vlam), dat met de oude rode letters op het omslag nog iets van het ideologische verleden bewaart.
     Plamǎk nr. 9/10 van de jaargang 2001 is een themanummer, gewijd aan ‘Hedendaagse Nederlandse bellettristen’. Blijkens een inlegvel is de uitgave mede bekostigd door de Nederlandse ambassade. ‘Hedendaags’ is ruim opgevat, want Louis Couperus is vertegenwoordigd met de verhalen ‘Het verbeelde leven’ en ‘Imperia’. Verder is vooral proza opgenomen van de oude garde: Jan Wolkers, Harry Mulisch, Remco Campert, Marga Minco, Cees Nooteboom. Dan volgen debutanten van meer recentere tijd: J.M.. Biesheuvel, Maarten ’t Hart, Charlotte Mutsaers, Yvonne Kroonenberg, A.F.Th. van der Heijden, Vonne van der Meer, Leon de Winter en Anton van der Lem (als historicus). Alleen Arnon Grunberg vertegenwoordigt de jongere generatie. De foto’s in het nogal grof opgemaakte blad tonen een verre van multicultureel Amsterdam uit de vroege jaren zestig.
     Bagrelija Borisova, docente Nederlands aan de universiteit van Veliko Tarnovo (panoramisch de spectaculairste stad van Europa), levert een reisverslag met indrukken van Den Haag, Leiden, Delft en Maastricht, dat letterlijk is overgenomen uit haar boek Cholandija i Belgija: kakvito gi vidjach (Nederland en België: zoals ik ze zag, Veliko Tarnovo, 1995). Een overdosis aan encyclopedische feiten maakt dit stuk een beetje statisch, maar een bezoek aan het echtpaar Biesheuvel in Leiden is met liefde beschreven.
     Borisova tekent in Plamǎk ook voor een interview met Harry Mulisch, die ze beschouwt als ‘de beroemdste Nederlandse schrijver van de twintigste eeuw’. De Bulgaarse karakteriseert de schrijver als iemand die nog altijd ‘respect oogst met zijn uiterlijk – lang, slank van figuur, met vol, zilver haar en uitzonderlijke levendige en vorsende ogen’. Mulisch zit daarbij ‘gemakkelijk in een brede stoel en denkt ogenschijnlijk met genoegen terug aan de lange weg van zijn succesvolle carrière’. Hij verklaart zich niet verbonden te voelen met de Nederlandse traditie en noemt zich ‘Gastarbeiter van de tweede generatie’: ‘Ik ben hier opgegroeid en Nederlands is mijn taal, maar mijn mentaliteit is niet Nederlands. Ik voel me eerder verbonden met de Duitse culturele erfenis en filosofie.’Op de vraag: ‘In het buitenland (Duitsland, VS) wordt u vergeleken met Goethe, Homerus en Dante […]. Met wie zou u zichzelf vergelijken?’ antwoordt Mulisch: ‘Met Goethe […]. Goethe heeft in verschillende genres geschreven, hield zich bezig met filosofie, geschiedenis, esthetica, natuurwetenschappen. Ik heb me ook aan heel wat genres gewaagd. In dat opzicht is zonder twijfel ook mijn afkomst van betekenis. Ik zou me echter moeilijk met Kafka kunnen verglijken, hoewel hij een groot schrijver is.. Hij heeft veel bereikt, maar is meer beperkt in zijn genres.’
     Vertaalster Aneta Dantsjeva-Manolova levert de aanstekelijke bijdrage ‘Het Hollandse proza – prozaïsch als de Hollanders zelf’, waarin ze tot de slotsom komt dat onze literatuur zich kenmerkt door ‘gebrek aan verbeelding en frivoliteit’. Ze merkt op dat Nederland zo’n vijftien goede schrijvers heeft, maar dat het moeilijk te zeggen is wie de grootste is. Dat komt volgens haar vanwege het ‘traditioneel democratische, niet-gecentraliseerde’ karakter van ons milieu én door wat zij ‘de specifiek Nederlandse “superspecialisatie”’ noemt: ‘Niets heeft daar de pretentie van universaliteit en niets leent zich daarom voor vergelijking.’ De literaire wereld portretteert ze als een nogal commercieel, verzuild gebeuren, waarin alles een ‘bepaalde trend volgt en in een eigen hoekje verkocht wordt’. Op een literair forum in De Balie te Amsterdam verbaast zij zich over de passiviteit van het publiek, dat er bijzit of het ‘met behulp van een afstandsbediening’ naar de televisie kijkt. Nogal ironisch schrijft Dantsejva-Manolova over het effectbejag van de ‘scandaleuze, jonge’ Grunberg – en over het gemak waarmee hij daarmee succes boekt aan de grachtengordel. Haar conclusie is dat een schrijver in Nederland weinig kans heeft op succes als hij zichzelf niet tot een attractie maakt. Ze blijkt verder geen onbekende in het Amsterdamse café Welling, met zijn ‘opzettelijk in stand gehouden retro-image’ en ‘literair geroddel’, waar men in het weekend stuit op een ‘rokend, stevig bier drinkend, gesticulerend, fel discussiërend’ publiek.
     Het inleidende stukje van Dantsjeva-Manolova bij de verhalen van Couperus is niet nieuw. Het is, samen met de verhalen zelf, overgenomen uit haar Couperus-bundel Malki zagadki (Kleine raadsels), die begin 2001 in Sofia verscheen. Ook die uitgave is mogelijk gemaakt door Nederlandse subsidie. Die kanttekening mag wel gemaakt worden: zonder onze geldelijke inbreng was de stortvloed aan vertalingen uit het Nederlands die momenteel het voormalige Oostblok beleeft, ondenkbaar. Vaak zegt het verschijnen van een vertaling meer over Nederlandse subsidiepolitiek dan over spontane receptie. Maar Danstjeva-Manolova legt voor Couperus (‘een ware schatkamer van ideeën, beelden en taal’) een onvervalst enthousiasme aan de dag, dat wellicht kan leiden tot meer.

