DANIIL CHARMS: IETS OVER ZIJN CARRIÈRE IN NEDERLAND
Het verzoek van de uitgever aan mij was om een ‘korte karakteristiek’ van Charms te schrijven, ‘inclusief zijn uitgeefgeschiedenis in Nederland’. Eigenlijk bracht dit idee me in verlegenheid, want in die sfeer heb ik al zo vaak iets geschreven dat ik het onbehaaglijke gevoel heb gekregen vooral nog mezelf over te schrijven als ik het over Charms heb. Moest ik Charms nu weer de ‘meester van de zwarte humor’ noemen, weer een uitdrukking als ‘aan stomme films en strips herinnerde snapshots’ gebruiken als ik het over zijn verhalen heb, weer uitleggen dat in die verhalen de ‘opeenvolging van oorzaak en gevolg wordt genegeerd’, of ‘het wonder’ memoreren dat zijn eigenlijke werk (dat tijdens zijn leven nooit gedrukt was) ondanks de blokkade van Leningrad en de Stalin-terreur bewaard is gebleven? Of het verhaal oprakelen dat Charms graag als een soort Sherlock Holmes gekleed ging? Ik heb mijn Charms-karakteristieken ook al zo vaak letterlijk en zonder bronvermelding door anderen overgeschreven gezien in programmaboekjes en op het Internet dat ik het liefst op dit punt afhaak. Ook ben ik - wat het tweede deel van het verzoek van de uitgever betreft - als vertaler en één keer als uitgever zo nauw betrokken geweest bij die Nederlandse uitgeefgeschiedenis van Charms dat ik ook niet als de meest objectieve kroniekschrijver kan gelden.
Maar gelukkig heb ik met het begin van Charms’ carrière in Nederland niets te maken. In 1978 publiceerde Charles B. Timmer - die ik één keer in een Amsterdams wijnlokaal de hand mocht schudden maar met wie ik verder nooit enig contact heb gehad - bij uitgeverij Van Oorschot een keuze uit Charms’ proza in de verzamelbundel Bam en ander proza. In dit boek is ook werk opgenomen van Charms’ vriend Aleksandr Vvedenski en van de veel jongere Vladimir Kazakov, die eigenlijk met Charms en Vvedenski niets te maken heeft. In 1978 – ik was toen derdejaars student Slavische talen – kende ik Charms niet, ook niet van naam. Ik herinnerde me ook niet dat het boekje van Timmer bekend was onder Leidse studenten in die tijd: Timmer deed ook zo veel verschillende dingen dat men hem niet echt volgde. Bovendien had hij zo vaak afgegeven op die ‘jongens van de universiteiten’ die helemaal niets wisten dat hij zichzelf bij menig student buitenspel had geplaatst. In 1986 verscheen een zeefdruk-editie van Charms’ verhaal ‘Rehabilitatie’ als derde deeltje van Huis clos, de bibliofiele reeks van Gerards & Schreurs. De ‘uitgevers te Maastricht’ hadden hierbij gekozen voor de bestaande vertaling van Timmer. Uitgever Joep Schreurs (1952-1999), die een fijne neus bezat voor eigenzinnige literatuur van hoge kwaliteit, had in zijn Berlijnse jaren het een en ander van Charms meegekegen. De Duitse vertalingen van Peter Urban waren ook veel eerder verschenen dan het eerste Nederlandse vertaalwerk van Timmer. Joep en zijn compagnon Piet Gerards waren zeer enthousiast over Charms en vroegen mij een nieuwe keuze uit diens proza te vertalen. Onder de titel Optisch bedrog en ander proza verscheen het boekje in 1988 in de reeks Fragmenten. Joseph Kerff maakte voor dit boekje de illustraties, net zoals hij al voor de aparte Huis clos-uitgave van ‘Rehabilitatie’ had gedaan waarvan ik een exemplaar als honorarium had bedongen.
Mijn vertalingen hadden nog een tweede en derde leven omdat ze werden opgenomen in de Charms-bundels Tsjak (Plantage, 1993; weer met tekeningen van Joseph Kerff) en Ik zat op het dak (Atlas, 1999, 2de druk 2001). Dit zijn verzamelbundels waarin ook verhalen, brieven, toneelwerken en gedichten zijn opgenomen in de vertaling van Yolanda Bloemen, Margriet Berg en Marja Wiebes. Ondertussen hadden zich ook andere uitgevers aan Charms gewaagd. Uitgeverij Pegasus publiceerde bundels in de vertaling van Jan Jasper Zijlstra: Alle mensen houden van geld (1990) en Brieven en dagboeken (1993). De kleine uitgave Verhaal met opdracht (1989) was daar nog aan voorafgegaan. In mijn ‘eigen’ Leidse De Lantaarn-reeks waren in 1989 al de Brieven aan Claudia verschenen in de vertaling van Yolanda Bloemen. Ten slotte stortte ook Arthur Langeveld zich op Charms: zijn vertaalwerk resulteerde in de bundels met kinderverhalen en kindergedichten Een, twee, hupsakee (Lannoo, 1996) en Nietes, welles (Querido, 1997). Gezien de betrekkelijk geringe omvang van Charms’ oeuvre is de verscheidenheid aan Nederlandse vertalingen enorm.