Jan Paul Hinrichs

| Eerder verschenen in De Parelduiker 7 (2001), No. 1, pp. 70-72.


zaterdag 28 april 2012

Atanas Daltsjev: Gedicht (Vertaling)

ATANAS DALTSJEV

DE KOEKOEK

Ik begrijp de mensen niet die
naar waarzeggers en helderzienden gaan
en met bonen en horoscopen
willen ontdekken wat hun
in de toekomst wacht. Wat voor troost
en zin zit er in het beleven
van wat al bekend is? Het geheimzinnige boek
van het leven moeten we
bladzijde voor bladzijde lezen, vol hoop,
zonder vooruit te kijken. En wie,
gegrepen door slechte nieuwsgierigheid
of duivelse driestheid,
het gordijn der dagen wil optillen,
vindt het leven niet, maar de dood.

Als kind in Thessaloniki liep ik in de lente
met mijn grootmoeder langs de Turkse kazernes.
Achter de gele hoge muren
hoopten zich ordeloos en opgewonden,
als ging het waaien, de donkere en groene wolken
van de bomen samen. En ik herinner me,
daar klonk altijd het roepen
van een koekoek. En omdat ik wist
dat koekoeken voorspellen hoeveel
jaar je zal leven, rende ik weg,
bedekte met beide handen mijn oren,
om niet te horen wat deze bovenmenselijke stem
voorspelde, onzichtbaar en angstaanjagend,
vanuit de dichte duisternis van het loof.

1963

Uit het Bulgaars vertaald door Jan Paul Hinrichs


| Eerder verschenen in: Atanas Daltsjev, Ontvolkte plaatsen,uit het Bulgaars vertaald door Jan Paul Hinrichs (Oegstgeest: Stichting De Lantaarn, 2006), p. 6 (Kelderkast; 4).

C.H. van Schooneveld en Mouton & Co.

VAN SCHOONEVELD TERUG IN LEIDEN

Toen ik in 1975 in Leiden Slavische talen ging studeren, stuitte ik in de Slavische studiezaal, die toen nog op een fraai betimmerd zoldervertrek in de ‘oude UB’ aan het Rapenburg was gevestigd, al gauw op boeken van de Haagse uitgeverij Mouton & Co. die verschenen waren onder redactie van C.H. van Schooneveld. Een enkele keer stond cursief ‘Leiden University’ onder zijn naam, dan weer ‘Stanford University’, maar nog wel het vaakst ‘Indiana University’. Aangezien de boeken in de Mouton-reeksen Slavistic printings and reprintings en Janua linguarum  tot de meest gebruikte vakliteratuur uit die dagen behoorden, kwam ik de naam Van Schooneveld gedurende mijn studie nog vaak tegen. Enige voorstelling van de redacteur had ik niet: ik had hem nooit gezien en nooit iets van hem gelezen. Verhalen over zijn Leidse jaren deden onder studenten niet de ronde. Hij maakte de indruk tamelijk oud te zijn, gezien de carrière die hem reeds naar drie universiteiten had gebracht. Toen Karel van het Reve in zijn afscheidscollege in 1983 gewag maakte van een collega proximus die zijn secretaresse etiketten op wijnflessen liet plakken, zal menigeen niet begrepen hebben dat hij het over Van Schooneveld had.
     Mijn kennismaking met Van Schooneveld kwam pas veel later tot stand. Dit gebeurde via Petra Couvée, die in 1998 en 1999 in De Parelduiker artikelen publiceerde over de rol van drukkerij Mouton bij de eerste Russische publicatie van Pasternaks roman Dokter Zjivago (1958). Voor haar onderzoek had ze Van Schooneveld bezocht in Vozérier-Amancy, een dorp in de Franse Savoie, vlak onder Genève, waar hij in 1970 een oude boerderij als zomerhuis had gekocht die na zijn emeritaat in 1986 zijn permanente woning werd. Bij een bezoek aan Leiden in de herfst van 1997 kwam Van Schooneveld met Petra mee naar de UB. Daar stond een man met een zeer zwaar postuur, die ondanks regen en kou op sandalen zonder sokken rondliep. Gedrieën bezochten we in de magazijnen de imposante boekerij van zijn leermeester Nicolaas van Wijk, die hij zelf nog na diens dood in 1941 had gecatalogiseerd. Een etentje volgde bij een lokale Griek, waarbij Van Schooneveld zich liet ontvallen dat hij niet ongenegen was zijn Mouton-archief aan de Leidse UB te schenken. Toen hij dat enige weken later telefonisch nog eens herhaalde, nodigde hij me tevens uit om eens op zijn boerderij te komen praten.
     In het voorjaar van 1998 maakte ik een dienstreis naar Savoie. Ik kwam gebruind terug, met de toezegging van de schenking op zak. Aanvankelijk wilde Van Schooneveld alleen zijn ‘Franse’ archief schenken, dat duplicaten bevatte van de originelen die zich in zijn verhuurde huis in Bloomington (Indiana, USA) bevonden. Uiteindelijk zegde hij toe ook de originelen te schenken. Twee keer keerde ik terug naar Vozérier-Amancy om de zaak af te handelen en één keer reisde ik naar Bloomington om vandaar het vervoer naar Leiden te regelen. Voor die gelegenheid was ook Van Schooneveld naar Amerika overgevlogen. Het resultaat staat sinds 1998 in de kluis van de UB: zo’n dertig meter archief dat de redactiedossiers bevat van de honderden boeken die in Van Schoonevelds Mouton-reeksen verschenen, aangevuld met zijn beroepsmatige correspondentie en dossiers over allerlei verwante onderwerpen. Men kan het allemaal nalezen in de catalogus van deze collectie die in 2001 verscheen.
     Van Schooneveld bleek niet zo oud te zijn als ik als student had gedacht. Hij was op z’n eenendertigste in Leiden hoogleraar geworden en zeven jaar later, in 1959, naar Amerika vertrokken, naar hij zei vanwege een belastingconflict over het vermogen van zijn toenmalige Amerikaanse echtgenote. Hij is de auteur van boeken en artikelen over Russische taalkunde en algemene taalwetenschap. Het bekendst is hij door het redacteurschap bij Mouton dat hij zelf ‘een groot en meeslepend avontuur’ heeft genoemd. In deze hoedanigheid hebben generaties slavisten en linguïsten als lezers en auteurs met hem te maken gehad. Het boek Syntactic structures (1957) van Noam Chomsky, de omstreden bestseller van de twintigste-eeuwse taalkunde, verscheen in Van Schoonevelds reeks Janua linguarum. Van Schooneveld schertste dat zijn Franse huis deels was betaald uit de royalties die als redacteur voor de Chomsky-verkopen kreeg. Zijn Mouton-werk was zo omvangrijk – de ontvangst  van twintig brieven per dag was geen uitzondering – dat hij secretaresses nodig had om zijn brieven te tikken en papieren te ordenen. Mede dankzij deze secretaresses heeft Leiden uiteindelijk zo’n voortreffelijk geordend archief ontvangen, waarin men het ontstaan van honderden boeken tot in de kleinste details kan nagaan.
     Nadat Mouton in 1977 was verkocht aan de Berlijnse uitgeverij Walter de Gruyter viel al gauw het doek voor de redacteur Van Schooneveld. De bedrijvigheid die Mouton met zich mee had gebracht – inclusief het ratelen van de telexmachines die de uitgeverij zowel in Bloomington als in Vozérier-Amancy in zijn huis had geïnstalleerd – leek Van Schooneveld ook op hoge leeftijd nog te missen. In Bloomington had hij al eens geprobeerd een eigen uitgeverij te beginnen, Physsardt Publishers, maar die was evenmin een lang leven beschoren geweest als de distributie- en vertaalactiviteiten die hij daar had ontplooid onder de bedrijfsnamen Bloomington Distribution Group en Bloomington Translation Group. Op zijn Franse boerderij droomde hij ervan in Rusland een uitgeverij te beginnen. Daadwerkelijk verschenen in 2000 en 2001 nog twee delen van een nieuwe reeks Slavistic printings and reprintings bij de door Van Schooneveld gestarte uitgeverij Bouy Tour Publishers, die formeel op een postbusadres in Genève gevestigd was, maar waarvan de boeken in Rusland werden gedrukt en verhandeld.
     Ik heb nooit iets gehoord over Van Schoonevelds optreden als docent. Wel heb ik gemerkt dat hij met oud-studenten, ook uit zijn Leidse tijd, vriendschappelijke betrekkingen bleef onderhouden. In de privé-sfeer waarin ik hem meemaakte – steevast rondlopend in pyjama en kamerjas – liet hij zich kennen als een uitermate levendige en gastvrije persoon die zich meteen liet tutoyeren: Kees. Wijn (Givry) en sterke drank schonk hij in royale mate.
     Eenmaal aan het woord hield Van Schooneveld moeilijk op met praten. Zijn scherpe geheugen stond borg voor een onuitputtelijke hoeveelheid verhalen. Als hij naast iemand in het ziekenhuis had gelegen, kon hij jaren later ook diens verhalen nog gedetailleerd navertellen: ‘Hij was de zoon van een aardappelboer uit Purmerend die…’ In Frankrijk begon hij minstens twee keer per dag over Roman Jakobson (1898-1982), de befaamde Russische taalkundige onder wie hij na de oorlog aan de New-Yorkse Columbia University had gestudeerd en bij wie hij was gepromoveerd. Later maakte hij Jakobson tot belangrijkste auteur van Mouton. Niet zo lang geleden stuurde hij me nog een kopie van een brief waarin iemand schreef dat Jakobson op college iets positiefs over hem, Van Schooneveld, gezegd had. Daar was hij heel blij mee. De grote collectie Jakobsoniana die middels Van Schooneveld in de Leidse UB terechtkwam, is op zichzelf een proefschrift waard. Men kan daaraan de enorme invloed aflezen die Jakobson kreeg op uitgeverij Mouton, die in de jaren vijftig en zestig de onbetwiste westerse marktleider op het gebeid van slavistiek en taalkunde was.
     Van Schooneveld voelde zich als wetenschapper miskend. Een groot theoretisch werk over lexicologie en semantiek had een wetenschappelijke doorbraak voor hem moeten opleveren. Hij had het er steeds over, maar hij heeft het nooit afgemaakt. Hoe dan ook: Van Schooneveld was een groot verzamelaar. Zijn perfecte Mouton-archief zegt daar eigenlijk alles van. ‘Ik kan niets weggooien,’ zei hij op 2 februari 2001 in een korte toespraak bij de opening van de tentoonstelling ‘Mouton & Co. revisited’ in de Leidse UB. Ik trof in zijn kelder in Bloomington naast een gigantische bibliotheek (zo’n vijftig stalen kasten) een hele winkel aan van plastic dozen waarin hij zijn leven lang uitgeversfolders had bewaard.
     Van Schooneveld was al jaren slecht ter been. In 1997 viel hij na afloop van zijn bezoek aan de UB in Leiden plat op straat neer: het deed hem ogenschijnlijk niets. Andere kwalen kwamen daarbij. Maar hij bleef actief en broedde op allerlei plannen, zoals de aankoop van een huisje op de Krim. Zijn Russisch was goed, en op zijn oude dag beter dan ooit: aangezien zijn vrouw Dorothy in Genève werkte en hij niet graag de hele dag alleen zat, nodigde hij de laatste jaren steeds Russinnen uit om enkele maanden als conversatiedame bij hem door te brengen. Het e-mailverkeer, verzorgd door zijn vrouw, verbond hem ondertussen met velen in Amerika en Europa. Hij was een gretig afnemer van elektronische nieuwsbulletins, zoals dat van de Wereldomroep. Dorothy printte die voor hem: zelf kon hij niet met een computer overweg. Ik betwijfel ook of hij ooit zelf een brief heeft getikt. Hij was al jaren Amerikaans staatsburger – zijn drie kinderen spreken vermoedelijk geen Nederlands -, maar hij bleef een ouderwetse Hollander met grote behoefte aan gezelligheid en kloek taalgebruik, voor wie men het beste oude boerenkaas en haring als geschenk kon meebrengen.
     Op 18 maart 2003 is Kees van Schooneveld onverwachts op tweeëntachtigjarige leeftijd in Vozérier-Amancy gestorven. Zes dagen later is hij aldaar begraven. Een rouwadvertentie in Nederland verscheen veel later, in NRC Handelsblad van 3 mei 2003. In de pers werd zijn dood, voor zover ik weet, verder niet gemeld. Middels zijn archief was Van Schooneveld na een leven van omzwervingen al op eigen wijze thuisgekomen: de Slavische studiezaal in de ‘nieuwe UB’ op de Witte Singel, waar dit archief in een ondergrondse kluis wordt bewaard, bevindt zich volgens zijn mededelingen precies op de plaats waar voordien zijn ouderlijk huis stond.