Ondertussen verschenen er ook veel recensies en gaven tal van bekende literatoren blijk van hun fascinatie voor Charms. Dat Charms ‘cult’ in Nederland werd, bleek ook uit de aandacht voor zijn werk in het bibliofiele circuit. Ook dat was al vroeg begonnen. Stichting De Roos, de nestor onder de bibliofiele uitgevers, had in 1985 het verhaal ‘Een oude vrouw’ in Timmers vertaling uitgegeven. Na de uitgave van Huis clos zagen we Charms nog verschijnen onder imprints als Hinderickx & Winderickx, Wederzijds Voordeel en Dekker van de Vegt. Maar de wereld van Charms in Nederland werd gaandeweg veel groter. Een simpele zoekactie op Google levert een onafzienbare hoeveelheid informatie op over toneelgroepen, poppentheaters, balletgezelschappen, jazzensembles, filmregisseurs, schilders, videomakers en andere artiesten die zich door Charms hebben laten inspireren.
Vorig jaar – 2005 – hadden we een Charms-jaar. Daniil Charms (1905-1942) was immers honderd jaar geleden geboren in Sint-Petersburg, de stad waar hij (afgezien van een korte verbanning in Koersk) zijn hele leven heeft doorgebracht. Het was opvallend dat de jubileumactiviteiten vrijwel geheel getrokken werden door fanatieke liefhebbers buiten het slavistencircuit. Zelf had ik er in ieder geval niets mee te maken. Een Charms-tentoonstelling die ik in de Leidse Universiteitsbibliotheek wilde houden, kon door externe oorzaken niet doorgaan. De ongeveer honderd Charms-uitgaven die ik de afgelopen jaren had verzameld, vooral op dienstreis in Sint-Petersburg, blijven in Leiden natuurlijk wel voor leners aan te vragen. Ook van een lezing op een festival in Brussel kwam niets: ik stond wel aangekondigd, maar de organisatie had me niet aangeschreven.
Al ruim achttien jaar leef ik zo op met Charms. Mijn eerste vertalingen maakte ik aan de hand van een onbetrouwbare uitgave in tikletter van Jal-Verlag in Würzburg. Het was de tijd dat het werk van Charms, zijn kinderboeken buiten beschouwing gelaten, nog niet in de Sovjet-Unie gepubliceerd mocht worden. Nu hebben we fraaie academische uitgaven uit Sint-Petersburg. En ondanks de veelheid aan Nederlandse Charms-uitgaven valt nog heel wat voor het eerst te vertalen: er is ruimte voor een dikke bundel met proza, dagboekaantekeningen en gedichten die de fans niet kennen.
Ten slotte nog een woord over het verhaal ‘Rehabilitatie’ dat, als ik het wel heb, nu voor de derde keer in het Nederlands verschijnt. In Optisch bedrog en ander proza ontbreekt het: niet omdat het al vertaald was door Timmer of bij dezelfde uitgever in de Huis clos-reeks was verschenen, maar omdat ik het verhaal, kennelijk in mijn rol van jonge vader, te onsmakelijk, te gruwelijk vond. Nu, achttien jaar later, vind ik ‘Rehabilitatie’ vooral een tragisch meesterwerk. Ik moet ook steeds gefixeerd naar de datering kijken. We lezen daar: 10 juni 1941. Charms schreef dit stuk minder dan twee weken voor de Duitse invasie van de Sovjet-Unie. Het was kort voor een ongehoorde uitbarsting van terreur: aan het front maar ook achter het front, waar ‘verdachte elementen’ en ‘vijanden van het volk’ massaal werden opgepakt en vermoord. In dit beeld past ook, op 23 augustus 1941, de arrestatie van de excentrieke bohémien Charms die, als door een wonder, tot dan toe achterwege was gebleven.
De weduwe van Charms, die tot voor kort in Venezuela in leven was (na een leven zo fantastisch dat Charms het zelf niet had kunnen bedenken; zie mijn artikel in De Parelduiker, 1999, nr. 5) maakte de arrestatie mee en reed op eigen verzoek mee naar het hoofdkwartier van de geheime dienst aan de Litejni Prospekt, algemeen bekend als het Grote Huis: ‘Ze parkeerden de auto niet vlak voor de ingang maar ietsje ervan af, zodat de mensen niet zagen dat ze hem meevoerden. We moesten nog een paar passen lopen. Ze hielden Danja heel stevig vast, maar tegelijkertijd deden ze alsof hij zelf zo liep. We kwamen in een soort wachtruimte. Twee mannen namen hem daar mee en ik bleef alleen achter. We konden elkaar alleen nog aankijken. Daarna heb ik hem nooit meer gezien.’ En het is of Charms in ‘Rehabilitatie’ – voor zover bekend het laatste proza dat hij schreef voor zijn arrestatie - tot ons spreekt namens de personen die hem van huis haalden en niet meer lieten terugkeren. Het is een lot dat Charms met talloze anderen in de Sovjet-Unie deelt, zonder dat ooit iemand achteraf zich voor al die moorden en verdwijningen heeft moeten verantwoorden. Het bericht van Charms’ dood kwam in februari 1942 naar buiten. Waar en hoe hij is gestorven, bleef onbekend.
Jan Paul Hinrichs
| Eerder verschenen in: Daniil Charms, Rehabilitatie, geïllustreerd door Joseph Kerff en vertaald door Jan Paul Hinrichs (Oude Tonge: Huis clos, 2006), pp. 17-20.