*Zie verder: Jan Paul Hinrichs, The C.H. van Schooneveld Collection in Leiden University Library : editorial correspondence and documents relating to Mouton & Co., The Hague, and other papers in the fields of Slavistics and linguistics. With contributions by A.Th. Bouwman.Leiden: Leiden University Library, 2001 (Codices manuscripti; 31).

Jan Paul Hinrichs

| Eerder verschenen in De Parelduiker 8 (2003), No. 4, pp. 59-62. Met wijzigingen herdrukt onder de titel 'Kees van Schoneveld' in: Jan Paul Hinrichs, Brief uit Vidin (Nijmegen: Flanor, 2015), pp. 21-26.

Zie ook het bericht 'Noam Chomsky and Mouton & Co., The Hague' van 9 juli 2013.

             

vrijdag 27 april 2012

Willem Elsschot in Russische vertaling

BOURGEOIS LAARMANS ONTMASKERD

In het Elsschot-nummer van De Parelduiker (jrg. 6, 2001, nr. 4-5) beschreef ik de moeite die men moet doen, wil men in het bezit komen van uitverkochte Bulgaarse, Estische en Tsjechische vertalingen van werk van Willem Elsschot. In het stuk wees ik op het boek van mijn oud-docent dr. A.A. Fokker (1911-1990), Nederlands voor slavisten: een proeve van contrastieve grammatica(De Slavische Stichting te Leiden, 1988), waarin voorbeeldzinnen uit een Russische Elsschot-vertaling dienstdoen bij een vergelijking van de Nederlandse en Russische grammatica. In Karel van het Reves Siberisch dagboek (1966) treedt Fokker op als ‘Oom Fok’ die de auteur in 1961 in Moskou ontmoette en die toen beweerde dat het Russische ijs dat men op straat koopt naar petroleum smaakt. De Russische Elsschot-uitgave was ik tot op dat moment nooit ergens tegengekomen. Antiquarisch schijnt die nooit te worden aangeboden.
     In oktober 2004 kreeg ik een uitnodiging in de bus voor de verkoop van boeken uit het bezit van een in 2003 overleden slaviste, te houden in een woonhuis te Oegstgeest en georganiseerd door een andere oud-docent. Alle boeken die op tafel lagen, kostten één euro. Een exemplaar van de Russische Elsschot lag erbij. Het bleek het handexemplaar van A.A. Fokker te zijn, dat de laatste bezitster, die met Fokker bevriend was geweest, uit zijn nalatenschap had verworven. De aantekeningen met potlood die Fokker voor zijn studies had gemaakt, stonden er nog in. Zo kwam ook dit boek weer terecht bij de hoofdstedelijke Elsschot-verzamelaar die me voor elke gevonden vertaling met een gul diner pleegt te belonen.
     De Russische Elsschot is een ingebonden boek dat in 1972 verscheen in de reeks ‘Meesters van het hedendaagse proza’ van de Moskouse uitgeverij Progress. De lange boektitel dekt de inhoud: Villa roz: roman. Silki: roman. Syr: povestj. Tanker: povestj. Bloezjdajoesjtsji tsjelovek: povestj. Of te wel: Villa des roses: roman. Lijmen: roman. Kaas: vertelling. Het tankschip: vertelling. Het dwaallicht: vertelling. Aangezien Het been als deel twee van Lijmen is opgenomen, hebben we hier te maken met een beknopt Verzameld werk. Informatie over de oplage, die in Russische boeken gewoonlijk is vermeld, ontbreekt. Vermoedelijk komt dat omdat het een vertaling uit een taal van een kapitalistisch land betreft: hoewel de Sovjet-Unie de Berner Conventie op dat momnet niet getekend had, wilde men blijkbaar ook niet al te zeer te koop lopen met de precieze hoeveelheid boeken waarmee men auteursrechten ontdook. In het boek ontbreekt ook de informatie dat de vertaling van Het dwaallicht eerder verscheen in het toonaangevende tijdschrift Novy mir (1972, nr. 5). Hiermee bereikte Elsschot in één keer een oplage van 157.000 exemplaren: zo’n oplage zal hij wel nooit in wat voor taal dan ook hebben gehaald. De vertaling van Het tankschip verscheen eerder in de bundel Rasskazy beljgijskich pisatelj (Verhalen van Belgische schrijvers, Moskou, Progress, 1968). Dit gegeven ontleen ik aan de Bibliografie van de Nederlandse literatuur in Russische vertaling van Werner Scheltjens (Sint-Petersburg, Aletejja, 2003), een naslagwerk waarin men kan nagaan dat Multatuli in Rusland onze meest vertaalde auteur is.
     De Russische Elsschot uit 1972 is samengesteld en uitvoerig ingeleid door I.D. Skjoenajeva, die het verschijnen van het boek zelf niet meer heeft meegemaakt. Een redactionele voetnoot meldt dat in de tekst van het voorwoord enige veranderingen zijn aangebracht die niet meer met haar konden worden besproken. Misschien gaat het wel om de twee plichtmatige verwijzingen naar Lenins verzameld werk die men aantreft, of naar de slotzin waarin gesteld wordt dat in Elsschots proza ‘het zakelijke en politieke leven van de bourgeois met al zijn enorme banaliteit en cynisme wordt ontmaskerd’. Kennelijk wil het voorwoord de censuur ook ter wille zijn door bijzondere aandacht te geven aan de politiek meest incorrecte opmerking van het boek, de slotzinnen van Het tankschip: ‘Op de oorlog, Frans, want oorlog is een zegening. En het kapitalisme heeft toch zijn goede kant, is ’t waar of niet?’ Zo’n uitspraak, zo lezen we, hoort bij Elsschots uitbeelding van een zakenwereld waar de logica nu eenmaal absurd is en het absurde logisch heet.
     Aan de vertaling kwamen vier vertaalsters en één vertaler te pas. Een bijzonderheid van het boek zijn de zeven houtsneden van de kunstenares T. Tolstaja, die wel tot de top gerekend mogen worden van de illustraties die ooit bij Elsschots werk zijn gemaakt. Over de kunstenares – die niet dezelfde kan zijn als de gelijknamige romanschrijfster – heb ik verder niets kunnen achterhalen. Maar Tolstaja moet de vertaling nauwgezet hebben bestudeerd, anders had zij de donkere, cynische middenstandssfeer van Elsschots proza niet zo subtiel kunnen uitbeelden.
     Ten slotte nog een opmerking over de boekenmarkt in het oude Oostblok. Men pleegt die vooral te associëren met censuur die over alles waakte en met sombere, lelijke uitgaven. Toch werden in de oude tijd ook heel wat bijzondere boeken uitgegeven. Oostblok-redacties werden vaak bevolkt door erudiete redacteuren die een onleesbaar politiek boekje bedachten om ook een écht interessante uitgave te kunnen doordrukken. Vooral uit de DDR en Tsjecho-Slowakije ken ik verrassende vertalingen die alleen dankzij het gebrek aan marktwerking konden verschijnen. In de Sovjet-Unie ging alles wat moeizamer, maar ook daar gebeurden soms mooie dingen, zoals de uitgave van deze Elsschot: nog altijd de meest uitgebreide Elsschot-vertaling die ooit verscheen. Het was juist deze enigszins belegen uitgave op grond waarvan de Petersburgse docente neerlandistiek Irina Michajlova enkele jaren geleden in Neerlandica extra muros schreef dat Elsschot de meest geliefde Nederlandstalige auteur onder haar studenten is.

Jan Paul Hinrichs

| Eerder verschenen in De Parelduiker 9 (2005), No. 5, pp. 69-71.

[Zie het bericht van 22 april 2012 voor Willem Elsschot in Tsjechische, Estische en Bulgaarse vertaling]

donderdag 26 april 2012

Cahiers van De Lantaarn 1978-1997: een bibliografie

CAHIERS VAN DE LANTAARN 1978-1997: EEN BIBLIOGRAFIE

In 1986 verscheen bij Uitgeverij De Lantaarn in Leiden het boekje Cahiers van De Lantaarn 1978-1985: een beknopte bibliografie. Hierin zijn Cahiers van De Lantaarn nrs. 1-40 beschreven. Met inbegrip van de talrijke herdrukken van afzonderlijke cahiers bevat deze uitgave gegevens over de 62 tot dan toe door De Lantaarn uitgegeven boekjes. In deze nieuwe bibliografie zijn deze gegevens opnieuw opgenomen. Tevens vindt men hier de gegevens over de sindsdien verschenen uitgaven in de reeks.
De nrs. 41-52 (1986-1988) zijn wederom uitgaven van De Lantaarn. De nrs. 53-58 (1988-1990) verschenen onder de imprint De Lantaarn & De Slavische Stichting te Leiden (dit geldt ook voor de tweede druk van nr. 50 die in 1989 verscheen).
De nrs. 41 t/m 58 verschenen onder de reekstitel De Lantaarn. De nrs. 53 t/m 58, alsmede de genoemde herdruk van nr. 50 verschenen tevens in een onderreeks getiteld De kleine Slavische bibliotheek (nrs. 1-7). De oude naam Cahiers van De Lantaarn is hersteld met ingang van nr. 59 (1993).
De nrs. 59 t/m 63 (1993-1996) zijn uitgaven van Uitgeverij Plantage te Leiden. Twee herdrukken van nr. 17 (1996) en nr. 64 (1997) zijn uitgegeven door De Lantaarn.
         De reeks kende de volgende redacties: Jan Paul Hinrichs, Pim van Sambeek en Peter Wezel (1978-1980; nrs. 1-6); Jan Paul Hinrichs en Pim van Sambeek (1980-1985; nrs. 7-38); Jan Paul Hinrichs (1980-1996; nrs. 39-63); Petra Couvée, Jan Paul Hinrichs, Theo van Lint en Pim van Sambeek (1996; herdrukken nr. 17); J. van der Kade (1997; nr. 64).
              De reeks had van 1978 tot 1997 achtereenvolgens deze  redactieadressen in Leiden: Valdezstraat 1a, Burgsteeg 2a, Morsstraat 14, Burggravenlaan 100, Roodenburgerstraat 27 en nogmaals Burggravenlaan 100.

1

A. Jan Paul Hinrichs / De late bezoeker : verhaal. - Leiden : De Lantaarn, 1978. - 23 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 1.
- Opl. 147 ex.

B. Jan Paul Hinrichs / De late bezoeker : een ernstig verhaal. – 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1979. - 35 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 1.
- Opl. ca. 300 ex.

2

Verre prospekten. Reiservaringen van Leidse slavisten in de Sovjet Unie anno 1978 / uitg. door Jan Paul Hinrichs, Pim van Sambeek, Peter Wezel. - Leiden : De Lantaarn, 1978. - 67 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 2.
- Opl. 234 ex.

3

De meisjes van Zanzibar en andere Russische gedichten uit de twintigste eeuw / samengest. door Karel van het Reve. - Leiden : De Lantaarn, 1979. - 38 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 3.
- Opl. 150 ex., genummerd I-X (niet in de handel) en 11-150.

4

De Lantaarn Almanak / samengest. door Jan Paul Hinrichs, Pim van Sambeek en Peter Wezel. – Leiden: De Lantaarn, 1979. – 46 p. - Cahiers van De Lantaarn; nr. 4.
- Opl. ca. 200 ex.

5

A. Eelco Hesse / De vissenkoning : verhalen. - Leiden : De Lantaarn, 1980. - 35 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 5.
- Opl. ca. 200 ex.

B. Eelco Hesse / De vissenkoning : verhalen. - 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1981. - 35 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 5.
- Opl. ca. 250 ex.

6


A. W.M.M. van Sambeek / Kraków, of Het vuil onder de nagels : Poolse ervaringen 1979-1980. - Leiden : De Lantaarn, 1980. - 59 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 6.
- Opl. 184 ex.

B. W.M.M. van Sambeek / Kraków, of Het vuil onder de nagels : Poolse ervaringen 1979-1980. - 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1982. - 47 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 6.
 - Opl. ca. 200 ex.

C. W.M.M. van Sambeek / Kraków, of Het vuil onder de nagels : Poolse ervaringen 1979-1980. - 3e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1982. - 47 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 6.
 - Opl. ca. 200 ex.

7

A. João Cabral de Melo Neto / Gedichten; keuze, vert. [uit het Portugees] en naw. van August Willemsen. - Leiden : De Lantaarn, 1981. - 31 p.  - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 7.
- Opl. 300 ex.

B. João Cabral de Melo Neto / Gedichten; keuze, vert. [uit het Portugees] en naw. van August Willemsen. –  2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 7.
- Opl. 150 [=160] ex.

C. João Cabral de Melo Neto / Gedichten; keuze, vert. [uit het Portugees] en naw. van August Willemsen. - 3e  dr. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 7.
- Opl. 162 ex.

8

A. Elisaveta Bagrjana / Gedichten; vert. uit het Bulgaars en van een nawoord voorz. door Jan Paul Hinrichs. - Leiden : De Lantaarn, 1981. - 31 p.  - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 8.
-  Opl. ca. 300 ex.

B. Elisaveta Bagrjana / Gedichten; vert. uit het Bulgaars en van een nawoord voorz. door Jan Paul Hinrichs. – 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 8.
 Opl. 100 [=110] ex.


9

A. Wen I-To / Dood water en andere gedichten; uit het Chinees vert. door Lloyd Haft en T.I. Ong-Oey. – Leiden : De Lantaarn, 1981. - 27 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 9.
- Opl. ca. 200 ex.

B. Wen I-To / Dood water en andere gedichten; uit het Chinees vert. door Lloyd Haft en T.I. Ong-Oey. - 2e dr. – Leiden : De Lantaarn, 1982. - 27 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 9.
- Opl. 129 ex.

10

A. Jaroslaw Iwaszkiewicz  / Twee verhalen; uit het Pools vert. door W.M.M. van Sambeek. - Leiden : De Lantaarn, 1981. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 10.
- Opl. 213 ex.

B. Jaroslaw Iwaszkiewicz  / Twee verhalen; uit het Pools vert. door W.M.M. van Sambeek. - 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1981. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 10.
- Opl. 189 ex.

11

A. Vladislav Xodasevič / Gedichten; uit het Russisch vert. door Jan Paul Hinrichs. - Leiden : Lantaarn, 1982. - 35 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 11.
- Opl. ca. 150 ex.

B. Vladislav Chodasevitsj / Gedichten; uit het Russisch vert. door Jan Paul Hinrichs. - 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1982. - 35 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 11
- Opl. ca. 200 ex.

C. Vladislav Chodasevitsj  / Gedichten; uit het Russisch vert. door Jan Paul Hinrichs. - 3e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1982. - 35 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 11.
- Opl. ca. 150 ex.

D. Vladislav Chodasevitsj / Gedichten; uit het Russisch vert. door Jan Paul Hinrichs. - 4e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 11
- Opl. 109 ex.

12

Verre prospekten 2. Leidse sinologen in de Chinese Volksrepubliek anno 1981 / [door Jeroen Wiedenhof, Loeky Rugebregt en Woei Lien Chong]. - Leiden : De Lantaarn, 1982. - 66 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 12.
- Opl. 100 ex.

13

Giannis Ritsos / Romiosini : poëma; uit het Nieuwgrieks vert. door Hilde de Bruyn. - Leiden : De Lantaarn, 1982. - 27 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 13.
- Opl. 142 ex

14

A. Manuel Bandeira / Gedichten; keuze, vert. [uit het Portugees] en naw. van August Willemsen. - Leiden : De Lantaarn, 1982. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 14.
- Opl. 204 ex.

B. Manuel Bandeira / Gedichten; keuze, vert. [uit het Portugees] en naw. van August Willemsen. - 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 14.
- Opl. 158 ex.

C. Manuel Bandeira / Gedichten; keuze, vert. [uit het Portugees] en naw. van August Willemsen. – 3e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 14.
- Opl. 162 ex.

D. Manuel Bandeira / Gedichten; keuze, vert. [uit het Portugees] en naw. van August Willemsen. – 4e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 14.
- Opl. 165 ex.

15

Nikolaj Kuntsjev / Gedichten; uit het Bulgaars vert. en van een naw. voorz. door Raymond Detrez. - Leiden : De Lantaarn, 1982. - 23 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 15.
- Opl. 204 ex.

16

Heiman Dullaert / Gedichten; met een voorw. en levensbericht door David van Hoogstraten. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 16.
- Opl. 150 [=157] ex.

17

A. Wisława Szymborska / Gedichten : Poolse en Nederlandse tekst; keuze, vert. [uit het Pools] en naw. van Pim van Sambeek. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 55 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 17. .- Uitg. in samenw. met Pools-Nederlandse Kulturele Vereniging
- Opl. 185 ex

B. Wislawa Szymborska / Gedichten; vert. [uit het Pools] en naw. van Pim van Sambeek. - 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1996. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 17.
- Opl. 517 ex.

C. Wislawa Szymborska / Gedichten; vert. [uit het Pools] en naw. van Pim van Sambeek. - 3e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1996. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr 17.
- Opl. 535 ex.

18

Constantijn Huygens / Rad van onrust : gedichten; samenstelling Rob Nieuwenhuys. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 18.
- Opl. 221 ex.

19

Bai Xingjian / Het hoogste genot; vert. [uit het Chinees], ingel. en toegel. door W.L. Idema. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - IV, 25 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 19.
- Opl. 213 ex

20

Nikolaj Gogol / De Revisor; vert. [uit het Russisch] door Leidse slavisten onder leiding van Karel van het Reve aan hem aangeboden bij zijn afscheid als hoogleraar te Leiden op 27 mei 1983 . - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 76 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 20.
- Opl. 307 ex.

21

A. De Leidse Revisor : opstellen aangeboden aan Karel van het Reve bij zijn afscheid als hoogleraar te Leiden op 27 mei 1983 / [samengest. door Yolanda Bloemen en Jan Paul Hinrichs]. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 62 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 21.
- Opl. 300 [=302 ex.]

B. De Leidse Revisor : opstellen aangeboden aan Karel van het Reve bij zijn afscheid als hoogleraar te Leiden op 27 mei 1983 / [samengest. door Yolanda Bloemen en Jan Paul Hinrichs]. – Reprint [=Tweede druk] - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 62 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 21.
- Opl. 200 [=201] ex.

22

A. João Guimarães Rosa / Het uur en ogenblik van Augusto Matraga; vert. [uit het Portugees] August Willemsen. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 51 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 22.
- Opl. 214 ex.

B. João Guimarães Rosa / Het uur en ogenblik van Augusto Matraga; vert. [uit het Portugees] August Willemsen. -  2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 51 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 22.
- Opl. 264 ex.

23

Valerij Perelešin  / Gedichten; keuze, vert. [uit het Russisch] en naw. van Jan Paul Hinrichs. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 39 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 23.
- Opl. 214 ex.

24

A. Anna Achmatova / Gedichten; uit het Russisch vert. en van een naw. voorzien door Frans-Joseph van Agt. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 43 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 24. –
- Opl. 302 ex.

B. Anna Achmatova / Gedichten; uit het Russisch vert. en van een naw. voorzien door Frans-Joseph van Agt. -  2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 43 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 24.
- Opl. 313 ex.

25

J.M.A. Biesheuvel / Reis door mijn kamer. - Leiden : Stichting De Lantaarn, 1983. - 39 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 25.
- Opl. 499 ex

26

A. Jaroslaw Iwaszkiewicz / De jongedames van Wilko; vert. [uit het Pools door] Pim van Sambeek ; uitg. in samenw. met PNKV, Nijmegen. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 59 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 26.
- Opl. 255 ex.

B. Jaroslaw Iwaszkiewicz / De jongedames van Wilko; vert. [uit het Pools door] Pim van Sambeek ; uitg. in samenw. met PNKV, Nijmegen. - 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 59 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 26.
- Opl. 259 ex.

27

Jubileumcahier : Cahiers van De Lantaarn 1978-1983. - Leiden : De Lantaarn, 1983. - 39 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 27.
- Opl. 164 ex

28

Nikolaj Gumilev / Gedichten; vert. [uit het Russisch] Erik Stolk & Peter Wilmer. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 28.
- Opl. 160 ex.

29

Nikolaj Kuntsjev / Ik verlaat me op de nevel : gedichten; uit het Bulgaars vert. door Raymond Detrez. // Nikolai Kantchev / Time as seen from above & other poems; transl. from the Bulgarian by Jascha Kessler and Alexander Shurbanov. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 46, 17 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 29.
- Opl. 308 ex.

30

A. Nikolaj Bestoezjev / Over Holland in 1815; vert. [uit het Russisch en van een nawoord voorz. door] J. van het Reve-Israël. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 62 p.- Cahiers van De Lantaarn ; nr. 30.
- Opl. 309 ex.

B. Nikolaj Bestoezjev / Over Holland in 1815; vert. [uit het Russisch en van een nawoord voorz. door] J. van het Reve-Israël. – 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 62 p.  - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 30.
- Opl. 320 ex.

31

Vladislav Chodasevitsj / Herinneringen uit Necropolis; uit het Russisch vert. door Yolanda Bloemen & Marja Wiebes. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 61 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 31.
- Opl. 317 ex.

32

Arsenij Tarkovskij / Gedichten; keuze, vert. uit het Russisch en naw. van Theo Maarten van Lint. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 62 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 32.
- Opl. 317 ex.

33

A. Anna Achmatova / Gedicht zonder held; uit het Russisch vert. door Frans-Joseph van Agt. - Leiden : De Lantaarn, 1984. - 59 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 33.
- Opl. 414 ex.

B. Anna Achmatova / Gedicht zonder held; uit het Russisch vert. door Frans-Joseph van Agt. – 2e  dr. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 59 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 33.
- Opl. 412 ex.

34

De vragen van Milinda : tweespraak tussen een Griekse koning en een boeddhistische monnik : een tweeduizend jaar oud Pāli geschrift / ingel., vert. [uit het Pāli] en toegel. door Tonny Scherft. - Leiden :  De Lantaarn, 1985. - 55 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 34.
- Opl. 324 ex.

35

De rosse buurt van Patna : de klucht ‘Ubhayābhisārikā’ van Vararuci / uit het Sanskrit vert. en ingel. door Herman Tieken. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 28 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 35.
- Opl. 321 ex.

36

Valerij Perelešin / Vanuit de verte : gedichten; keuze, vert. [uit het Russisch] en naw. van Jan Paul Hinrichs. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 59 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 36.
- Opl. 309 ex.

37

Wie zich pas heeft gebaad tikt het stof van zijn kap : gedichten in fu-vorm uit de tweede eeuw v. Chr.-vijfde eeuw n. Chr. / uit het Chinees vert. en toegel. door W.L. Idema. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 49 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 37.
- Opl. 316 ex.

38

Boris Pasternak / De gedichten van Jurij Živago; uit het Russisch vert. door Frans-Joseph van Agt. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 65 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 38.
- Opl. 612 ex.

39/1

Aart Hoekman / J. M. A. Biesheuvel, een bibliografie. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 55 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 39a.
- Opl. 1010 ex.

39/2

J.M.A. Biesheuvel / Eert uw vader en uw moeder; een keuze uit de ongebundelde verhalen door Aart Hoekman. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 43 p.. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 39b.
- Opl. 1009 ex.

40

Jan Paul Hinrichs / Aan eigen kust. - Leiden : De Lantaarn, 1985. - 16 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 40.
- Opl. 100 genummerde ex.

41

Cahiers van De Lantaarn 1978-1985 : een beknopte bibliografie. - Leiden : Stichting De Lantaarn, 1986. - 12 p. - De Lantaarn ; nr. 41.
- Opl. ca. 200 ex.

42

A. Valeri Perelesjin / Vanuit de verte; vert. [uit het Russisch] door Jan Paul Hinrichs. - [=2e dr.]. - Leiden : De Lantaarn, 1986. - 25 p. - De Lantaarn ; nr. 42.
- Opl. 250 ex.

B. Valeri Perelesjin / Vanuit de verte; vert. [uit het Russisch] door Jan Paul Hinrichs. - 3e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1986. - 25 p. - De Lantaarn ; nr. 42.
- Opl. 200 ex.

43

De oudste Keltische poëzie : een bloemlezing / [samengest.], ingel. en vert. [uit het Iers] door Peter Schrijver en [uit het Welsh door] Lauran Toorians. - Leiden : De Lantaarn, 1986. - 60 p. - De Lantaarn ; nr. 43.
- Opl. ca. 300 ex.

44

Vasili Rozanov / Solitaria; keuze, vert. [uit het Russisch] en naw. van Yolanda Bloemen. - Leiden : De Lantaarn, 1987. - 31 p. - De Lantaarn ; nr. 44.
- Opl. 481 ex.

45

Jan Paul Hinrichs / Langs grenswegen : over Bulgaarse poëzie van deze eeuw. - Leiden : De Lantaarn, 1987. - 92 p. - De Lantaarn ; nr. 45.
- Opl. 295 ex.

46

M.A. Wes / Poesjkin en de oudheid. - Leiden : De Lantaarn, 1987. - 31 p. - De Lantaarn ; nr. 46.
- Opl. 225 ex.

47

Dichters van het oude Ragusa : een bloemlezing / ingel. en vert. [uit het Kroatisch] door Raymond Detrez. - Leiden : De Lantaarn, 1987. - 31 p. - De Lantaarn ; nr. 47.
- Opl. 314 ex.

48

Kostas Montis / Momenten; keuze, vert. [uit het Nieuwgrieks] en naw. Hero Hokwerda. - Leiden : De Lantaarn, 1987. - 56 p. - De Lantaarn ; nr. 48.
- Opl. 421 ex.

49

A.P. Tsjechov / De meeuw; uit het Russisch vert. door Yolanda Bloemen & Marja Wiebes. - Leiden : De Lantaarn, 1988, cop. 1988. - 47 p. - De Lantaarn ; nr. 49.
- Opl. ca. 300 ex.

50

A. F.I. Tjoettsjev / Gedichten; uit het Russisch vert. door Frans-Joseph van Agt. - Leiden : De Lantaarn, 1988. - 31 p. - De Lantaarn ; 50.
- Opl. ca. 400 ex.

B. F.I. Tjoettsjev / Gedichten; uit het Russisch vert. door Frans-Joseph van Agt. –  2e dr. - Leiden : De Lantaarn & De Slavische Stichting te Leiden, 1988. - 31 p. - De Lantaarn ; nr. 50 / De kleine Slavische Bibliotheek ; 4).
- Opl. ca. 500 ex.

51

A. N.A. Teffi / Parijse verhalen; uit het Russisch vert. door Petra Couvée & Nony Verschoor. - Leiden : De Lantaarn, 1988. - 31 p. - De Lantaarn ; nr. 51.
- Opl. ca. 300 ex.

B. N.A. Teffi / Parijse verhalen; uit het Russisch vert. door Petra Couvée & Nony Verschoor. – 2e dr. - Leiden : De Lantaarn, 1988. - 31 p. - De Lantaarn ; nr. 51.
- Opl. ca. 300 ex.

52

Giacomo Leopardi / Frederik Ruysch en zijn mummies & andere dialogen; uit het Italiaans vert. door Tine Riegen & Anna Maria Domburg. - Leiden : De Lantaarn, 1988. - 23 p. - De Lantaarn ; nr. 52.
- Opl. ca. 400 ex.

53

Vjatsjeslav Koeprijanov / De voelhorens van de aarde; uit het Russisch vert. door Miriam Van hee. - Leiden : De Lantaarn & De Slavische Stichting te Leiden, 1988. - 31 p. - De Lantaarn ; nr. 53 / De kleine Slavische Bibliotheek ; nr. 1.
- Opl. ca. 400 ex.

54

Alexander Poesjkin / De stenen gast; uit het Russisch vert. door Leidse slavisten met Karel van het Reve. - Leiden : De Lantaarn & De Slavische Stichting te Leiden, 1989. - 47 p. - De Lantaarn ; nr. 54 / De kleine Slavische Bibliotheek ; nr. 2.
- Opl. ca. 500 ex.

55

Georgi Ivanov / Het uiteenvallen van het atoom; uit het Russisch vert. door Petra Couvée & Nony Verschoor. - Leiden : De Lantaarn & De Slavische Stichting te Leiden, 1989. - 31 p. - De Lantaarn ; nr. 55 / De kleine Slavische Bibliotheek; nr. 3).
- Opl. ca. 600 ex.

56

Van haast naamloze kusten : moderne Estische poëzie / samengest. en ingel. door Paul-Eerik Rummo ; uit het Estisch vert. door Mati Sirkel en Marianne Vogel. - Leiden : De Lantaarn & De Slavische Stichting te Leiden, 1989. - 47 p. - De Lantaarn ; nr. 56 / De kleine Slavische Bibliotheek ; nr. 5.
- Opl. ca. 500 ex.

57

Daniil Charms / Brieven aan Claudia; uit het Russisch vert. door Yolanda Bloemen. - Leiden : De Lantaarn & De Slavische Stichting te Leiden, 1989. - 18 p. - De Lantaarn ; nr. 57 / De kleine Slavische Bibliotheek ; nr. 6.
- Opl. ca. 500 ex.

58

Vladislav Chodasevitsj / De rit naar Porchov; uit het Russisch vert. door Corine Kruijsen. - Leiden Leiden : De Lantaarn & De Slavische Stichting te Leiden, 1990. - 20 p. - De Lantaarn ; nr. 58 / De kleine Slavische Bibliotheek ; nr. 7.
- Opl. 500 ex.

59

I.A. Krylov / Hondevriendschap en andere fabels; vert. uit het Russisch door Marja Wiebes en Margriet Berg. - Leiden : Plantage, 1993. - 64 p. - Cahiers van De Lantaarn; nr. 59.
- Opl. 915 ex.

60

Jaan Kaplinski / De bronmeester van Veskimõisa; keuze en vert. uit het Ests van Külli Prosa ; met een voorw. van de auteur. - Leiden : Plantage, 1993. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn; nr. 60.
- Opl. 505 ex.

61

Alexander Poesjkin / De nachtegaal en de roos; vert. uit het Russisch door Frans-Joseph van Agt. - Leiden : Plantage, 1995. - 45 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 61.
- Opl. 599 ex.

62

Tomaž Šalamun / Alleen in jou heb ik gegorgeld van geluk; uit het Sloveens vert. en van een naw. voorz. door Raymond Detrez. - Leiden : Plantage, 1995. - 31 p. - Cahiers van De Lantaarn ;nr. 62.
- Opl. 375 ex.

63

Europese nacht : gedichten van Ivan Boenin, Vladislav Chodasevitsj, Georgi Ivanov, Dovid Knut, Boris Poplavski en Anatoli Steiger / vert. [uit het Russisch] door Jan Paul Hinrichs. - 3e, geheel herz. dr. - Leiden : Plantage, 1996. - 46 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 63.
- Opl. ca. 500 ex.

64

J. van der Kade / Net geen 65 maar toch 91 : Cahiers van De Lantaarn 1978-1997: een bibliografie. - Leiden : De Lantaarn, 1997. - 15 p. - Cahiers van De Lantaarn ; nr. 64.
 - Opl. 150 ex., genummerde 1-150, waarvan 1 t/m 50 door de auteur gesigneerd.

| Bewerking van: J. van der Kade, Net geen 65 maar toch 91: Cahiers van De Lantaarn 1978-1997: een bibliografie (Leiden: De Lantaarn, 1997).